Homepagina > Afrika > Kenia > Mijmerend over een verleden in Kenia.

Mijmerend over een verleden in Kenia.

maandag 4 mei 2009

Nairobi, Kenia

Mijmerend over zijn belevenissen in Kenia, toonde hij ons een brief die hij indertijd vanuit Nairobi had geschreven. Wij laten U deze brief lezen:

Missionaries of Africa
P.O. Box 62154.
Nairobi, Kenya.

Beste familie, vrienden en kennissen:

AFRIKA VIRUS: OEGANDA, ZAMBIA EN KENIA

“Karibu Kenya” betekent in het Nederlands: “Welkom in Kenia”.

Dat krijg ik nog telkens te horen als ik mensen van hier voor de eerste keer ontmoet. Ik voel me hier ook welkom. Inmiddels is dit het derde land in Afrika waar ik me welkom weet. Eerst 10 jaar in Oeganda, ver weg in een plattelandse parochie, temidden van de hartelijke Banyoro. Daar kreeg ik het “Afrika virus” voorgoed te pakken (1967-1977).

Toen, na 13 jaar in Nederland gewerkt te hebben, stapte ik het vliegtuig uit voor 10 jaar Zambia. Ik stond nog boven op de vliegtuigtrap toen de zon stralend opging over de vlakte en de verre heuvels rond Lusaka. Dat kon dus ook niet stuk. Weer 10 goede jaren; nu temidden van jong volk uit alle windstreken: Afrikanen, Latijns Amerikanen, Europeanen en Aziaten uit India, de Filippijnen en Vietnam. En met de Bemba bevolking wat meer op de achtergrond. (1989-1999).

TOEKOMSTIGE MISSIONARISSEN VAN AFRIKA

En nu Kenia. Weer voor 10 jaar? Daar zal de leeftijd — ik werd hier 65 — wel een stokje voor steken. [*] Maar in ieder geval bevalt het me hier prima. Ik leef en werk hier weer temidden van jonge mensen; sommigen oud-leerlingen van Kasama-Zambia. Ze willen missionaris worden net als ik vroeger.
studenten m.afr. Nairobi

Dat woord, die levenskeuze, roept wellicht gemengde gevoelens op. Maar de benadering is in de loop der jaren wel wat veranderd. Van “zieltjes winnen” naar “ontmoeting” en “dialoog”, en “uitwisseling”. Overigens ging de bekeringsdrift altijd gepaard met zorg voor mensen, met inzet voor menselijke ontwikkeling.

En het feit dat de meeste missionarissen gehecht raken aan land en volk betekent wel dat het ook geen eenrichtingsverkeer was. We ontvangen ook heel veel: bevestiging, vertrouwen, hartelijkheid, vriendschap.... En verbondenheid met het soms harde lot van de mensen.

ZICHT OP KENIA, VROEGER EN NU

Kenia was vroeger een Britse kolonie. Veel blanken vestigden zich op uitgestrekte landerijen. De bevolking werd echter van de meest vruchtbare streken verdreven om plaats te maken voor die grote landbouw en veeteeltbedrijven. Ze werden gedwongen om zich te vestigen in de zgn. inlandse reservaten.

In de vijftiger jaren van de vorige eeuw kwam met name de grootste stam, de Kikuyu, hiertegen in verzet: het werd de Mau-Mau opstand. Die werd drastisch onderdrukt. Maar leidde uiteindelijk tot de onafhankelijkheid. Aanvankelijk zagen de Engelse kolonisten niets in onderwijs voor de Afrikanen. Die moesten maar liever ongeschoold blijven.

Maar de missies stichtten wèl scholen. Vlak voor de onafhankelijkheid was 95% van de scholen in handen van zending en missie. En wat gezondheidszorg betreft: er zijn 29 Katholieke ziekenhuizen en 160 klinieken. De paters van Mill Hill, de Ursulinen van Bergen, de Paters van de H. Geest, de Broeders van Utrecht en Tilburg hebben er baanbrekend werk gedaan.

KENIAANSE KERKEN

In de felle tijd van verzet en repressie was gebleken dat de missie de zijde van de plaatselijke bevolking koos. En zo had een massabeweging naar de kerk plaats. Nu is 75% van de Kenianen Christen: Lid van de “Katholieke Missiekerken”, of van de ongeveer 150 onafhankelijke kerken en kerkjes die zijn gesticht en worden geleid door Afrikanen. Met kleurrijke namen soms: “Het Miracles explosion centrum”, de “Kerk van de bruiloft van het Lam: een kerk die zorgt”, de “Christelijke Bevrijdingskerk, waar iedereen iemand is”, de “tabernakel kerk; een kerk in beweging”, de “Grote oogst kerk” en het “zielen winnen Centrum” enz.enz.

Het zijn soms echt kerken voor en van de armen. Ofschoon de Pinkster-gemeenten ook veel meer gegoede burgers aantrekken. Er is vaak echte onderlinge zorg. Er wordt met geestdrift gepreekt, gedanst en gezongen. Het gebed komt recht uit het hart en er wordt ijverig bijbel gelezen.

Mannen en vrouwen geven leiding en ook de armere mensen komen aan bod. Nadelen zijn soms de wat erg rechtlijnige Bijbeluitleg. Ook soms een zekere zelfgenoegzaamheid en gelijkhebberigheid die samen gaat met veroordeling van anders denkende Christenen. Maar daar hebben óók wij als katholieke Kerk - lang een handje van gehad. En soms vandaag de dag nog!

Er ligt ook veel nadruk op genezing (“een wonder per dag” stond op een affiche) en op het verkrijgen van succes. Dat kan verglijden in een vlucht uit de harde werkelijkheid.

ORGANISATIE VAN DE KERK

De katholieke parochies zijn opgedeeld in kleine basisgemeenschappen, waarin mensen op soortgelijke manier samen komen voor Bijbellezen en gebed. Maar ook voor onderlinge steun en hulp aan armen en zieken in hun buurt. Onderlinge saamhorigheid is geen luxe.

Want Nairobi is een boeiende, maar ook harde stad. Vanuit het Vrijheidspark op de helling van een heuvelrij heb je een mooi uitzicht op het hart van de stad: er staan nog wat oudere koloniale gebouwen. Langs de boulevards en de winkelstraten, waar van alles te koop is, ook veelal fraaie moderne hoogbouw. Hier en daar een blanke, bekoepelde moskee. Het parlement met een soortement Big Ben toren en andere regeringsgebouwen. De kathedraal.
Armoede in Kenia

En boven dit alles uit torent de macht van het geld; enorme bankgebouwen in marmer en spiegelglas. Daar rondomheen de zgn. “estates”: overbevolkte buurten, afgesloten met hekwerk en ‘s nachts bewaakt. Voor mensen met een baan(tje). En daarachter verstopt liggen de eindeloze sloppenwijken voor de honderdduizenden armen.

INWONERS SLOPPENWIJKEN

Nairobi telt 3 ¼ miljoen inwoners, 75% met lage inkomens, 40% onder de armoedegrens. Wij komen regelmatig in die krottenwijken: Nauwe modderpaden tussen de golfplaten optrekjes in. Soms open riolen. Hier en daar een waterkraan. Krotten waar sterke drank wordt verkocht. Of waar video’s met veel geweld worden vertoond. Armzalige winkeltjes.

Langs de weg vrouwen die wat groente en fruit proberen te verhandelen. Groezelige slagerijtjes waar koeienpoten worden afgekookt in een emmer, ‘t vet van huiden afgeschraapt en verwerkt in een soort worst.

“ZIEKTES EN ZEERTES”

Soms gewelddadigheid, veel prostitutie en dronkenschap. Kleine criminaliteit. Al twee keer werd mijn horloge bijna van mijn arm gegrist. Ik houd hem nu maar op zak. Veel ellende. Elke dag sterven er 500 mensen in Kenia aan aids.

En de kranten melden deze week dat er 190.000 Kenianen seropositief zijn. Overal zwerven kinderen op straat; vaak wezen.

Noud Grol, een Groningse Witte Pater, is jaren geleden begonnen met een project om de zgn. “Parking Boys” (parkeerplaatsjongens) aan scholing en werk te helpen: Het “Undgu Project” (broederschap). Nu hebben veel parochies plekken waar die jongens en meisjes terecht kunnen. Ook vrijwillige organisaties zetten er zich voor in.

Maar als die jongeren eenmaal zich verslaafd hebben aan het snuiven van benzine of lijm, dan is er meestal geen redden meer aan. Gelukkig is dat niet het hele verhaal. Vlak buiten de sloppenwijken tref je allerlei “Jua Kali” oftewel “openlucht bedrijfjes” aan: Timmermanswerkplaatsen, schoenlapperijen, kramen met tweedehands kleren, loodgieterijtjes, meubelmakerijen. En ook nog plekken waar je je auto kunt laten oplappen...

GOED VAKWERK EN PRACHTIGE MENSEN

Mensen gaan niet bij de pakken neer zitten. En het is opvallend hoeveel goed vakwerk er zo geleverd wordt. Je komt er ook prachtmensen tegen:

Vlementma woont in een bedompte lemen hut met twee kamertjes. Haar man is aan de drank. Zelf heeft ze 7 kinderen. Maar dat weerhield haar niet om er twee wezen bij te nemen. En ze kijkt om naar een gehandicapte buurman. En ze moet dat zien te doen met het loontje van een werkster in een ziekenhuis.

Maria heeft ook een baantje in de binnenstad. Ze loopt een flink gedeelte van de lange weg naar huis. Ze kan het busgeld niet missen wil ze haar kinderen op school houden.

Antonio, een lasser, raakte zijn baan kwijt. Hij heeft zijn gezin terug gebracht naar het platteland. Zelf woont hij nu in een optrekje van karton en wat vellen plastiek. Met wat schnabbelen hier en daar en met de opbrengst van zijn tuintje ziet hij kans om af en toe toch wat geld naar zijn vrouw te brengen.

Juliana’s dochter is stervende aan aids. Haar 3 zoons hebben een bloedziekte. Ondanks haar eigen situatie heeft ze een pas geboren kindje opgenomen dat te vondeling gelegd was zo maar op de vuilnishoop.

GROOT GODSVERTROUWEN!

Ik heb pas een stel van dit soort mensen begeleid: Ze vroegen om een retraite! Elke dag kwamen ze voor of na het werk langs om hun verhaal te doen en wat inspiratie mee te krijgen. Tussen de bedrijven door zochten ze dan gelegenheid om wat te overwegen en te bidden. Ik voelde me maar een klein mannetje hoor, vergeleken bij hen.

Ik ben ook bij de Kleine Zusters van Charles de Foucauld op bezoek geweest. Die wonen simpelweg midden in de krottenwijk tussen de mensen in: geen grootse projecten. Gewoon burenhulp, vriendschap, omkijken naar oude mensen, naar zieken en kinderen, gebed.

Vorige week zondag nam Antonio me mee naar een trouwfeest in de wijk. De mensen zien er feestelijk uit, keurig in het pak, haar in de krul. Arm, niet armzalig! Het kerkkoor zorgde voor de muziek. De mensen houden enorm van zingen. Op zeker ogenblik geloofde ik mijn oren niet: Het koor (ongeveer dertig mannen en vrouwen) stortten zich heel enthousiast in het Alleluja van Handel. Het klonk als een klok! Er kwam geen partituur aan te pas. En alle koorleden wiegden verzaligd mee met hun muziek. Handel zou er plezier aan beleefd hebben.

LEVENSKUNST

Waar halen ze de levenskunst vandaan? Enorme tegenstellingen. En de grote criminelen vind je niet onder de armen. Corruptie verziekt het land. Het wordt door hoge heren leeggeroofd. Een commissie moet er nu iets aan gaan doen.

BIJ DE WITTE PATERS

Een van de gebouwen van het studentenconvict Witte Paters

De onderkomens van de Missionarissen van Afrika steken wel af bij de krottenwijken. Op ons erf hebben we een kapel, 2 gemeenschapshuizen voor de 4 teams, een bibliotheek, want dit is een studiehuis.

En ook nog een gebouw met keuken, eetzaal, recreatiezaal, gastenkamers, wasserij... We wonen hier nog met 21 mensen. Maar volgend jaar komen er nog 8 bij en dan zijn alle kamers bezet. De studenten gaan elke morgen naar college in de stad (theologie en Bijbel)

In de weekenden trekken ze erop uit: werk met straatjeugd, met een jongerengroep in de sloppenwijk van Ukuru. Bezoek aan diensten in de kleine Christen gemeenschappen, contact met de dominees en gemeenteleden, opleiden van doopleerlingen, bezoeken aan het ziekenhuis (op de aids-afdeling moeten de mensen 2 zieken per bed delen!)

We houden een gastvrij huis. De jongens brengen geregeld vrienden en kennissen mee. Ikzelf heb mijn bezigheden hier in huis, o.a. persoonlijke begeleiding van de studenten. En aanvankelijk het ordenen van de bibliotheek. Ons huis is eigenlijk pas open en daar was dus nogal wat werk aan. (1997)

Ik help in de parochie waar de diensten in het Engels of Swahili zijn. Nu beginnen de contacten te komen: met basisgemeenschappen, met mensen uit de Mukuri wijk, met gemeenschappen van zusters. En daar zal ook werk uit voortkomen. Misschien ook les geven. Maar niet op het theologisch college, want ik heb geen diploma’s.

Er wordt echter al meer en meer een beroep op me gedaan door meer informele groepen en instellingen. Ik ga dus al heel wat rond. En omdat ik geen auto heb, reis ik, net zoals de meeste werkende mensen hier, per “matatu”, in een van de 4000 fel beschilderde minibusjes.

Ze hebben allemaal een naam: Stichtelijke namen zoals “God First, God eerst”. Of naar de roekeloze vaart te oordelen waarmee het iedereen voorbij tuft: “God voorop”. “Probeer het met Jezus” of “de pelgrim”. Dichterlijk als: “morgenmist”, “Zilverwind”, “op vleugels” etc. Bij de tijdse: “Titanic”, “de millennium kever”, “Intenet”. Of dicht bij de verkeerssituatie: “Rad van avontuur”, “Uitgerookt”, “Gaslek”, “Hupsakee”, “Langzaamaan opa”, “Geen centje pijn”, “Ik kom eraan” .... Of keiharde: “Straatmaffia”, “Groene tijger”, en “Spugende cobra”, “Matatu” betekent eigenlijk “30 cent”.
De prijs is wel wat omhoog gegaan. Maar is nog spotgoedkoop (voor ons) en ze brengen je overal.

Dat was het dan weer. Het is bijna Kerstmis. En dan barst de Millennium feestvierderij los. Dan gaat er waarschijnlijk voor miljoenen de lucht in! Om betere tijden in te luiden? Dat hopen we dan maar!

Piet Kramer m.afr.

Piet Kramer m.Afr.


Het is inderdaad voor Piet een voorlopig vaarwel van Afrika geworden: na zijn ambtstermijn van 6 jaar Provincialaat kwam hij door een noodlottig ongeval in het ziekenhuis terecht, daar hij zijn been gebroken had. Na 5 maanden operaties en herstel kreeg Piet eindelijk verlof om te vertrekken: voorlopig géén Kenia, maar Bangalore in India, waar de Witte Paters een opleidingshuis hebben, en men leraren nodig heeft. Hij vertrekt dan eind januari 2007, voorlopig voor een 6 maanden durend visum.

Portfolio