Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 1e kwartaal 2015 (nr. 195).

Contactbrief 1e kwartaal 2015 (nr. 195).

zaterdag 7 maart 2015, door Webmaster


.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

DE AFRIKAANSE VROUW
Editoriaal
*

JEZUS EN VROUWEN

APOSTOLAAT MET VROUWEN
Tiny Hölscher
*

1. SOPHIE UIT KENIA
2. DR. MUKWEGE UIT CONGO
3. ROSEMARY UIT ZUID-SOEDAN

*

DE AFRIKAANSE BOERIN
*

GOED NIEUWS UIT AFRIKA
Marien van den Eijnden
*

OVERLEDEN CONFRATERS
*

OVERLEDEN FAMILIE
*

HET LAATSTE WOORD
Wim Wouters
*

.-.-.-.-.-.-.-.-.-.


In 1885 schreef een van de allereerste Witte Pater-missionarissen vanuit Centraal Afrika aan kardinaal Lavigerie: ‘Wij hebben hier zusters nodig die zorg kunnen dragen voor meisjes en die vrouwen kunnen vormen voor christelijke gezinnen. We hebben zusters nodig, exceptionele vrouwen die lichamelijk en moreel gezien sterk staan, vol heldhaftige toewijding en energie’. Als antwoord daarop stichtte Lavigerie en Moeder Salome de Witte Zusters, die tientallen plaatselijke zustercongregaties zijn begonnen in Afrika en die tienduizenden Afrikaanse vrouwen hebben gevormd. In landen waar vrouwen onderdrukt en in afzondering werden gehouden, hebben de zusters hen een nieuw en bevrijdend model van vrouw-zijn voorgehouden. Wat betekent het vrouw te zijn in Afrika?

Veel mensen, misschien u ook, hebben het stereotype beeld in hun hoofd van de Afrikaanse man luierend onder een mangoboom en daarnaast dat van de hardwerkende Afrikaanse vrouw, kind op de rug, zwoegend en zwetend onder een brandende tropenzon.

En wellicht is dat terecht, want als je vandaag kijkt naar de verbeterde positie van de moderne Afrikaanse vrouw en het groot aantal geslaagde ontwikkelingsprojecten waarvan zij de succesfactor is, mag je concluderen dat er een behoorlijke kern van waarheid in die voorstelling zit. Iemand heeft eens gezegd: ‘Als rijkdom het onvermijdelijk resultaat zou zijn van hard werk en ondernemingslust, dan zou iedere Afrikaanse vrouw miljonair zijn.’ Misschien is dat wat overdreven geformuleerd, maar het duidt wel op de innerlijke kracht van de Afrikaanse vrouw, en het is ongetwijfeld daarom dat zij in heel veel christelijke basisgemeenschappen een leiderspositie heeft en in veel ontwikkelingsprojecten een cruciale rol toebedeeld krijgt.

Toch zullen verschillende van u zich afvragen of het wel zo rooskleurig gesteld is met vrouwenrechten in Afrika? Slecht, hoor ik al iemand roepen. Toegegeven, we zijn er nog lang niet, maar kijk eens wat er al wèl op dat gebied bereikt is in al die Afrikaanse landen die toch nog maar nauwelijks 60 jaar onafhankelijk zijn? Vergelijk dat eens met b.v. Engeland waar de vrouw 700 jaar moest wachten, vanaf de ondertekening van de Magna Charta (dat fameuze handvest over rechten en vrijheden), ondertekend in 1215, tot aan de tijd dat de Engelse vrouw voor het eerst stemrecht kreeg in 1918! Daar heeft het ruim 700 jaar geduurd! Vind je het dan gek dat de wettelijke en culturele status van de Afrikaanse vrouw een ‘beetje’ achter loopt? Het groeiend besef van eigen waardigheid en de eigen plaats van de vrouw binnen de Kerk en de maatschappij is een van de kenmerken van onze tijd.

Laten we hopen dat ook binnen de veranderende Afrikaanse maatschappij zij grotere vrijheden mag verkrijgen en dat zij met moed haar nieuwe uitdagingen aan durft gaan. Zoals een Afrikaanse spreekwoord zegt: ‘Als je een man opvoed, voed je een individu op; voed je een vrouw op dan heb je een hele natie opgevoed’. Geef de Afrikaanse vrouw de ruimte en zij is tot grote dingen in staat.

Het is met respect en bewondering dat wij dit nummer van de Contactbrief wijden aan de Afrikaanse vrouw. We zijn vooral blij dat we zuster Tiny Hölscher, van de Witte Zusters, bereid hebben gevonden uiting te geven aan haar bevindingen en hun werk met vrouwen in Afrika.


De evangelist Lukas heeft ons laten zien hoe ontroerend en hoe bevrijdend een ontmoeting tussen Jezus en vrouwen kan zijn:

“Eens onderrichtte Jezus op de sabbat in een van de synagogen toen er plotseling een vrouw binnenkwam die al 18 jaar ziek was; zij liep helemaal krom en kon haar hoofd niet meer opheffen. Toen Jezus haar zag, riep hij haar bij zich en zei: ‘Vrouw, gij zijt van uw ziekte verlost!’ Hij legde haar de handen op en meteen richtte zij zich op en verheerlijkte God”.
(Lukas 13:10-13)

Jezus, een bekend profeet, spreekt de menigte toe, maar toch merkt Hij haar op. Hij houdt op met zijn toespraak, roept haar bij zich, en voor het oog van al zijn toehoorders geneest Hij haar van haar al-jaren-durende ziekte. Hoe leven gevend en verheffend, ja hoe bevrijdend moet dat in haar oren geklonken hebben! En dat is maar één voorbeeld van de vele scenes in het evangelie, waarin steeds opnieuw Jezus’ liefde blijkt voor vrouwen, zijn bezorgdheid om hun welzijn en zijn bevrijdende impact op hun leven. Hij genas hen, was blij met hun vriendschap, en ontving hen in de cirkel van zijn naaste volgelingen. We zien hen ook regelmatig in zijn gezelschap in Galilea:

“De twaalf vergezelden Hem en ook een aantal vrouwen die van boze geesten en ziekten verlost waren: Maria, die Magdalena wordt genoemd, uit wie zeven duivels waren weggegaan, Johanna, de vrouw van Herodes’ rentmeester Choesa, Susanna en vele anderen, die uit eigen middelen voor hen zorgden.”
(Lukas 8:1-3)

Zij volgden Hem naar Jerusalem en waren getuigen van zijn lijden, terwijl zijn mannelijke volgelingen op de loop gingen. De vrouwen bleven en wisten daarom waar zijn graf was. Zij waren dan ook de eersten die naar het lege graf gingen, de eersten die het goede nieuws verspreidden. Ook in de Handelingen van de Apostelen toont de jonge Kerk ons het beeld van een krachtdadig dienstbetoon van vrouwen als missionarissen, predikers, leraressen, profeten, apostelen, genezeressen en leiders van thuis-kerken; medewerkers van Paulus en anderen; lees er maar over in de Romeinenbrief, hoofdstuk 16, waar je de namen vind van Phebe, Prisca, Aquila, Maria, Junia, Persis en vele anderen.

Dat alles heeft zich echter niet lang weten door te zetten. Al gauw werd het christendom in een specifieke vorm gekneed volgens de cultuur van het Romeinse Rijk, waar mannen het te zeggen hadden over lager-geklasseerde mannen, vrouwen, kinderen en slaven: in feite een patriarchale structuur waar de macht in handen lag van een dominante man of groep mannen. Toen de Kerk groeide en zich vestigde, adopteerden haar leiders die structuur voor eigen gebruik. Daarmee werden vrouwen noodzakelijkerwijs in een ongelijke en ondergeschikte rol gedrukt: mannen onderwijzen en besluiten, vrouwen luisteren en gehoorzamen. Tot op de dag van vandaag is die ongelijkheid zichtbaar in de Kerk. Gewijde teksten, godsdienstige symbolen, doctrines, morele leerstellingen, kerkelijke wetten, rituelen, etc. zijn allemaal ontworpen door mannen. Zelfs God wordt voorgesteld als een machtige patriarch die de man het recht geeft om over de vrouw in familie en maatschappij te regeren. Ondanks Jezus’ houding en die van de jonge Kerk ten opzichte van vrouwen, ja zelfs in tegenstelling daarmee, heeft zowel Kerk als maatschappij in de loop van de geschiedenis aan vrouwen zware lasten opgelegd.

Vooral in ontwikkelingslanden, maar niet uitsluitend daar, gaan veel vrouwen tot op de dag van vandaag gebogen onder onderdrukking en achterstelling. Zij mogen in Jezus’ aangrijpende medelijden een prikkel en aansporing zien tot bevrijding en – zoals de vrouw in het evangelie van Marcus – zich oprichten uit ondergeschiktheid en overheersing:

De VN brengt ons deze sombere statistieken onder ogen:
 vrouwen, de helft van de wereldbevolking, werken ¾ van de werkuren van de hele wereld; - zij ontvangen slechts een tiende van de salarissen die wereldwijd uitbetaald worden; - zij bezitten slechts één procent van het beschikbare agrarische land; - zij vormen twee-derde van alle ongeletterde volwassenen; - zij vormen, samen met de van hen afhankelijke kinderen, ¾ van de hongerlijdende bevolking van de wereld.

Om dat droefgeestige beeld nog erger te maken:
 zij lijden onder ‘huiselijk geweld; - zij worden gedood om de ‘familie-eer’ te redden; - zij worden gedwongen tot doding van vrouwelijke foetussen, kind-huwelijken, besnijdenis van meisjes; - zij worden verkracht, geprostitueerd en verhandeld voor seksuele slavernij; - zij worden vermoord door mannen in een onevenredige verhouding.

Wat betreft onderwijs, tewerkstelling en andere sociale diensten hebben mannen steeds een aanzienlijk voordeel vanwege hun man-zijn. Vrouwen worden benadeeld door raciale en etnische vooroordelen of doordat klassenprivileges arme vrouwen achterstellen. Seksisme, het vooroordeel tegen vrouwen vanwege hun sekse, is een globaal probleem.
In 1995 hielden de VN een conferentie over vrouwen in Beijing, China. Voor het eerst in de geschiedenis werd deze bijgewoond door vrouwen uit alle landen ter wereld. Paus Johannes Paulus II schreef bij die gelegenheid een brief waarin de katholieke kerk zich schaarde achter de strijd van vrouwen voor gerechtigheid en gelijkheid. Dat was helemaal in harmonie met de sociale leer van de Kerk, een leer die zich baseert op het basisgegeven dat man en vrouw beide zijn geschapen naar de gelijkenis en het evenbeeld van God. Maar toch zal de hedendaagse christen wat sceptisch zijn als hij zo’n brief leest? Al zo’n 2000 jaar lang wordt immers alle christelijke theologie binnen de Kerk bedreven door mannen. Het is daarom bijzonder, en ook buitengewoon verrassend, dat vrouwen vandaag zelf een nieuw perspectief aandragen dat begint bij de levenservaringen en de lasten die zij zelf dragen. Zij zijn begonnen ‘feministische theologie’ te bedrijven; dat wil zeggen: theologie gelegd in vrouwenhanden, geloof gezien door ogen van de vrouw. Hoe mooi zou het zijn als dat kon leiden tot een verrassende nieuwe vorm van gemeenschap die bevrijdend is voor de vrouw die jarenlang ‘gebogen’ door het leven heeft moeten gaan onder structuren van overheersing. Wat een prachtig evenbeeld van Christus zou onze Kerk weer zijn, als zij in haar houding wat meer de gelijkheid van vrouwen zou uitstralen? De warmhartige en bevrijdende woorden die haar daartoe aansporen, en waardoor zij haar hoofd weer kan opheffen, zijn al twee eeuwen geleden uitgesproken: “Vrouw, je bent uit je ziekte verlost!’

Vijf jaar na die conferentie in China, in 2000, ondertekenden 189 landen de millenniumdoelstellingen van de VN waarin o.a. inzet werd gevraagd voor het bevorderen van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Maar die doelstellingen zijn nog altijd een onvoltooid ideaal. Met interesse volgen wij de hedendaagse Afrikaanse vrouw die steeds meer de kracht aan het ontdekken is die uitgaat van de bevrijdende Jezus, die al twee eeuwen geleden tegen die gebogen vrouw zei: ‘Richt u op! Gij zijt verlost!’

Piet van der Pas


In de bijna 150 jaar dat wij als Zusters Missionarissen van Onze Lieve Vrouw van Afrika in Afrika aanwezig mochten zijn, waren onze levens heel sterk verbonden met de Afrikaanse Vrouwen. Samen met hen hebben wij geleefd en gewerkt en daardoor elkaar gesteund en verrijkt.

Hoe het allemaal begon

"Ik heb vrouwen apostelen nodig
om de Afrikaanse vrouw te ontmoeten in haar dagelijks bestaan,
om samen gist te zijn in hun leefmilieu".


Deze uitspraak dateert uit 1869 en is afkomstig van Kardinaal Lavigerie, toentertijd Aartsbisschop van Algiers in Noord Afrika. Nadat hij in 1868 de Sociëteit van de Missionarissen Van Afrika had gesticht, zag hij al gauw, vanwege de situatie van de Moslimvrouwen waartoe mannen geen toegang hebben, de noodzaak een Congregatie van missiezusters te stichten. Een belangrijke uitspraak van de kardinaal aan zijn paters was: “Jullie apostolaat zal geen vrucht dragen als jullie niet de samenwerking hebben van vrouwelijke apostelen die zich met en voor vrouwen kunnen inzetten”. Hij voorzag daarom in vrouwelijke apostelen om de Afrikaanse vrouw te ontmoeten in haar dagelijks bestaan, om samen “gist te zijn in haar leefmilieu”.

 Zijn oproep bereikte Europa en op 9 september 1869 kwam de eerste groep van 8 jonge Bretonse vrouwen aan in Algiers, als antwoord op de noodkreet van Lavigerie. Dit was de start van de Congregatie van de Missie Zusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika (MZOLA). Vanaf het begin insisteerde de Kardinaal heel sterk op wat we tegenwoordig inculturatie noemen, zoals kennis van de lokale taal, woon en leefgewoonten en zelfs tot kleding toe. Ons habijt was dan ook gemodelleerd op de witte kledij en sluier van de Moslimvrouwen in Noord Afrika vandaar onze bijnaam ‘Witte Zusters’. Ook zei hij tegen zijn missionarissen: “ Jullie zijn pioniers; het eigenlijke werk moet gedaan worden door de Afrikanen zelf”.

Apostolaat voor en met vrouwen.
Vanaf het begin van de Congregatie is dus het apostolaat voor en met vrouwen hoofdzaak en is de vorming en ontwikkeling van de Afrikaanse Vrouw altijd een prioriteit geweest. Ik lees in onze Constituties: “ In alle omstandigheden laten we onze solidariteit met de Afrikaanse vrouw blijken opdat zij de maatschappij en de kerk met haar specifieke eigenheid kan verrijken”.

In 1894 vertrokken de eerste zusters naar Tanzania. Na het aanleren van de taal begonnen zij al gauw met catechese, ziekenzorg en onderwijs. Na de lagere school ging onze aandacht naar vervolgonderwijs, opleiding tot onderwijzeressen en verpleegsters, vroedvrouwen en docenten. Zo zijn veel vrouwen opgeleid, die nu een belangrijke plaats innemen in de maatschappij en de leiding van scholen en ziekenhuizen overgenomen hebben.

Huisbezoek stond hoog in het vaandel. Het was belangrijk de families te bezoeken en elkaars vreugde en zorgen te delen. Overal werden vrouwengroepen opgericht die samenkwamen voor cursussen en bijeenkomsten, waar vaardigheden werden aangeleerd, problemen besproken en ervaringen uitgewisseld.

In ons apostolaat in Afrika hebben wij ons bijzonder toegelegd op de vorming van eigenlandse religieuzen. Eenvoudig en klein begonnen, zijn er door de jaren heen 21 Diocesane Congregaties door onze zusters gevormd en begeleid naar zelfstandigheid. Deze Afrikaanse religieuzen zijn van grote betekenis voor de kerk en de maatschappij.

Na de onafhankelijkheid werden veel van onze instituten overgedragen, vooral aan Lokale Afrikaanse Religieuzen. De profetische woorden van Kardinaal Lavigerie aan zijn missionarissen “ Jullie zijn pioniers, het blijvende werk moet gedaan worden door de Afrikanen zelf”, werden bewaarheid.

Vervolgens gingen wij ons richten op eigentijdse noden zoals de zorg voor Aidspatiënten en de gevolgen hiervan voor familie en nabestaanden. Er was vooral aandacht voor de weeskinderen en hun toekomst. Zusters werden opgeleid om te werken met straatkinderen zoals in Mwanza en Nairobi.

Meer aandacht voor prostituees en vrouwenhandel. Ze werden geholpen een toekomst voor zichzelf op te bouwen en er wordt voorlichting gegeven aan vrouwen en meisjes over de gevaren van mooie beloften over werk en toekomst in de vreemde. In sommige landen, zoals Mozambique en Malawi was speciale aandacht voor vluchtelingen.
In Ruanda, pastorale zorg door bezoeken aan de gevangenis, waar veel mensen onschuldig gevangen zitten.

Sinds ons laatste kapittel zijn er door de zusters groepen opgericht voor Vrede en Gerechtigheid om als vrouw met vrouwen de weg te gaan van bevrijding en dialoog tussen de godsdiensten, van aandacht voor andere volken en culturen en zo mee te bouwen aan een multiculturele samenleving waar ieder tot haar recht komt.

Pastorale ondersteuning van Lokale Christelijke Geloofsgemeenschappen waar onderwerpen zoals Rechtvaardigheid, vrede en maatschappelijke betrokkenheid worden besproken. Zij proberen hierdoor mensen hoop te geven en te steunen in wat zij doen. Zij bespreken lokale problemen en proberen rechtvaardige oplossingen te vinden en hun christenzijn bewust en actief te beleven. Ook wordt gewerkt aan een grotere politieke bewustwording waarbij mensen hun leiders ter verantwoording durven roepen.

We worden aangemoedigd door jonge Afrikaanse zusters , die zich geroepen voelen, lid te worden van een missionaire congregatie en die het apostolaat voor en met vrouwen zullen voortzetten.

Tiny Hölscher, MZOLA (witte zuster)


De klap was groot. Voor haar lijf en voor haar geest. Haar rug brak, maar zij zelf niet. De Keniaanse Sophie werd voor dood achtergelaten door de mannen die haar zwaar mishandelden in haar eigen huis. Waarom ze haar moesten hebben? Omdat zij zich inzet voor de rechten van meisjes en vrouwen op het platteland van Kenia. En dat kan dus levensgevaarlijk zijn. Maar ze is niet stuk te krijgen en haar strijd is vuriger dan ooit. Sophie: “Ik weet zelf hoe traumatisch het is om slachtoffer te zijn van geweld en ben daarom vastberaden om mensen te helpen, al zijn het er maar een paar.”

Natuurlijk is er nog pijn. En een trauma. Je staat er van versteld als je ziet hoe Sophie dit omzet in positieve energie. Die gebruikt ze voor het krijgen van die nodige verandering voor vrouwen zoals zijzelf. Dit gaat niet over niks, in een land waar armoede, mishandeling en verkrachting aan de orde van de dag zijn.

Ze wil dat meisjes en vrouwen hun eigen keuzes kunnen maken. Over hun lichaam, over de toekomst van zichzelf en van hun kinderen, over hun leven. Iedere vrouw verdient die vrijheid. “Bij een verkrachting denken mensen: zo zijn mannen nu eenmaal, die vrouw zal er wel aanleiding toe gegeven hebben. Het is voor vrouwen een eyeopener als wij zeggen: het is niet jouw schuld, en deze man is strafbaar,” vertelt Sophie.

Ze traint 40 vrouwen per jaar die weer andere vrouwen trainen, voorlichten en begeleiden bij (seksueel) geweldsmisdrijven. Ze maakt veel meisjes en vrouwen bewuster van hun rechten, wat een positief effect heeft op hele families. Om meer vrouwen te bereiken in afgelegen gebieden heeft ze nu dringend een auto nodig. Zolang vrouwen als Sophie gevaar lopen om mishandeld, verkracht of zelfs vermoord te worden, zolang is het nodig dat vrouwen als zij dit werk blijven doen. Samen met veel andere moedige vrouwen in Kenia die dit durven.


De bekende voorvechter van vrouwenrechten in Afrika, de arts Denis Mukwege, is afgelopen jaar in de Democratische Republiek Congo aan de dood ontsnapt toen meerdere gewapende mannen het vuur op hem openden. De mannen drongen het woonhuis van Mukwege binnen en hielden in afwachting van zijn thuiskomst zijn twee tienerdochters en een huisvriend onder schot. In de chaos die ontstond toen Mukwege zijn woning binnen liep, werd een bewaker gedood. Ook Mukwege zelf werd beschoten, maar hij bleef ongedeerd. De aanvallers zijn gevlucht.

Denis Mukwege (1 maart 1955) is een Congolese gynaecoloog en mensenrechtenactivist. Zijn vader was protestants predikant. Mukwege is directeur van het ziekenhuis van Panzi dat hijzelf in 1999 oprichtte in Bukavu. Hij behandelt er slachtoffers van groepsverkrachtingen en seksueel geweld, een specialisatie waarin hij wereldwijd als expert wordt beschouwd.

Mukwege, die enkele malen is genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede, hield vorige maand nog een toespraak voor de Verenigde Naties waarin hij de massale verkrachtingen in Congo en de straffeloosheid waarmee dat gebeurt aan de orde stelde. Die toespraak lag ongetwijfeld gevoelig bij de machthebbers in Congo, met wie Mukwege toch al geen warme banden onderhoudt. Gevoelig ligt ook de kritiek die Mukwege heeft op de rol van Rwanda bij het geweld en de verkrachtingen in Oost Congo.

Mukwege is de oprichter en medisch directeur van het Panzi ziekenhuis in Bukavu dat wereldwijd bekend staat om de behandeling van slachtoffers van seksueel geweld. Volgens Tineke Ceelen van Stichting Vluchteling die het Panzi ziekenhuis steunt, gaat Mukwege “niets uit de weg om op te komen voor de meest kwetsbare oorlogsslachtoffers; vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld!! Zeker nu, na zo’n schokkend incident als een aanslag verdient deze voorvechter alle aandacht, steun en respect.”


Al 30 jaar lang stelt Zuster Rosemary Nyirumbe van de Zusters van het H. Hart van Jezus, uit Juba-Zuid Sudan, zich ten dienste van hen die zich in het epicentrum bevonden van bloedige en gewelddadige burgeroorlogen die Noord-Uganda en Zuid-Sudan geteisterd hebben. Gewapend met slechts een naaimachine trotseerde zij openlijk Joseph Kony en de rebellen van de LRA (Lord’s Resistance Army) en hun 20-jarige durende terreurbeweging. Sinds 2002 heeft Zr. Rosemary meer dan 2000 meisjes opgevangen die voorheen gegijzeld waren door de LRA of door hun ouders aan hun lot waren overgelaten. Iedereen die de St. Monica Campus in Gulu, Uganda, binnenkomt, zal zich onmiddellijk realiseren dat er weinig andere plaatsen op aarde zijn waar een gemeenschap vrouwen beter in staat wordt gesteld om zelfredzaam te worden en in het geweer komen voor vrede en voorspoed. Zr. Rosemary heeft die dappere meiden geleerd hun eigen kleren te maken, hun eigen voedsel te verbouwen, een waardevol vak te leren, en medelijden te tonen met anderen die minder geluk hadden dan zijzelf.


Afrikaanse boerinnen spelen een sleutelrol in het terugdringen van honger en armoede. Zij nemen maar liefst 80% van al het werk op het land voor hun rekening. Toch worden zij achtergesteld als het gaat om toegang tot het bezit van land, alsook landbouwondersteuning, zoals training, krediet, zaden en gereedschap.

Bijna een miljard mensen – dat is één op de zeven – gaat vanavond zonder eten naar bed. Het uitbannen van extreme armoede en honger is een van de millenniumdoeleinden waardoor honger in 2015 gehalveerd zou moeten zijn. Die doelstelling wordt zeker niet gehaald, terwijl wereldwijd toch voldoende voedsel geproduceerd wordt. Een kleine verhoging van landbouwproductie zou al grote impact kunnen hebben op armoede en honger. Die productie zou hoofdzakelijk moeten komen van de grootste groep kleinschalige agrariërs in ontwikkelingslanden, namelijk de VROUW. De vrouw is de spil van de lokale voedselzekerheid in Afrikaanse landen. Betere ondersteuning zou dus leiden tot het vergroten van voedselvoorraden en tot uitzicht op voedselzekerheid. De EU en hun lidstaten, waaronder Nederland, zouden krachtdadiger boerinnen moeten ondersteunen in het creëren van kansen op een menswaardiger bestaan. Er is al even geleden een petitie bij minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking neergelegd om gerichter te investeren in vrouwen. Dat zou de positie van Afrikaanse boerinnen aanzienlijk verbeteren, en daarmee zou een flinke stap gezet worden in de strijd tegen honger en armoede.


Het nieuws over Afrika is het afgelopen jaar overschaduwd door de uitbraak van ebola in West-Afrika, terroristisch geweld in Nigeria en Kenia en burgeroorlogen in de Centraal Afrikaanse Republiek en Zuid-Soedan. Desondanks zijn er ook echt positieve ontwikkelingen te melden in 2014. Een kleine greep:

1. Uganda: De Oegandese schilder en glazenier Mathias Muwonge (1961) zei in 2008: "Het is de Oegandese vrouw die onze cultuur het best heeft bewaard, en nog behoedt, voedt, en leven doet. Ik wil via mijn kunst laten zien hoe onmisbaar en belangrijk vrouwen zijn voor onze identiteit, als christen en als Afrikaan. Vrouwen leven vanuit het hart. Mannen begrijpen dit niet, en dwingen de vrouwen te leven zoals zij. Vrouwen laten zien, dat zij anders in het leven staan dan mannen. Mijn werk wil uit laten komen: respect, bescheidenheid, vroomheid, arbeidsethos, dienstvaardigheid, luisterbereidheid, mededeelzaamheid, rechtvaardigheid, saamhorigheid, en zusterschap. Deze waarden vormen de hoeksteen van onze Baganda cultuur, en tegelijkertijd behoren ze tot de kern van de christelijke verkondiging. Vrouwen vormen een schakel tussen de verschillende etnische groepen, en zijn een garantie voor hartelijke relaties".

2. Vrouwen Netwerk Oost-Afrika: Al op 20 september 2005 werd het Vrouwen Netwerk voor "Groter" Oost-Afrika gelanceerd. De deel nemende landen waren: Tanzania, Kenia, Uganda, Burundi, Rwanda, en Ethiopië. Met als doel: het bevorderen van een hogere deelname van vrouwen in leidersfuncties, beslissingsniveaus, en alles wat het leven van alle dag betreft; hen een gezamenlijke stem te geven; dit in het bijzonder voor : - het delen van documentatie en informatie; - het opbouwen van bekwaamheid, kansen scheppen en die gebruiken.


3. Vodacom geeft rentevrije Leningen aan Vrouwen: Telecom VODACOM in Tanzania geeft al jaren kleine rentevrije leningen aan vrouwen om hun bedrijfskapitaaltje te verhogen en hun inkomsten te vermeerderen, tot profijt van hun gezin. Doordat vrouwen doorgaans betrouwbaarder zijn dan mannen, lossen zij hun leningen goed af en werkt het als een doorlopend fonds om steeds meer vrouwen op weg te helpen. Dit jaar ging dat naar 400 vrouwen. Een groentetuintje voor de verkoop, een winkeltje, legkippen, een of meer melkkoeien, enz. Vrouwen zeggen dat dit project hen vooral helpt omdat zij géén rente hoeven te betalen.
(Tanzania dagblad Majira, 17 juli 2013)

4. Eerlijke mensen in Tanzania: “In juli 2014 ontving ik hier in Dar es Salaam bezoek van enkele familieleden. Confrater Kees Akkermans nam ze mee op stap om een reisje te maken naar Ruaha Game Reserve, een van de mooiste reservaten in Tanzania.
Echt de moeite waard om te bezoeken. Tussen Mikumi en Iringa kregen ze moeilijkheden met mijn auto, een Toyota Landcruiser. Er zat niets anders op dan de bus te nemen. Hoewel ze er echt tegen op zagen om zo verder te moeten reizen, bleek het toch een gave van boven te zijn en werden ze een goede ervaring rijker.

Zo leerden ze van heel dichtbij de vriendelijkheid, behulpzaamheid en gastvrijheid van de Tanzanianen kennen. Op een zeker moment moesten ze ook een taxi nemen naar hun hotel. Gelukkig en tevreden stapten ze uit en gingen naar hun kamers om zich wat op te knappen. Toen ze later weer bij elkaar kwamen vertelde onze Broeder Kees: ’Ik kan mijn portemonnee nergens meer vinden’. Ze schrokken allen behoorlijk omdat Kees het geld van de hele groep beheerde en in het bezit was van een behoorlijk bedrag. Hij wist echt niet waar hij het verloren had. Zorg, zorg en nog eens zorg! De volgende morgen na het opstaan stond de taxichauffeur, die speciaal voor hen was teruggekomen, op hen te wachten: ’s avonds bij het schoonmaken van zijn auto had hij de portemonnee gevonden en bracht die nu terug met al het geld er in!!! Pracht mensen, die Tanzanianen!!!”
(Uit een email van Gerard Derksen)


1. LEO DELEMARRE (Leonardus, Franciscus, Maria),
Missionaris van Afrika-Witte Pater

“... HIJ DIE ONDERWEZEN IS IN HET RIJK DER HEMELEN,
IS GELIJK AAN EEN HUISVADER DIE UIT ZIJN VOORRAADKAMER
NIEUW EN OUD TE VOORSCHIJN HAALT.”
Mt.13,52

Leo werd geboren op 25 maart 1925 te Den Haag. Door een eed van trouw verbond hij zich aan onze Sociëteit, en ontving de priesterwijding op 31 mei 1952. Leo was tamelijk flegmatiek van temperament, maar hij was goed in de omgang en een gezellige causeur, praktisch van aanleg, steeds bereid een dienst te verlenen. Hij was een harde en plichtsgetrouwe werker. Andere talen leren was niet gemakkelijk voor hem, maar hij was wel goed om iets eenvoudig uit te leggen, bv. bij geloofsonderricht en prediking.

Na zijn wijding kreeg hij voor korte tijd een taak in Boxtel en werkte een jaar voor de propaganda vooral met filmvoorstellingen. Eind 1953 vertrok hij met een vrachtboot naar Nigeria, waar hij 40 jaar lang werkte als parochiepriester in het vroegere bisdom Oyo, en wel in de parochies: Ilesa, Otan, Ijio, Inisha, Iseyin, Saki, Iganna en Ede. Naast het gewone pastorale werk in die diverse plaatsen werd hij aalmoezenier van de Katholieke Arbeiders Jeugd, de Verkenners, de Misdienaars en het Marialegioen en begon hij met de in Kongo opgerichte jeugdbeweging: de Xaverianen. Ook de zgn. “Katholieke Aktie” was in opkomst met een grotere deelname van leken op veel terreinen; er werden dan ook vormingssessies georganiseerd zodat zij grotere verantwoordelijkheden op zich konden nemen.

Leo werd ook belast met het toezicht op het onderwijs en het bouwen van scholen en huizen voor het onderwijzend personeel. Daarbij kreeg hij hulp van een Canadese Broedercongregatie gespecialiseerd in onderwijs die toen daar een Noviciaat begon voor eigen lands leden. Toen de katholieke scholen overgenomen werden door de staat, kregen zij de schooljeugd zover dat zij bijna dagelijks naar het parochiecentrum kwamen. Instructie werd afgewisseld met zang, die dan weer in de eredienst gebruikt werd, zodat zij leerden er actief aan deel te nemen. Enige keren per jaar dramatiseerden zij het evangelie in de kerk, waar ook de volwassenen van konden leren, ook niet-katholieken. Voor volwassenen organiseerden zij praatavonden over het evangelie, en hoe dat te beleven onder dagelijkse omstandigheden. Een van de resultaten was dat na jaren heel wat huwelijken kerkelijk ingezegend werden.

Zijn regionale overste schreef 1965: “Leo wordt door de bevolking zeer gewaardeerd. Hij is goed voor zijn huisgenoten, en zijn parochiewerk is goed georganiseerd”. De provinciale overste voegde er aan toe: “Onder zijn verlof was hij zeer actief t.a.v. zijn missiewerk etc.” Het volgende jaar werd hij Ridder benoemd in de orde van Oranje-Nassau.

Leo begon steeds hardhorender te worden en dit veroorzaakte communicatiestoornissen. In 1994 kwam hij dan ook voorgoed terug naar Nederland, eerst enige jaren in Tilburg, toen in Leidschendam. Tenslotte mocht hij genieten van de omgeving en de rust van Heythuysen. Daar overleed hij op 21 november 2014.


2. HARRY FRANSSEN (Henricus Arnoldus Maria),
Missionaris van Afrika-Witte Pater

“JEZUS GING ROND DOOR DE DORPEN IN DE OMTREK WAAR HIJ
ONDERRICHT GAF.”
Mc. 6,6

Harry werd geboren op 5 april 1930 te Veghel. Op 27 juni 1955 verbond hij zich in Thibar in Tunesië door een missionaris-eed aan onze Sociëteit en werd in Carthago 1 april 1956 priester gewijd. Zijn zus Francien werd Witte Zuster. Zijn neef Harrie Schellen is onze medebroeder die ook in 1955 zijn eed aflegde.
Harry had een helder verstand, alsook ook een talenknobbel. Hij was opgewekt maar nerveus van aard; een harde werker met oog voor vooral de grote lijnen. Hij was steeds bereid een dienst te verlenen, was recht door zee, wist wat hij wilde en ging dan rustig zijn weg.

Op 2 november 1956 vertrok hij naar Guinee in West Afrika. Hij begon er de cultuur en de taal te leren. Toen Guinee in 1958 onafhankelijk werd en er een socialistisch regime kwam met een nogal vijandige houding tegenover de Kerk en de traditionele godsdiensten, werden alle blanke missionarissen en ontwikkelingswerkers het land uitgewezen. Het was mei 1967. Harry schreef toen: “Ik ben van de mensen gaan houden en heb hier tien jaar lang met veel plezier geleefd en gewerkt, ondersteund door het geloof van de mensen”. Zij lieten toen maar twee bisdompriesters achter voor het hele bisdom, die samen met de catechisten de kerkgemeenschappen levend wisten te houden en zelfs te doen groeien. De catechistenopleiding ging door; beetje bij beetje werden jonge mannen priester gewijd en werden jonge vrouwen religieuzen. Later vertelde Harry dat hij door die uitwijzing het belang had leren inzien om te werken aan een kerkgemeenschap die zo zelfstandig mogelijk is.

In 1968 na zijn verlof in Nederland kreeg Harry een nieuwe benoeming, nu voor het bisdom Nouna in Burkina Faso. Hij moest daar in de loop van de jaren verschillende keren verhuizen en een nieuwe cultuur en taal leren; het klimaat was anders en ook het leef- en werkritme van de bevolking verschilde steeds. Hij werd allereerst te werk gesteld in de parochie Tougan, waar hij vooral werkte aan catechistenopleiding. Het was de tijd van het Vaticaans Concilie; er kwam vooral een nadruk op de vorming van elk kerkdorp als een zelfstandige gemeenschap die samen met de andere kerkdorpen deel uitmaakten van de grote parochiegemeenschap. In de beginjaren 70 heerste er een periode van droogte en voedselschaarste. De parochie organiseerde voedselhulp, en begon voor de toekomst in de dorpen graanschuren op te zetten als voorraad voor de moeilijke jaren. Op 1 oktober 1980 verhuisde Harry naar de parochie Solenzo met 100 kerkdorpen. In die tijd ontwikkelde de afrikanisering zich voorspoedig: drie parochies, alsook de leiding van de catechistenschool en het klein seminarie kwamen volledig in handen van Burkinabé bisdompriesters, en in 1986 werd de Vicaris van de bisschop een Burkinabé. Harry werd gekozen tot lid van de Regionale Raad van de Witte Paters.

In november 1987 verhuisde hij opnieuw, nu naar de parochie Zaba en in augustus 1993 ging hij weer terug naar Solenzo. Op 10 januari 1995 herdacht hij dat hij 40 jaren aan Afrika dienstbaar was en beschreef het als een Abraham ervaring: “Ik werd in beweging gezet door wat ik als Gods roeping ervaren heb, naar iets onbekends toe. En dat niet één maal, maar verschillende keren... Ik heb mijns inziens een zinvol en waardevol leven gehad”. In 1998 ging Harry op verzoek van de gouverneur zorgen voor schoon water. Hiervoor werd hij in 2000 gedecoreerd met de orde van Chevalier de Mérite Burkinabé.

In 2003 keerde hij terug naar Nederland. Over zijn tijd in Afrika zei hij: “Ik ben dankbaar voor al die jaren dat ik mocht genieten van de grote gastvrijheid en vriendelijkheid van de mensen, van hun geduld en hun wijsheid”. Vanaf 2003 deed hij pastoraal werk in de parochie Sterksel en op 14 april 2008 schreef hij: “Ik dank God voor een mooi leven in Afrika en voor een mooie oude dag in Sterksel en Heythuysen”. Harry overleed op 20 december 2014 en werd op 27 december in Heythuysen begraven.


3. ALBERT VAN DER POL (Albertus, Henricus),
Missionaris van Afrika-Witte Pater

“LATEN WE GAAN NAAR DE DORPEN IN DE OMTREK,
OPDAT IK OOK DAAR KAN PREDIKEN.”
Mk.1,38

Albert werd geboren op 7 september 1925 te St. Michielsgestel. Op 17 september 1948 verbond hij zich in ’s-Heerenberg door een missionaris-eed aan onze Sociëteit. Hij had een goed en prettig karakter, en een talent om relaties op te bouwen en te onderhouden. Hij onthield persoonlijke details en had een grote mensenkennis. Hij had ook een talent voor huiselijkheid, grote zorg voor orde en netheid alsook oog voor inrichting. Hij wist op een economische manier met dingen om te gaan. Met zijn ene goede oog zag hij meer dan velen met twee, figuurlijk en letterlijk. Zijn gezondheid was niet zo goed; aanvankelijk had hij last van zijn maag en rug, en om die reden raadde de specialist in 1947 de tropen af. Na zijn eed werd hij benoemd voor ons kleinseminarie te Sterksel. In 1951 ging hij naar onze procure in Rotterdam voor de propaganda, wat zijn levenswerk zou worden. Hij bleek een uitstekend organisator; in 1960 hij had ruim 600 vrijwilligers, die hij allen eenmaal per jaar bezocht, die van Groningen en Friesland om de 2 jaar.

In 1962 bracht hij een werkbezoek aan Oeganda, het bisdom Goma in Congo, en ook ging hij naar Tanzania. Hij zag er vele confraters aan het werk, en bezocht vele door hen opgerichte scholen, ziekenhuizen en kerkgebouwen. Het viel hem op dat er overal zo hard gewerkt werd.

In 1970 werd de zuidelijke procure, die van Sterksel, samengevoegd met die van Rotterdam, de procure voor het Noorden. Deze werd gevestigd te St. Charles in Esch bij Boxtel. Albert verhuisde daarheen. Die procure werd in 1972 opnieuw overgeplaatst, nu naar Hoogland. Albert werd de overste van die gemeenschap, tot ieders tevredenheid.

In 1974 maakte hij een tweede werkbezoek aan Afrika, deze keer in West-Afrika.
In 1975 keerde hij terug naar Rotterdam, waar zijn werk vooral lag in de provincies Noord- en Zuid-Holland. In 1977 werd Albert gevraagd om in Nijmegen een nieuwe gemeenschap te helpen oprichten. Hij had 2 maanden nodig om een leefbaar en geschikt huis te vinden voor het beoogde doel en tussen de bedrijven door maakte hij het missiewerk van de WP bekend in dat deel van het land.
Daarna verhuisde hij naar Santpoort om ook daar propaganda te voeren. Op 21 maart 1979 verplaatste hij zijn hoofdkwartier weer naar Rotterdam, en werd hij op de 1ste oktober 1981 overste van die gemeenschap en van de propaganda.

Albert heeft in de loop der jaren ontelbare contacten onderhouden, velerlei activiteiten ontplooid en allerlei acties gevoerd, samen met honderden vrijwilligers. Hij lanceerde hun maandblad “Missiepost” 1955-1989; hij hield zich bezig met missiebusjes, missiekalenders, missie rozenkransen (5 kleuren voor de 5 continenten), steunkaarten; voerde actie met zilveren lepeltjes met de afbeelding van Kardinaal Lavigerie, WP bierglazen, speldjes met een serie van 6 verschillende dieren uit Afrika; hij was betrokken bij het organiseren van filmavonden, lezingen met dia´s, nam met een stand deel aan tentoonstellingen; hij zocht advertenties voor onze Afrika bureau agenda. En nog veel meer. Zo wist hij velen voor Afrika te interesseren, en velen zetten er zich voor in als vrijwilliger of als Witte Pater zoals hijzelf. In 1971 richtte hij een club op van oud-vrijwilligers, WP-71 genaamd. Zij hielden graag contact onder elkaar, bleven geïnteresseerd in Afrika en ons werk daar, steunden het financieel, en organiseerden jarenlang een jaarlijks uitje voor bejaarde medebroeders. Kortom, Albert was een van de iconen van de WP in Nederland.

In april 1992 verhuisde hij naar Boxtel en werd econoom van het huis; van daaruit ging hij door met zijn propaganda activiteiten. In september 1995 verhuisde hij naar Heythuysen. De eerste jaren daar verrichtte hij nog allerlei hand- en spandiensten voor de propaganda. In 2001 ontving hij de Onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Hij heeft nog een goed aantal jaren in Heythuysen van een mooie oude dag mogen genieten en overleed daar plotseling op 27 december 2014 en werd op 3 januari 2015 begraven op het kerkhof aldaar.



  • 17-11-2014 te Bergeijk: Jan Rooijakkers
  • 20-11-2014 te Doorn: Mieke Wessels, echtgenote van Jan Leussink en zus van overleden confrater Jan Wessels.
  • 30-11-2014 te Boxtel: Zr. Hanny Jeunink, MZOLA.
  • 03-12-2014 te Tilburg: Ans van Ierland-Melis, zus van confrater Louis Melis.
  • 12-12-2014 te Eindhoven: Jan Verhoeven
  • 12-1-2015 te ’s-Gravenpolder: Maria Buijsrogge-van Laarhoven, schoonzus van confrater Piet Buijsrogge
  • 21-1-2015 te Druten: Maria G.J. Janssen
  • 21-1-2015 te Boxtel: Josephine Wouters
  • 22-1-2015 te Etten-Leur: Ad Dielemans, broer van † Kees Dielemans

“Sinds 10 november 2014 heeft Wim Wouters, bij het uitvoeren van zijn taken, ondersteuning gekregen van ‘Personal Assistant’ Adrienne Pijnappel-Valentijn. Zij is woonachtig te Etten-Leur”.

Haar rechtstreekse mailadres is: pers.assistant.ww@outlook.com


Het gebeurt nogal eens dat een van onze missionarissen op zijn praatstoel zit en een verhaal vertelt uit een ver of recent verleden. Maar verhalen zijn niet meer zo in trek in onze huidige wereld. We worden overspoeld door twitter, facebook, radio, t.v. en steeds dikker wordende kranten, en als iemand voor een paar weken op vakantie gaat in het buitenland, schrijft hij liever iedere dag wat op facebook of blogt hij over zijn ervaringen in dat vreemde land.

In lang vervlogen tijden werden missionarissen gevraagd om vanaf de preekstoel een missieverhaal af te steken. Daarna volgde het credo en de collecte. Tegenwoordig wordt er misschien nog wel eens een brief voorgelezen van een missionaris die in verre landen werkt, maar het missiewerk zelf is thuis gekomen en thuis kun je veel gemakkelijker meewerken door b.v. via de voedselbank heel concreet voedselpakketten klaar te maken en uit te delen. De mensen die van deze voedselpakketten profiteren, wonen soms in dezelfde straat of dezelfde buurt. Je komt ze tegen bij de glasbak of de kapper.

Wat is er van die mensen geworden waar wij vroeger zo gul voor waren, d.w.z. die mensen die zo ver weg woonden in Afrika? Ze zijn er nog, ze wonen dikwijls nog in dezelfde dorpen. Ze zijn in de loop der jaren verder op weg geholpen. Dikwijls met kleine zogenaamde mini-projectjes waarmee ze op weg gezet zijn; ze hebben nu een eigen koe of geit, en hoeven wat minder te sjouwen dan vroeger.

Wat is er gebeurd met al die missiebusjes die in huizen en winkels werden geplaatst? Wij hebben er in ons museumpje nog zo’n 25 van over. Uit een gevoel van emotie en nostalgie durf je ze bijna niet weg te gooien of te vernietigen! En wat is er gebeurd met al die paters en broeders, die indertijd eens in de zoveel jaren thuis kwamen en de familie afgingen en omliggende dorpen afstroopten om hun projecten en projectjes aan te prijzen, zodat ze dóór konden gaan met goed nieuws te zijn voor mensen waarheen ze gestuurd waren? In deze Contactbrief hebben we het leven beschreven van overleden collega Leo Delemarre, die in zijn jonge jaren films ging vertonen in parochies en scholen, en ook dat van Albert van der Pol die zich – naast vele andere activiteiten – bezig hield met die missiebusjes. Zij zijn overleden, maar er zijn er nog zo’n 89 over waarvan er 29 in Afrika werken en zo’n 60 in Nederland wonen. De overige hebben een rustplaats gevonden op onze begraafplaats in Heythuysen of elders in den lande.

En toch…. missie gaat door! Er zijn nog steeds heel wat mensen die op een of andere manier gehoor geven aan de oproep: ‘Gaat en onderwijst’. Goed nieuws verspreiden, bemoedigende woorden spreken en ondersteunende daden stellen aan elkaar – hier en ver weg – dat gaat door. U kunt helpen, ook financieel (Zie blz. 2 van deze Contactbrief), en mee bouwen aan een nieuwe aarde waar het goed toeven is.
Dank u wel!

Wim Wouters. W.P.