Homepagina > Nederland > MiniNieuwsbrieven Witte Zusters > Getuigen van Hoop.

Getuigen van Hoop.

maandag 29 april 2013, door Zr. Anne-Katrien

De Week van de Nederlandse Missionaris:
GETUIGEN VAN HOOP


Zoals ieder jaar namen wij met een tiental Mzola deel aan de jaarlijkse ontmoeting die ongeveer 300 aanwezigen telde.
Een groep jongeren met mooie drums, zang en allerlei inheemse instrumenten opende de dag en ieder van ons kwam meteen in de sfeer.

De eerste spreker was Agnes Jongerius, voormalig voorzitter van de FNV.
Zij spoorde ons aan om onze verhalen op te schrijven, dit om de missionaire traditie voort te zetten. “Het zijn de verhalen van de missionarissen en vooral de inspiratie die de brandstof zijn geweest voor mijn werk”, zei ze. “Het leidde mij er toe naar verschillende landen, zoals Afrika te gaan, om ter plekke te zien welke hulp te bieden, en hoe die te bieden.”

De twee voornaamste sprekers van de dag waren Broeder Jan Heuft (Missionaris van Afrika) en Pritha Belle, missionair werker in Colombia.
Hoe schril was het contrast tussen deze twee mensen. Jan Heuft, heel groot in gestalte, met een grote ervaring van twee en veertig jaar aanwezigheid in Algiers en Pritha, een jonge vrouw van 27 jaar met een jaar verblijf in Colombia. Maar beiden hadden dit gemeen: een hele grote uitstraling, een enorme bewogenheid en betrokkenheid, werkend met mensen in heel moeilijke omstandigheden.

Het werk van Br. Jan Heuft is bijna niet te beschrijven, maar het leeuwendeel aarin bestaat uit hulp aan vluchtelingen.
De vluchtelingen, ze komen uit heel Afrika. Ze ontvluchten ontberingen door de slechte economische en politieke toestand. Ze proberen vanuit Algerije naar andere Afrikaanse landen te trekken om daar werk, veiligheid en stabiliteit te vinden. Helaas is er ook in die landen vaak geen plaats voor hen…en Europa heeft zijn grenzen ferm gesloten.
Op de vraag wat doe je daar in Algerije als missionaris antwoordde hij: “Samen het levenslot delen met mensen die op weg zijn naar een betere toekomst, proberen met-hen iets op te bouwen, niet naar religie kijken, zij zoeken zoals wij God op hun manier. Dat respecteren in dialoog en samen op weg gaan om God te ontdekken.” Met ontroering in zijn stem vervolgde hij: “In de drie afgelopen jaren heb ik zevenendertig vluchtelingen mee gewassen en begraven, waarvan dertig vrouwen. Maar in 2011 hebben we ook meer dan 200 mensen helpen terug keren naar hun vaderland.
Gedurende vijf en dertig jaar werkte Br. Jan ook op het doveninstituut in Algiers door kinderen voor te bereiden op het staatsexamen middelbare school. Voor het eerst werd het voor dove kinderen mogelijk naar het hoger onderwijs te gaan en deel te nemen aan het gewone leven. Daarover zegt hij: “Het was een mooi, maar heel ingrijpend werk. Hoe vaak staarden de ogen van die jonge gehandicapten je aan met de vraag iets te doen, maar vooral om hun waardigheid als mens te erkennen. Hoe vaak ook hebben wij hun vertwijfeling gedeeld wanneer zij zich buitengesloten voelden en vernederd!
Hoe vaak hebben wij niet samen naar de zin van ons bestaan gezocht, naar de aanwezigheid van God!
In mijn beginperiode dacht ik dat mensen je nodig hadden; nu ervaar ik echter dat niemand de oplossing van al deze problemen heeft. Ik heb geleerd me kwetsbaar op te stellen, vooral gedurende de vreselijke slachtingen. Soms zaten we uren voor ons uit te staren, zoekend naar een antwoord. Dat antwoord heb je dan niet, maar wel deel je de ziel van deze mensen en blijf je hen trouw in lief en leed. Onze intensieve contacten met vluchtelingen, migranten en gehandicapten hebben mijn collega’s en mij diep aangegrepen; zij hebben ons gevormd.

Vervolgens boeide Pritha Belle, missionair werker ons met haar getuigenis.
Zij werkt sinds een jaar voor de Commissie Gerechtigheid en Vrede in Colombia. Zij maken openbaar welke misstanden en misdrijven de mensen in de marge van de samenleving ondergaan.
Vroeger leefden de kleine Afro-Colombiaanse gemeenschappen een rustig bestaan. Vijftien jaar geleden werden ze verjaagd. Na maanden van bedreigingen, moorden en verdwijningen begon het leger het gebied van Cacarica te bombarderen. Binnen drie dagen moesten de dorpelingen hun geboorteland ontvluchten.
Momenteel is een redelijk aantal van hen teruggekeerd, maar waar moeten ze van leven? Hoe moeten ze verder? Ze voeren nu al vijftien jaar lang een proces als “gemeenschap van verzet” en wonen samen in twee humanitaire zones. Het zijn doortastende en resistente gemeenschappen.
“Wat mij zo boeit, zegt Pritha is het feit dat zij die zoveel geleden hebben en zoveel hebben verloren, doorgaan met kracht en doorzettingsvermogen!
De conflicten zijn niet voorbij…maar de mensen hebben kracht, ze geloven in een betere toekomst en willen die zelf opbouwen.
Wij proberen hen daarvoor handvaten aan te reiken, een stem, een steuntje in de rug. Nu vijftien jaar later, melden wij in ons rapport dat wat er toen gebeurd is, in strijd is met het internationaal humanitair recht; een misdaad tegen de menselijkheid!
Pritha vertelt ons verder dat het bieden van hulp niet eenzijdig moet zijn. “Ik heb zoveel geleerd in een jaar, zegt ze. Ik heb geleerd me aan te passen en ofschoon ik een goede opleiding had voor Mensenrechten, moest ik steeds weer opnieuw het wiel uitvinden in een wereld die totaal anders was, met situaties die eveneens zo anders waren. Veel dingen lopen traag en concrete afspraken kun je bijna niet maken.
Ik heb geleerd me open te stellen, respect te hebben voor andere manieren en er de waarde van in te zien. Het is nl. niet zo dat je even een les gaat geven, je moet met mensen samenwerken en proberen te begrijpen waarom ze het doen en zoals ze het doen.
Wel zie ik dat mensen met wie wij werken ook van ons leren, van onze aanpak, onze visie en onze manier van doen. Dit kan alleen maar door elkaar te respecteren.
Het voornaamste echter dat ik meekreeg van de Colombiaanse gemeenschappen is de kracht en de hoop die zij hebben op een betere toekomst, ondanks hun loodzware levensomstandigheden.
Op de vraag: “Wat houdt u op de been in zulke moeilijke situaties antwoordde Pritha heel onbevangen: “Ik weet dat ik er niet alleen voor sta, dat ik steeds maar weer door moet lopen, vaak een stapje vooruit en zelfs een stapje teruguit. Ook put ik veel kracht uit de moed van deze mensen."

Den Bosch
14-04-2013

Anne-Katrien