Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 1e editie 2018. (nr.206)

Contactbrief 1e editie 2018. (nr.206)

zaterdag 26 mei 2018, door Webmaster



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

INHOUDSOPGAVE

EDITORIAAL
*
PRIESTERTEKORT
Piet van der Pas
*
PRIESTER OP EEN VOETSTUK?
*
ROEPING
*
DE VORMING VAN ONZE
MISSIONARISSEN
Cor de Visser
*
TENTOONSTELLING
in St. Agatha
*
GOED NIEUWS uit AFRIKA
*
JUBILARISSEN 2018
*
OVERLEDENEN WITTE PATERS
WITTE ZUSTERS en
OVERLEDEN FAMILIELEDEN
*
HET LAATSTE WOORD
is aan Sector-overste
Jozef de Bekker
*
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.


De ‘Petit Echo’ is een maandblad voor intern gebruik van de Missionarissen van Afrika en wordt uitgegeven door ons hoofdkwartier in Rome. Het verschijnt 10 keer per jaar en brengt ons nieuws over de Sociëteit en over Afrika. In de allereerste uitgave van dit jaar kwam de vorming van onze ruim 500 kandidaat-witte paters aan bod in onze diverse Afrikaanse vormingshuizen. Onze collega’s die zich met die vorming bezig houden geven daarin hun ideeën over de huidige stand van zaken en de uitdagingen waar zij voor staan.

In dit nummer van de Contactbrief haken wij daarop in en kijken we allereerst vanuit een Nederlands perspectief naar roeping, naar de priester, naar het priestertekort en hoe dat alles zich verhoudt tot dat onderwerp wereldwijd. Want, als je ‘ons’ probleem van het priestertekort globaal benadert, dan kom je tot het verrassend inzicht dat het vooral een westers probleem is en dat er in niet-westerse landen wel degelijk groei zit. Onze huisgenoot Cor de Visser, zelf jarenlang belast met vorming in onze Sociëteit, legt in zijn artikel (De vorming van onze Missionarissen) in deze Contactbrief, uit hoe priesteropleiding in onze Sociëteit is gegroeid en hoe er naar wordt gestreefd jonge - vooral Afrikaanse - missionarissen, te boeien voor het missionair charisma van onze stichter Kardinaal Lavigerie. Dat is de hoofd- moot van deze uitgave van onze Contactbrief.


De Katholieke Kerk zoals wij die jarenlang gekend hebben is, samen met de figuur van de priester, langzaam maar zeker uit het Westerse landschap aan het verdwijnen. Als je familieleden of vrienden bezoekt, dan gaat de conversatie al gauw over dat onderwerp: hoe talloze parochies zonder priester zitten, terwijl oude mannen die al lang verdiend hadden op hun lauweren te rusten, gevraagd worden opnieuw de last van jonge mannen op zich te nemen in nieuwe tot megastructuren samengebundelde parochies. En dat tot ze erbij neervallen. De gelovigen die zich nog betrokken voelen, maken zich daar zorgen over.

“Ach, het zal op een of andere manier wel doorgaan”, horen we dan ook wel. Misschien leeft er inderdaad bij deze of gene nog wel een sprankje hoop en vertrouwen, een vertrouwen dat misschien aangewakkerd wordt door het leiderschap van de huidige paus. Maar ik ontkom er niet aan terug te denken aan die paar duizend priesterstudenten van de jaren 60. Ik vergelijk die dan met dat handjevol van vandaag. Die abrupte terugval blijft toch aan me knagen ondanks de bekende verklaringen of oplossingen die je voorgeschoteld krijgt, zoals bijvoorbeeld dat het celibaat afgeschaft zou moeten worden, of het argument dat jongelui tegenwoordig veel meer alternatieven aangeboden krijgen voor een betere opleiding en dat die daarom vandaag veel meer kansen hebben op een goedbetaalde baan.

Ook krijg je te horen over de snel veranderende cultuur die aangejaagd wordt door grote ontwikkelingen op het gebied van massacommunicatie. Dat de Kerk veel te weinig deed om de ‘tekenen des tijds’ te verstaan. Dat onze bisschoppen veel te weinig gedaan hebben om de aanbevelingen van het Vaticaans Concilie te verwelkomen, en dat daarom de hoge verwachtingen van het ‘Aggiornamento’ [1] van paus Johannes XXIII de kop ingedrukt zijn.

Toen in het begin jaren 60 het Vaticaans Concilie begon, was dat voor ons seminaristen de meest opwindende gebeurtenis binnen de katholieke Kerk in meer dan honderd jaar. Wij vonden het een gelukzaligheid om toen te mogen leven! We zagen de openingsceremonie op tv. met die eindeloze rijen gemijterde bisschoppen die de trappen van de St. Pieter op gingen. Ons hart klopte van blijde hoop en verwachting. Een aantal jaren later zou blijken dat de kerkelijke leiding lang niet altijd zin had de aanbevelingen van het Concilie uit te voeren.

Het glorierijke verleden van het Rijke Roomsche Leven, dat zelfs de kleinste parochie voorzag van een pastoor én enkele kapelaans, staat wel in erg schril contrast met de sombere situatie van vandaag. Er moet dus gauw iets gebeuren, want de gemiddelde leeftijd van de priester ligt in onze contreien ergens rond de 70. Misschien betekent dat niet direct het einde van het christendom, maar toch zeker het einde van de Kerk zoals wij die gekend hebben! De vraag is: moeten wij ons dan maar neerleggen bij dat oude stramien en alles laten afhangen van het traditionele celibataire mannelijke priesterschap? In de parochies is niet alleen leiderschap nodig maar daarnaast is ook de publieke sacramentele dienstverlening van essentieel belang, maar – zo zei kardinaal Reinhard Marx van München onlangs – dat zijn twee belangrijke van elkaar verschillende functies die je niet door elkaar moet halen. Je hoeft niet persé gewijd te zijn om een parochie te kunnen leiden en daarnaast is ook niet iedere priester die gewijd is, daarmee ook competent om een christengemeenschap te leiden. Verschillende vormen van leiderschap zijn mogelijk. De vraag is dus welk gezicht wij de Kerk van de toekomst willen gaan geven. Daar is tot nog toe nauwelijks over nagedacht en daar is ook nog nauwelijks iets aan gedaan, afgezien van het sluiten van homogene geloofsgemeenschappen en het samenvoegen daarvan tot grote anonieme parochies. Van één ding kunnen we zeker zijn: angst voor verandering leidt tot wanhoop, terwijl hoop en vertrouwen op Gods Geest de Kerk toch zou moeten leiden. Is die Geest ons niet aan het influisteren dat het een al te dogmatisch concept van het priesterschap is dat aan de basis ligt van het probleem van het groeiend priestertekort? Het volgende artikel speculeert over het soort priester dat onze huidige tijd nodig heeft.


Het is al lang geleden dat wij priester werden gewijd [2]. De bisschop legde ons zijn handen op en onze handen werden gezalfd. Van toen af aan waren wij uitverkorenen, wettige en geldige bedienaren van de liturgie en leiders van de ‘beminde gelovigen’; van toen af waren wij een speciaal soort volk, ‘geestelijken’; we behoorden tot de ‘clerus’, apart gezet boven de gewone mensen.

Natuurlijk worden we vandaag nog steeds door heel wat mensen als zodanig gewaardeerd en geprezen, vooral vanwege onze jarenlange inzet voor God en medemens als missionaris in Afrika, maar wij zijn wel op een keerpunt in de geschiedenis aangeland. Onze kerken lopen leeg en de jongelui, zelfs binnen onze eigen families, begrijpen nauwelijks nog iets van onze jarenlange uitzonderlijke, voorbeeldige maar toch ook curieuze levenswijze. Ondanks dat zijn er onder ons die vasthouden aan die oude ideeën en vormen van het priesterschap die voor anderen niet meer relevant zijn. Hoe sta ik nu zelf tegenover mijn priester-zijn? Het huidige priesterschap is in crisis en in die crisis rond het priesterschap speelt veel meer dan alleen maar het celibaat, het misbruik of seksuele oriëntatie. Het is een crisis die plaats heeft binnen de culturele revolutie van onze tijd. Vanaf onze wijding waren wij de bijna onfeilbare ‘man van God, man van de eredienst’; wij hadden immers theologie gestudeerd en werden verondersteld overal een antwoord op te hebben. Maar wat er zich allemaal voorbij onze wereld en achter leven en dood afspeelde bleef ook aan ons onttrokken. De verborgen God was ook voor ons onzichtbaar.

Toch werd van ons verwacht dat wij zekerheid en veiligheid uitademden en gezagvol alle dogmatische geloofswaarheden verkondigden die wij tijdens onze studies hadden opgedaan over God, over Christus, de wereld, het doel van het leven, etc. Wij waren opgevoed in een kerk die zich als onveranderlijk presenteerde en wij waren er de vertegenwoordigers van.

Paus Franciscus, in een toespraak tot de Italiaanse Theologische Associatie, zei op 29 december 2017, dat het de roeping van de theoloog en de priester is het evangelie op een nieuwe manier te verkondigen in een wereld die voor ongehoorde uitdagingen staat. Hij noemde daarbij de klimaatcrisis, de technologieën die heel het menselijk bestaan kunnen veranderen en beïnvloeden, de massamigraties, sociale ongelijkheden en relativisme in theorie en praktijk. De taak van priester en theoloog is niet – zo zei Franciscus – om eenvoudigweg b.v. de leer van een theoloog als Augustinus aan te halen, die de Neoplatonistische gedachtewereld gebruikte om het evangelie te preken. Die ging toen uit van de beste filosofische school van zijn tijd. Evenmin kan de priester van vandaag komen aandraven met de theorieën van kerkleraar Thomas van Aquino, die doceerde aan de hand van de herontdekte gedachtewereld van Aristoteles.

Wat de theoloog van vandaag wel moet doen, zegt paus Franciscus, is hen op eenzelfde creatieve manier imiteren en de beste seculiere gedachten en filosofieën van onze huidige tijd gebruiken om het Christendom te vertalen naar mannen en vrouwen van de 21ste eeuw.

Met andere woorden, als priester mogen we onszelf niet klakkeloos meer vastklampen aan een aantal sinds eeuwen vastgelegde artikelen van het geloof en aan een stel onveranderlijke en soms onbegrijpelijke dogma’s, waarbij je onbegrijpelijke woorden als ‘transsubstantiatie’ en ‘consubstantieel’ om je oren kreeg. In het verleden ging het te veel en bijna uitsluitend om kennis, kennis van de catechismus die wij ook onze catechumenen [3] in Afrika probeerden bij te brengen, terwijl het bij het christen-worden toch in feite en vooral zou moeten gaan om een vitaal en liefdevol contact met de levende Christus en om zijn ideaal van liefde, vrede en gerechtigheid. Ik heb de indruk dat onze allereerste collega-Witte Paters in Uganda dat veel beter begrepen dan wij, toen zij via de liefde die hen bezielde voor diezelfde Christus en via de uitstraling van hun eigen spiritualiteit op hun omgeving de Heilige Martelaren van Uganda ‘voortbrachten’. Laten wij daarom van één ding overtuigd zijn: in de mate dat we zelf Godzoekers zijn zullen we in staat zijn mensen te begeleiden en hen kunnen helpen contact te leggen met de wortels van hun bestaan. Alleen zó zullen wij ‘begeleiders van Godzoekers’ kunnen zijn in plaats van de ‘man van de gevestigde godsdienst’ met zijn belerende vingertje.



Paus Franciscus sprak onlangs in Rome met de deelnemers van een symposium over de ‘Pastorale Zorg voor Roepingen en het Religieuze Leven’ en nodigde hen uit hun roepingenpastoraat nauw te verbinden aan evangelisatie. In het symposium zelf werd opgemerkt dat de tegenwoordige jeugd niet meer naar ons toekomt om wat wij doen.

Zij zien ons schijnbaar te veel als mensen die sociale diensten verlenen en niet genoeg als begeleiders van Godzoekers. Zij zien wat we doen, en niet zozeer wat we zijn. Met andere woorden: er is verwarring tussen onze dienstbaarheid en onze zending. Zijn wij er van overtuigd dat wij hen een charisma te bieden hebben of zijn we te veel een onderneming? Het is mooi te zien dat voor jonge mensen niet zozeer onze projecten belangrijk zijn, maar veeleer de manier waarop wij ze uitvoeren. Het gaat om onze identiteit.

Als je een roeping volgt, wordt je niet zo maar een functionaris en ben je niet bezig een beroep aan te leren. Waar het wel om gaat is een radicale navolging van de persoon van Christus. Alles draait om de ontmoeting, de vriendschap met hem die roept. Roeping dringt zich niet op, het stelt zich voor. Het vrijelijk aanvaarden daarvan is daarbij de essentiële factor. Kardinaal John Henry Newman [4] zei ooit: “Ik ben geroepen iets te zijn, waartoe geen ander geroepen is.” Ook wij volgden indertijd onze ‘roeping’, een woord waar wij vroeger als kleine jongens tegenop keken. Dat woord boezemde eerbied in omdat het ging om een bevlogen beroepskeuze tot een geestelijk ambt.

Tegenwoordig lijkt het woord roeping bij ons aan betekenis te hebben ingeboet. Wat betekent het eigenlijk nog binnen de wereldkerk? Binnen onze eigen Sociëteit bijvoorbeeld zullen in 2018 veertig van de kandidaten in onze Afrikaanse vormingshuizen het eerste deel van hun vorming afronden en officieel het laatste stuk van de weg inslaan naar het priesterschap. Wat is roeping voor hen? Als je het over priestertekort hebt en het probleem globaal benadert, dan kom je tot een verrassend inzicht. De Kerk in Afrika, Azië of Latijns Amerika kent in ieder geval groei in aantallen en levert zelfs missionarissen aan Europa en overal waar tekorten zijn. Maar omdat het aantal christenen in die landen met 16% is toegenomen, krijgt een priester statistisch gezien ook daar meer werk.

Wat betekent roeping voor ons in het westen en zouden wij hier niet heel anders over roeping moeten gaan denken? In het Nieuwe Testament wordt zelfs het werk van christen-slaven gezien als een roeping: „dienst aan Christus". Daarom hadden vroeger de woorden ‘beroep’ en ‘roeping’ dezelfde betekenis, als vertaling van het Latijnse ‘vocatio’. Dat woord betekent in het Nieuwe Testament: door God tot een bepaalde activiteit geroepen zijn. Het was pas veel later dat dit woord uitsluitend werd gebruikt voor de ‘geestelijke’: alléén hij had een roeping! Het is in die zin dat ook wij vroeger onze roeping hebben aanvaard; onze roeping was uniek! De leek had slechts een plicht, een ‘officium’. Hij stond, in tegenstelling tot ons geestelijken, niet rechtstreeks en ambtshalve in betrekking tot God!

Terecht verwierp de Reformatie dit gemaakte onderscheid tussen leken en geestelijken. Iedere gelovige is priester en zijn beroep (d.w.z. zijn plaats onder de mensen) is ook een roeping, een plaats door God aan hem toegewezen. Daarom sprak Calvijn over ‘roepingen’, d.w.z. over de verschillende posities die de mensen van Godswege en om Godswil in de samenleving innemen; zijn roeping bestreek het geestelijk zowel als het maatschappelijk vlak.

Priesters en religieuzen spreken niet gauw van een specifiek roepingsmoment, een zogenaamde Pauluservaring, die alles in hun leven als bij toverslag verandert. Bij de meesten was roeping een stil langzaam-groeiend proces. Voor ieder van ons ‘geestelijken’, zowel als voor onze medegelovigen ‘de leken’, geldt dat je geleidelijk aan moet worden wat je eigenlijk al bent, dat je je weg moet zoeken, je plek in het leven moet vinden en weten wanneer het op jou aankomt onverschillig op welke tree van de maatschappelijke ladder je je bevindt. Dáár zou voor ieder van ons roeping moeten aanvangen.


Lavigerie en het begin van zijn Sociëteit

Toen Kardinaal Charles Lavigerie met zijn missionaire Sociëteit begon had hij zelf al aardig wat ervaring opgedaan als missionaris en pastor. Hij was als reizende missionaris in Syrië geweest. Een paar jaar later zou hij belast worden met het bisdom Nancy in Frankrijk waar hij leerde wat nodig was voor clerus en bisdom: goed onderwijs en pastorale zorg. Hij werd een meester in administratie. Hoe zou hij jonge mensen naar verre en nog onbekende landen kunnen sturen waar andere gewoontes en culturen waren en waar men andere talen sprak, als men zelf geen goede ondergrond had? Zij moesten dus leren zich aan te passen alvorens naar Noord en Centraal Afrika uitgezonden te worden om de boodschap van Christus te verkondigen. Zijn jonge Sociëteit moest bestaan uit mensen met een onwrikbaar geloof en overtuiging om elkaar bij te staan in het werk, en zo een voorbeeld zijn voor de mensen onder wie zij zouden werken. De eersten die werden uitgezonden wisten dat de meesten van hen nooit hun vaderland en familie terug zouden zien. Tropische ziekten, ontberingen zowel als grote afstanden zouden dat in de weg staan. Jonge mensen kunnen zich avonturiers voelen en zo “opgeslokt” worden door al die nieuwe ervaringen, dat ze hun eigenlijke doel voorbijgaan. Het is daarom dat de Stichter strikte regels gaf om hen te helpen zich te blijven focussen op het belangrijkste. Een belangrijke hulp zou het communiteitsleven zijn met aan het hoofd een betrouwbare overste met gezag die er naar omkeek dat de voorschriften opgevolgd werden en dat Lavigerie op de hoogte gehouden werd van wat er ondernomen werd. Ook een bekwame econoom die wist te investeren in zijn mensen en die de boeken goed bijhield. Lavigerie zelf was al eens aangevallen over zijn eigen uitgaven maar hij kon alle rekeningen en overdrachten tot op de laatste cent toe verantwoorden. Van gesjoemel hield hij niet!

Taal, cultuur en het eigenlijke werk.
Toen Lavigerie in Nancy begon, en merkte dat men in zijn bisdom ook Duits sprak, deed hij zijn best ook die taal te leren. Hij verlangde hetzelfde van zijn missionarissen. Hun allereerste opdracht was om de taal van het land goed te leren en te spreken, zelfs onder elkaar. Hij weigerde om iemand van zijn eigen aartsbisdom Algiers tot priester te wijden als hij geen Arabisch kende! Als geschiedeniskenner vroeg hij ook van zijn missionarissen dat ze naar Afrika zouden gaan voor de totale mens en niet om alleen maar te dopen. Er zijn de laatste tijd nogal wat artikelen geschreven over “de schaduwkant van de missionaire beweging” waarin men zegt dat de missionaris de veroveraar volgde en uit was om zieltjes te winnen. Die dat beweren kennen Lavigerie en zijn voorschriften niet.

Niet het voetvolk van de koloniaal.
Lavigerie vroeg zijn mensen om de taal en de cultuur te leren en op schrift te zetten, geografie en sociologie te studeren om zo de mensen beter te kennen en te begrijpen. Scholen moesten worden gebouwd, zorg geboden aan zieken, aandacht geschonken aan armen, er zijn voor iedereen. De totale mens was van belang. Zieltjes winnen? NEEN! In het Islamitische Noord Afrika al helemaal niet omdat daar veel aan vooraf zou moeten gaan. In Centraal Afrika waren zijn missionarissen er al lang vóór dat de eerste koloniaal voet aan land zette, b.v. in Tanzania, Uganda, Rwanda, Burundi. Vóór dat iemand gedoopt mocht worden moest er eerst een voorbereiding van vier jaren aan voorafgaan alvorens die persoon gedoopt werd. Zijn missionarissen waren geen christelijke jihadstrijders en geen mensen die alleen Matheus 28:19-20 kenden (ga en doop); zij begonnen veeleer met Lukas 4:17-21 (breng het goede nieuws aan de armen, vrijheid aan de gevangenen, laat de blinden zien), om uiteindelijk het voornaamste gebod in praktijk te brengen uit Johannes 15:12 (Dit is mijn gebod: hebt elkaar lief): er zijn voor de anderen en met de anderen.
De taak is om Gods liefde in de wereld zichtbaar te maken, dus in daden om te zetten. Vandaar dat ze zich de taal en cultuur eigen maakten, zorgden voor de fysieke behoeften van de medemens, etc. waardoor de boodschap van Jezus werkelijkheid wordt en waarvan het doopsel (etc.) een soort verduidelijking is van wat men zelf wil zijn voor anderen. Moet men niet allereerst Christen zijn (het beleven) voordat men het wil worden (door het doopsel)? Zij die schrijven over zieltjes winnen, moeten maar eens teruggaan naar de geschiedenis van de missionaire beweging van de Kardinaal: “Ik heb nooit ‘n zieltje gewonnen of iemand ‘bekeerd’, want dat kan alleen God zelf”.

Vorming leiden: de voorbereiding.
Onze Sociëteit telt momenteel meer dan 500 kandidaten (waarvan de meesten uit Afrika zelf) die zich voorbereiden om als missionaris aan de slag te gaan vooral in Afrika, maar die zich ook beschikbaar stellen voor Afrikaanse gemeenschappen waar die ook zijn, zowel in Amerika-Canada als in Europa. In de tegenwoordige tijd vraagt dat heel wat van degenen die met de vorming belast zijn. Er wordt niet getornd aan de hoofdideeën van de Stichter: gebedsleven, communiteitsleven, en het leren van taal en cultuur staan hoog in het vaandel. Om dat te bewerkstelligen wordt er gezocht naar wegen die daartoe leiden. Ook hebben de Missionarissen van Afrika geen klein seminaries meer; in Afrika waren er alleen klein seminaries voor de diocesane priesters. Vanaf de Filosofie vindt men in al de vormingshuizen van de Sociëteit de gebruikelijke studies met daarnaast ook de cursussen die betrekking hebben op persoonsontwikkeling: zelfkennis. Engels en Frans worden bevorderd om zoveel mogelijk iedereen de kans te geven beide talen die in de Sociëteit worden gebruikt te kunnen spreken en schrijven, of tenminste verstaan. Daarnaast is er in elke fase van de vorming tijd ingeruimd voor aspecten die later van belang zijn voor het werk: ziekenbezoek, jeugdwerk, verslaving, gehandicapten, gevangenissen bezoeken, immigranten; dat alles naar gelang de mogelijkheden in een bepaald land.

Internationale gemeenschappen.
Al ten tijde van de Kardinaal sloten er mensen uit diverse landen zich bij hem aan, en ook vandaag probeert men zo veel mogelijk om Witte Paters-communiteiten te scheppen waarin verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd zijn, dus niet alleen Fransen bij Fransen, of Congolezen met Congolezen in een en dezelfde gemeenschap, of alleen Indiërs samen. Zo worden ook de studenten over diverse centra verdeeld en georganiseerd, zoals het noviciaat en huizen van de theologie. Daar waar de filosofiestudenten van diverse landen samen komen, worden ook de studenten van andere landen samengebracht al is dat (nog) niet mogelijk in India of de Filipijnen. Dat vraagt veel organisatie, geld en samenwerking, maar het benadrukt ook onze katholiciteit, vooral als blijkt hoe mensen van verschillende landen harmonieus kunnen samenwonen en werken. Het vraagt veel van de kandidaten maar: “Jong geleerd is oud gedaan”. De vorming zelf vraagt negen jaar, soms zelfs meer. Drie jaar Filosofie, een jaar noviciaat, twee jaar stage, 3-4 jaar theologie. Meer en meer wordt er naar gestreefd om per streek (diverse landen samen) een voorbereidingsperiode te hebben van tenminste 6 maanden; deze laatste “investering” werpt zijn vruchten af. Personeel moet daarvoor worden opgeleid wat ook niet altijd gemakkelijk is, maar jonge broeders en priesters worden gestuurd om zich verder te specialiseren om zo beslagen ten ijs te komen.
De stage, periode van groot belang
Na het jaar van geestelijke vorming (noviciaat) worden studenten naar diverse landen gestuurd waar de Missionarissen van Afrika actief bezig zijn. De meesten hebben al zo’n vijf jaar samen geleefd en gestudeerd en worden nu verspreid over verschillende landen wat op zich al een hele verandering is. Bovendien is de stagiaire daar vaak alleen als student samen met broeders en paters die al lid zijn van de Sociëteit. Nu behoort hij tot eenzelfde soort communiteit waarin hij ook na zijn wijding/eed terecht zal komen.

In elk land is er een begeleider M. Afr., die – tezamen met de communiteit – toeziet op de ervaringen van de kandidaat en die hem begeleidt. Taken die de stagiaire krijgt toegewezen zijn vaak het economaat, de jeugd en moet hij zich proberen te integreren in een kleine christelijke gemeenschap van omwonende gelovigen. Verder heeft hij natuurlijk ook andere mogelijkheden zoals hij geleerd heeft gedurende zijn filosofiestudies. Een beetje vreemd is misschien dat weinigen, of bijna niemand, spreekt over materiele bezigheden, zoals de aanleg van een groentetuin; de Stichter sprak en schreef daar vaak over vanuit Noord Afrika, b.v. welke groenten men mogelijk kon planten en hoe ze dat moesten doen. De Stichter zou nog maar eens terug moeten komen om die wijsheid opnieuw over te dragen! Het is echter niet gemakkelijk om begeleiders te vinden; die hebben naast hun normale taak dikwijls nog veel ander werk zodat de stagiaire vaak zelf zijn weg moet vinden binnen de communiteit. Toch is begeleiding van het allergrootste belang.

Slagen we daarin?
De idealen van onze Stichter blijven de onze, maar we hebben te maken met mensen, iets waar Lavigerie zich terdege bewust was. Er zijn altijd eenlingen, mensen die het lichamelijk of geestelijk niet allemaal aan kunnen, mensen die blijven zoeken, anderen die tot de ontdekking komen dat ze andere talenten hebben…. Ook wij blijven gewone mensen die doorgaan om te proberen er te zijn voor anderen. Personeel wordt beschikbaar gesteld voor ‘Rechtvaardigheid en Vrede’, voor migranten en degenen die arm en ziek zijn; voor jongeren, die kwetsbare groep die aandacht vraagt maar het vaak niet krijgt; de charismatische of andere bewegingen die men ter plaatse vindt. Ja, ook de parochies bestaan en vragen om meer personeel. Missionarissen worden beschikbaar gesteld aan bisschoppen, en soms krijgt een of andere missionaris, gevraagd door Rome, zelf zo’n hoge “hoed” op en moet dan zelf aan de bak als bisschop.

Dialoog met de Islam.

Dialoog met de Islam blijft centraal staan. Zo zijn we begonnen in Noord Afrika. Iedere missionaris moet dat aan het hart gaan en daartoe bereid zijn als hij daar talent voor heeft. Het is een zware taak, maar jongeren worden voorbereid en opgeleid voor een dergelijk werk onder de Moslims. Er wordt veel van hen gevraagd en het resultaat laat vaak op zich wachten omdat de bereidheid van twee kanten moet komen, iets waar je de ander niet toe kunt dwingen. Zo ploeteren we maar voort. De vruchten worden door God geplukt.


Dit jaar zal de tentoonstelling over leven en werken van de Witte Paters en Witte Zusters, ‘De Witte Karavaan’, die in 2017 te zien was in St. Agatha, opnieuw opengesteld worden in 2018. Wegens succes verlengd, zou je kunnen zeggen!

De doordeweekse openingstijden vind u in de nieuwe folder. Daar vind u ook details over speciaal geplande evenementen rond deze tentoonstelling, zoals lezingen en voordrachten. Zo geeft een Afrikaans koor op zondag 29 april een concert te beginnen om 14:30 uur. Op zondag 1 juli om 14:30 zal Dr. Ralf Bodelier in St. Agatha een lezing verzorgen met als titel: ‘Mogen we ook optimistisch zijn over Afrika?’ Hij wil graag positieve berichtgeving laten zien, m.n. ook over Afrika en andere landen in het Zuiden.

Ook Dr. Thera Rasing zal op zondag 20 mei om 14.30 uur in St. Agatha een lezing geven. Sinds 1992 doet ze onderzoek in Zambia, vooral naar inwijdingsriten voor meisjes, en hoe de katholieke kerk daar mee om gaat. Ze maakte een uitvoerige studie van de katholieke kerk/Witte Paters en Witte Zusters in Zambia.

Deze lezingen vinden plaats op de eerste verdieping van het

Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, Kloosterlaan 24, 5435 XD St. Agatha. De lezingen zijn gratis toegankelijk en vangen aan om 14.30 uur en duren ongeveer 1 uur. Voor de lezingen graag van tevoren aanmelden via tel. 0485-311007 of via [info@erfgoedkloosterleven.nl] Voor meer info en routebeschrijving kijkt u op: [www.erfgoedkloosterleven.nl] of [www.wittezusters.nl]


MINDERBEDEELDE MEISJES uit het Kwale District in Kenia krijgen hulp van een sponsorgroep die € 4,000 inzamelde. Voorzitter Juma Mwasere zei dat het doel van de sponsorloop € 10.000.- was om het schoolgeld van 26 meisjes in middelbare scholen te betalen. Die meisjes komen uit alle vier de sub-districten van Kwale. Veel meisjes konden hun droom niet verwezenlijken vanwege talloze uitdagingen, waaronder tienerzwangerschappen en te vroege huwelijken. "Wij focussen op onderwijs voor meisjes omdat de meeste gezinnen de meisjes verwaarloosd hebben. Wij willen die mentaliteit in onze gezinnen aanpakken".
Daily Nation 3-12-2017

SCHOLING VOOR MEISJES werd ook onderstreept door District Directeur Financiën Bakari Sebe in Ruanda. Als voorbeeld gaf hij hoe de Rwandese economie enorm groeide door het effect van scholing voor meisjes. "Vrouwen hebben een rol gespeeld in de groei van de economie in Rwanda omdat er vrouwen in het Parlement zijn die wetten maken ten gunste van alle burgers".
Daily Nation 3-12-2017

MEISJES DOEN HET BETER DAN DE JONGENS volgens de Nationale Examen Commissie van Tanzania. Het ging over de resultaten van 4e Lagere School en 2e Middelbaar. De meisjes waren top 10 in Middelbaar, en de eerste 4 van de top 10 in de Lagere School.
Tanz. Daily News 9-1-2018

HELEN NYONGESA,

30, uit Kenia was een fruitverkoopster in de stad. Een goede Samaritaan, Aaltonen Jumba, mobiliseerde vrienden via sociale media en haar foto deed de ronde op internet, haar handkar trekkend terwijl haar dochtertje van 3 er achter aanhing: "Een comité zal met haar bespreken hoe te investeren in de fruitverkoop, en zich ervan te verzekeren dat haar dochtertje niet langer haar leven waagt door aan die mkokoteni [= kar] te gaan hangen. Wij zullen ook het schoolgeld betalen voor haar 3 kinderen tussen 3 en 11".
Helen is sinds 3 jaar weduwe en vond toen werk als hulp in de huishouding: "Ik had meer inkomen nodig, en uit frustratie kocht ik op een dag 10 sinaasappels en verkocht die met winst binnen enige uren. Ik zag dat zo’n handel goed te doen was en ging fulltime voor verkoop van fruit. Mijn grote wens is een tuk-tuk te kopen in plaats van zo’n handkar om bananen door de stad te vervoeren".
Nairobi News 21-12-2017

ONTWIKKELINGEN IN 2017 DIE JE GEMIST HEBT?
1. Kung-Fu Nonnen in gevecht met vrouwenverkrachters in India
Boeddhistische nonnen leren vrouwen om potentiele verkrachters af te weren door vechtkunst. Zij trekken te voet of per fiets door de bergen om vrouwen bewust te maken van allerlei zaken, van vervuiling tot mensenhandel. Het geeft ze zelfvertrouwen: “Als nonnen dat kunnen, waarom wij dan niet? "
2. Een "Vredesoord" in het door oorlog verscheurde Soedan
Omringd en dus beschermd door moerassen ontvangt de etnisch gemengde stad Ganyiel van 40.000 bewoners steeds meer vluchtelingen: "Twee maanden geleden kwamen nog 2.700 Dinka aan. De oorlog is een politieke kwestie. Het is niet tussen ons mensen".
3. De wijk waar Vrouwen het voor het zeggen hebben
Ondanks doodsbedreigingen, brandstichting, zelfs moord, leerden arme verlaten en gescheiden vrouwen in oorlog-verscheurd Colombia bakstenen maken, cement mixen, en hun "Vrouwenstad" besturen. Zij eisen nu eigen rechten op, zoals een buslijn of een school voor hun kinderen. "Mannen kunnen hier niet komen zeggen: ‘Dat is van mij’."
Thomson Reuters Foundation 27-12-2017
CHRISTENEN EN MOSLIMS in de Centraal Afrikaanse Republiek bouwen aan wederzijds vertrouwen: in een sketchje leidt de een de ander geblinddoekt over een oneven pad; er klinkt wat nerveus gelach bij een struikeling. Voor "blinden" een ervaring van vertrouwen, voor leidenden een van geduld, verantwoordelijkheid en compassie. "We hebben elkaar nodig". Florence Ntakarutimana, een trauma specialist uit Burundi die de sessies leidt, zei dat de meeste deelnemers lijden aan depressie en schaamte; ze hebben nachtmerries en geen eetlust. Anderen reageren het af met boosheid en agressie. Zo’n sessie begint met een lied, dan een gebed door een priester of imam. De deelnemenden vertellen over meegemaakt geweld. Ze delen enige kenmerken die ze in elkaar waarderen. Dan bespreken ze hoe ze het wantrouwen in hun gemeenschappen kunnen uitroeien. Ze spreken af elkaar aan te moedigen tot oprechte verontschuldigingen, liefde, vertrouwen, te blijven dialogeren om gemeenschappelijke grond te vinden. Het project wil plaatselijke religieuze leiders ondersteunen; in landen waar de leiding broos is, zijn zij de steunpilaren in de samenleving. Zij leiden mensen niet alleen in hun geloof, maar helpen hen ook de uitdagingen van het leven aan te gaan.
Thomson Reuters Foundation - 5-1-2017

DE 6-JARIGE ETHAN YONA, uit Tanzania, basisschool groep 3, ontwierp een computerspel voor een Android app met in de hoofdrol de superheld Ethan-Man, die over zijn ambities praat. Het personage is gebaseerd op hemzelf; hij is hoog getalenteerd, schrijft inspirerende boeken, ontwerpt leerspelen, en neemt kinderen mee op multiculti leerzame reizen. Zijn moeder Irene Kiwia vertelde journalisten dat hij er al mee begon toen hij 5 was; zij was daar zo van onder de indruk, dat zij net zo lang zocht tot zij een bedrijf vond, "i-Leren Oost Afrika", dat in onderwijstechnologie deed. Dit ontwierp hun eerste animatie boek "Wanneer ik groot ben"; met de app Ethan-Man kunnen kinderen de afleveringen lezen, spelen, en de Ethan-Man schepper volgen, Ethan Yona. De Directeur van i-Leren Oost Afrika zei: "Wij waren zo opgetogen om samen te werken met zo’n jong manneke dat zo iets groots wilde, dat wij meteen mee wilden doen. Als onderwijsinstelling zagen wij het leerpotentieel van dit project.

De bedrijfsleider zei: "Toen wij gevraagd werden de Ethan-Man-spellen en app te ontwikkelen, waren we enthousiast. Wij moesten iets ontwerpen wat gemakkelijk toegankelijk was met een heerlijke gebruikservaring voor kinderen; zo’n buitengewoon project was juist de reden dat wij in de technologie wilden".
Tanz. Daily News, 18-6-2017.


† Heemstede, 4 dec. 2017: Frans van Dam; oud-confrater.
† Eindhoven, 13 dec. 2017: Zr. Wilma Hoitink, MZOLA
† Boxtel, 19 dec. 2017: Zr. An Cuppen, MZOLA
† …………………: Mevr. Riet Couwenberg-van de Wouw; schoonzus
van overleden confrater Piet Couwenberg.
† Wassenaar, 3 febr. 2018: Mevr. Wilhelmina van de Ven-van den
Assem; schoonzus van confrater Henk van de Ven
† Eindhoven, 7 febr. 2018; Zr. Anneke van Bakel, MZOLA
† Haren, 26 febr. 2018: Dr. Jan Groen.

† Lisse, 5 maart, 2018: Mevr. Cornelia Meyer-Janssen, echtgenote van Theo Meyer/voor zitter Vereniging Oud-studenten W.P.
† Oosterbeek, 6 maart, 2018: Dhr. Marius den Boer, zwager van confrater Piet Horsten
† Eindhoven, 14 maart 2018, Zr. Truike de Win, MZOLA
† Heythuysen, 31 maart, 2018: Pater Piet Horsten, M. Afr. Zijn levensverhaal zal in de volgende uitgave aan bod komen.



Op de dag dat ik

dit schrijf heersen er twee verschillende soorten koorts in Nederland. De meest voorkomende is de griepkoorts, een soort koorts waar we allemaal last van kunnen hebben. Als we die koorts hebben, dan zijn we ziek en hebben er een beetje de pest in. De andere koorts is de schaats- en ijskoorts. Als je die koorts hebt, dan heb je er plezier van en kun je je uitleven, althans “ijs en weder” dienende, want het ijs moet wel stevig zijn. De een is blij met koude, sneeuw en ijs, een ander zou het liever niet hebben, terwijl een derde er koud onder blijft. Koude, ijs, vriezen, schaatsen. Wat het betekent hangt af uit welke gezichtshoek je het bekijkt.

In ons leven kunnen we situaties en gebeurtenissen altijd van verschillende kanten bekijken. De een ervaart dan veel plezier en voldoening, de ander ervaart dan het tegenovergestelde, terwijl weer een ander er warm noch koud van wordt. Het hoofdthema van deze contactbrief is het priestertekort in onze westerse kerk en samenleving. En je kunt dan algemeen de vraag stellen: Hoe ervaar je deze situatie? Wordt je er bedroefd van en zit je bij de pakken neer, neem je het aan als een uitdaging, of blijf je er koud bij?

In 1987 vertrok ik naar Korhogo in Ivoorkust, naar een parochie die 7 jaar eerder door de Missionarissen van Afrika was gesticht. We waren daar met 3 missionarissen voor het centrum van de parochie en voor een 6-tal dorpen. Als we het centrum even buiten beschouwing laten, kunnen we zeggen dat er 3 missionarissen waren voor 6 dorpen. In dezelfde parochie zijn er nu 35 dorpen die door 3 missionarissen bezocht worden. De verhouding valt dus anders uit. Van 1 missionaris voor 2 dorpen is het veranderd naar 1 missionaris voor 12 dorpen.

Een van de gevolgen van die ontwikkeling was dat er minder vaak een bezoek van een missionaris kon gedaan worden in de dorpen. Een zondag zonder priester werd een heel gewone zaak, al was het niet altijd gemakkelijk. Maar dat betekende niet dat zo’n zondag een zondag werd zonder samenkomen en samen bidden. De mensen in de dorpen hebben zich aangepast aan de situatie en hebben zelf veel verantwoordelijkheid op zich genomen. De missionarissen vonden wegen en manieren om deze lekenmedewerkers en -medewerksters te vormen en op te leiden.

Of je blij bent met de situatie van minder priesters, of niet, is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is hoe je reageert op de situatie, hoe je ermee omgaat. Heb je er een negatieve kijk op, dan wordt je moedeloos en wordt het samen beleven van het geloof moeilijker. Heb je er een positieve kijk op, dan krijg je nieuwe ideeën en nieuwe energie om samen met anderen “ervan te maken wat je kunt”.

De Witte Paters vieren dit jaar het 150 jarig bestaan van de Sociëteit. In de eerste 100 jaar van haar bestaan is de Sociëteit regelmatig gegroeid in aantallen. Maar tussen 1960 en 2000 zijn die aantallen weer aan het slinken gegaan. Het groeien gaf volop voldoening, het afnemen in aantal was soms pijnlijk omdat we niet meer konden doen wat we wilden doen. Die periode werd soms genoemd “het einde van een tijdperk”, om aan te geven dat de Missie van 1900 en de Missie van 2000 heel anders zijn.

Mede vanwege kleinere aantallen zullen onze missionaire inspiratie en inzet in de huidige tijd op een andere manier gestalte krijgen dan 150 jaar geleden. Maar we blijven trouw aan de inspiratie die Kardinaal Lavigerie ons gaf: steeds weer, vanuit het Evangelie, inspelen op uitdagingen die ons brengen naar de misdeelden, de verworpenen, de uitgestotenen, in Afrika en in de Afrikaanse wereld. Om dat te kunnen doen ontvangen we een mooi “cadeau” voor ons jubileum: in het jaar 2018 zullen 40 jonge mannen hun opleiding als Missionaris van Afrika afronden. Ze kunnen dan als missionaris ingezet worden in de taken die we graag blijven vervullen.

Als u dit nummer ontvangt is Pasen al weer voorbij. Met Pasen vierden we het feest van het (terugkeren naar het) leven. Opnieuw leven ontvangen, of ook: opnieuw leven inblazen. Ook dat hangt af van waar je staat en hoe je je voelt. Zit je een beetje in de put, dan is het goed om nieuw leven te ontvangen van een ander. Ben je optimistisch, dan ben je in staat om opnieuw leven in te blazen bij een ander. Ik hoop dat het feest van Pasen en de Paastijd aan ieder van ons de gelegenheid heeft gegeven om positief te denken en te handelen, om leven te geven en om hoop in te boezemen.
Jozef de Bekker, Heythuysen.


Portfolio


[1‘Aggiornamento’ is in het nederlands vooral bekend als term van Johannes XXIII (1958-1963), die vond dat de Rooms-Katholieke Kerk zich moest vernieuwen. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) gaf daar een aanzet toe. Onder Johannes’ opvolger Paulus VI werd het concilie afgesloten; de omzetting van de conciliaire nesluiten vindt nog steeds plaats.

[2Dit artikel is geïnspireerd door ’Een andere kijk op de priester’ , van M.G. Neels, Uitgeverij Boekscout.nl Soest

[3Een catechumeen of doopleerling is binnen het christendom iemand die zich voorbereidt op zijn doopsel

[4John Henry Newman (London, 21 februari 1801 - Birmingham, 11 augustus 1890) was een Engelse theoloog en bekeerling tot het katholieke geloof. In 1879 werd hij door paus Leo X111 kardinaal gecreëerd.