Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 1e editie 2019. (nr. 209)

Contactbrief 1e editie 2019. (nr. 209)

maandag 15 april 2019, door Webmaster



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

INHOUDSOPGAVE


EDITORIAAL
Piet van der Pas
*

OPENING JUBILEUMJAAR
Jozef de Bekker
*

KLIMAATVERANDERING
IN AFRIKA
*

PLASTIC
*

AFRIKA BANT PLASTIC UIT
*

ZONNIGE TOEKOMST
VOOR AFRIKA
*

GOED NIEUWS UIT AFRIKA
Marien van den Eijnden
*

OVERLEDENEN CONFRATERS
Peter v.d. Heuvel
Jan Rademaker
*

WANDELROUTE WITTE ZUSTERS
*

HET LAATSTE WOORD
is aan Sectoroverste
*
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.


December 2018 was een uitzonderlijke maand voor ons, Witte Paters en Witte Zusters. Het begon op 8 december in Oran, Algerije, met de zaligverklaring van de 19 Algerijnse martelaren, waaronder vier van onze eigen Witte Paters. Het was het eerste feest van een zaligverklaring in een islamitisch land; het was een initiatief van de Kerk, maar het werd gesteund door de Algerijnse staat. Dat alleen al was een wonder. De Kerk had in de aanloop naar het feest bewust herinnerd aan de 150.000 Algerijnen die zich tijdens de ‘zwarte periode – midden jaren 90 – tegen de fanatieke islam hadden verzet en werden vermoord. Aan de vooravond was er een herdenkingsbijeenkomst op de plek waar bisschop Pierre Claverie en zijn chauffeur Mohamed slachtoffer werden van een aanslag. In de morgen van 8 december zelf gingen christenen en moslims samen naar de moskee waar de 114 imams herdacht werden die weigerden de fatwa’s van de salafisten uit te voeren. Bisschoppen en islamitische hoogwaardigheidsbekleders omarmden elkaar. Daarmee groeide het wederzijds vertrouwen alsook de wil om zich er niet onder te laten krijgen door fanatiekelingen.

In de context van die zaligverklaring werd, eveneens daar in Tunesië, een Jubileumjaar gelanceerd vanwege het feit dat 150 jaar geleden onze twee missionaire gemeenschappen van Witte Paters en Witte Zusters gesticht werden. Enkelen van ons hadden het privilege op pelgrimstocht te mogen gaan naar ‘onze geboortegrond’ in Tunesië. Zij bezochten de verschillende historische plekken van waaruit de Witte Paters en Witte Zusters de rest van Afrika bestreken en baden er. Dat alles richtte opnieuw de spotlights op de passie voor Afrika die kardinaal Lavigerie ons naliet als erfdeel, en dat kon die passie alleen maar aanwakkeren en nieuw leven inblazen. In dit nummer van de Contactbrief schrijft Jozef de Bekker over zijn ervaringen in Tunesië.

Verder wil dit nummer uw aandacht vragen voor een actueel thema, nl. dat van de klimaatverandering en de vernietigende impact die de huidige klimaatcrisis heeft op Afrika en de wereld. Als Missionarissen van Afrika willen wij ons aansluiten bij die talloze stemmen die actie eisen, zoals die van paus Franciscus, van de nog maar 15-jarige Zweedse scholiere en milieuactiviste Greta Thunberg en de jeugd in België en Nederland die ‘spijbelt’ om de politici te dwingen concrete stappen te ondernemen. Zijn zij roependen in een woestijn die door niemand gehoord worden? Luisteren wij wel naar deze eigentijdse profeten? Profeten zijn immers niet op de allereerste plaats toekomstvoorspellers zoals veel mensen denken; zij hebben – net zoals in de Bijbel – vooral de opdracht een boodschap te brengen voor vandaag. Het is hun taak met open ogen en oren te leven te midden van hun volk om vervolgens de zwakke plekken in de maatschappij aan te wijzen. Zij nemen het op tegen de vernietigende impact van de huidige klimaatcrisis, zij fulmineren tegen de afbraak van het milieu en van onze leefwereld, die wij mensen zelf aanrichten. Dat zijn onze zwakke plekken die zwerende open wonden in onze wereld tot gevolg hebben, zoals paus Franciscus zegt. Vanuit ons eigen perspectief als Missionarissen van Afrika, en vanuit onze liefde voor het Afrikaanse continent, willen wij ons bij hen aansluiten en aan de kaak stellen wat voor schade het aanricht aan Afrika en wat voor desastreuse gevolgen dat heeft voor de Afrikanen. U leest daarover in enkele artikelen over plastic en hoe Afrika plastic begint uit te bannen, en hoe zonne-energie daar steeds meer ingang vindt.

Wij zien in dat er echt iets veranderen moet aan het milieubeleid wereldwijd. Hier in Europa vergaderen en demonstreren milieuactivisten; zelfs scholieren doen daar aan mee, allemaal gedreven door hun passie en hun visie om een betere toekomst te realiseren. Dat zijn de profeten van vandaag die de barricaden op gaan en waar we absoluut naar moeten luisteren.

En zo, vanuit ons eigen perspectief van Missionarissen van Afrika sluiten wij ons bij hen aan. We doen dat, zoals gezegd, vanuit onze liefde voor het continent van Afrika en voor de Afrikanen. Als we ons aansluiten bij die wereldwijde beweging kunnen we de zwakke plekken in de maatschappij aanwijzen, maar trappen daarmee wellicht ook op de lange tenen van machtige maatschappijen met het grote geld; we moeten niet bang zijn de wind van voren te krijgen!
Een ware profeet laat zich door niets of niemand afschrikken. Ook wij niet, omdat we overtuigd zijn dat het Afrikaanse continent, dat zelf het minst heeft bijgedragen aan klimaatverandering, het werelddeel is dat er het hardst door wordt getroffen. Want het doet pijn te zien dat het altijd weer diezelfde kleine, zwakke en kwetsbare mensen zijn die de klappen krijgen! Veel leesplezier!
Piet van der Pas


Toen de Europese Provincie mij de gelegenheid bood deel te nemen aan de officiële opening van het jubileumjaar dat plaats zou hebben in Tunesië was ik blij, maar na afloop van de gebeurtenissen, de vieringen en de bezoeken aan die bijzondere historische plaatsen, was die blijdschap nog groter. Al bij aankomst in Tunis kreeg ik een warm gevoel toen ik de naam zag van het vliegveld: ‘Tunis Carthago’ (Onze stichter kardinaal Lavigerie was aartsbisschop van Carthago, red.). Zo kreeg ik meteen iets te zien dat bekend en belangrijk is voor ons Witte Paters. Ik voelde me onmiddellijk thuis. De vierdaagse pelgrimstocht voorafgaande aan de opening van het jubileumjaar was vol aangrijpende ervaringen. Het waren groepservaringen die ook ieder van ons persoonlijk erg aangrepen.

Op 11 december, de eerste dag, waren wij “onder ons”, Witte Paters en Witte Zusters, in La Marsa,

de plaats waar kardinaal Lavigerie zijn residentie had. Onze groep bestond uit 60 zusters, broeders en paters en al gauw had er een ware stormloop plaats op de kleine “kapel van de kardinaal” waar hij zo dikwijls bad. Onze bijeenkomst was uiteraard een blijde gelegenheid om onze banden met elkaar aan te halen. In de kapel van St. Cyprianus baden we vurig en brachten we de reden voor onze bijeenkomst naar voren, namelijk het 150-jarig bestaan van onze twee instituten. Onze confrater John MacWilliam, bisschop van Laghouat-Ghardaïa, ging voor in de Eucharistieviering.

Op 13 december bezochten we La Marsa en Carthago. We zochten de vele plaatsen op waar onze Stichter heeft gewoond, gewerkt en waar hij diverse werken in gang zette. Overal had ik een gevoel van dankbaarheid en er bekroop me zelfs een gevoel van trots één van zijn erfgenamen te mogen zijn. Ik probeerde me opnieuw een beeld van hem te vormen en van de paters, zusters en broeders die met hem samenwerkten. We bezochten het seminarie, het College St. Louis, het College van de Witte Zusters, de wijngaarden, de Basiliek St. Louis en het scholasticaat van Carthago. Overal waar we stopten kregen we goede inlichtingen over de geschiedenis van de plaats en het werk dat daar destijds verricht is.

Naast informatie over de meer recente geschiedenis van de christenheid aldaar, leerden we ook wat meer over de periode van de eerste christenen, de tijd van de H. Monika en St. Augustinus, die van St. Cyprianus en van de HH. Perpetua en Felicitas. Bij het bezoek van de plaatsen waar deze heiligen leefden en stierven raakte ik diep onder de indruk van hun voorbeeld en de kracht van hun geloof.

Iets wat ons hier ook verraste was het feit dat de Tunesische Staat de plaatsen van de eerste Christenen en Martelaren goed blijkt te onderhouden en te respecteren. Datzelfde respect is ook duidelijk voelbaar wanneer je in contact komt met de mensen die in het verleden de Witte Paters en Zusters en het werk dat ze daar hebben verricht, nog hebben gekend. Bovendien hebben we bepaalde plaatsen mogen bezoeken, waartoe we in eerste instantie – tijdens de voorbereidende contacten voor ons bezoek – geen toestemming hadden gekregen van de betreffende ambtenaren. Bijvoorbeeld de plek waar Perpetua en Felicitas gemarteld zijn, of het College van de Witte Zusters en het scholasticaat van Carthago. Het was alsof een onzichtbare hand voor ons uit ging die gesloten deuren voor ons opende. Beslist een verrassing waar we blij mee waren.

Op vrijdag 14 december, gingen we naar Thibar, ook een ‘hoogtepunt’ in onze geschiedenis. Het scholasticaat van Thibar (waar zoveel honderden Witte Paters zijn opgeleid, red.), is een Landbouwcollege geworden met een plantage van zo’n 2500 hectaren. Niet alleen waren de gebouwen goed onderhouden, maar bleek men ook duidelijk zicht te houden op de doelstelling die vanaf het begin gericht was op de ontwikkeling van de landbouw in de streek. In een PowerPoint presentatie, gepresenteerd door het College zelf, werd de rol van de Witte Paters als stichters van de plantage goed belicht, en dat werd nog onderstreept met oude historische foto’s. De verbetering van de rassen koeien en de verschillende schapensoorten door de broeders van onze Sociëteit werd benadrukt, en ook de door de Witte Paters begonnen productie van ‘Thibarine’, een likeur van hun wijngaarden, vindt nog steeds plaats en deze likeur is ook nog steeds te koop.

Een bezoek aan het vroegere atelier van de Witte Zusters maakte ons opnieuw bewust van de rol die de zusters daar gespeeld hebben en deed ons eens te meer hun werk waarderen. Het kwam hier ook tot een hartelijke en spontane reünie tussen enkele Witte Zusters en een aantal vrouwen van Thibar. Het was voor hen een vreugdevol weerzien, en voor mij een plezier getuige te zijn van deze band van verbondenheid en vriendschap.

Op zaterdag 15 december, bezochten we het IBLA (Institut des Belles Lettres Arabes, red.) waar een gemeenschap van confraters, jong en oud, aan het werk is, geassisteerd door capabele en onbevooroordeelde leken. Er is daar een bibliotheek voor academici en onderzoekers; er wordt twee keer per jaar een tijdschrift uitgegeven, er is een schoolbibliotheek en er worden activiteiten voor jonge mensen georganiseerd. Dit zijn drie heel verschillende maar complementaire aspecten van ons apostolaat aan het IBLA. Diezelfde namiddag luisterden we naar de aandoenlijke en ontroerende getuigenissen over onze confraters van Tizi-Ouzou, die een week tevoren in Algerije zalig waren verklaard. In de avonduren, te midden van confraters, zusters en vrienden, openden we het Jubileum in de kapel van La Marsa en in de woonkamer die was omgetoverd tot restaurant. De aartsbisschop van Algiers, Paul Desfarges, ging voor in de Eucharistie en nam ons mee terug in de tijd naar kardinaal Lavigerie en enkele van zijn doelstellingen.

Zondag 16 december, was de officiële opening van het Jubileumjaar in de kathedraal van Tunis. Onze Algemene Overste nodigde ons tijdens zijn homilie uit dit Jubileumjaar te zien als een ‘logisch gevolg’ van alles wat Lavigerie en onze voorgangers zijn begonnen: Afrika en de Afrikaan beminnen, het begonnen werk doorzetten, en – zoals altijd – dat werk plaatsen onder de bescherming van Onze Lieve Vrouw van Afrika en die van onze zaligverklaarde confraters-martelaren. Hij gaf iedere provinciaal of overste van een Sectie een ‘Jubileum Kaars’. Met een bezoek aan de basiliek van St. Louis sloten we onze pelgrimstocht af. We bewonderden het gerestaureerde gebouw; we luisterden naar een hartelijk en welgemeend eerbetoon uit de mond van drie Tunesiërs over de rol die de Witte Paters en Witte Zusters gespeeld hebben in hun persoonlijk leven en in dat van Tunesië. Tot slot luisterden we naar zang en dans van een Afrikaans koor.

Dit bezoek heeft me enorm veel plezier gedaan. Vaak had ik gehoord over ons apostolaat onder de moslims van Noord-Afrika. Ik heb er altijd in geloofd, maar kon me er maar moeilijk een voorstelling van maken. Dit 10-daagse bezoek – ik kwam daar aan zes dagen vóór de feestelijkheden begonnen – bood mij de gelegenheid Tunesië, de confraters en hun werk wat beter te leren kennen. Mijn verblijf en de contacten daar, openden niet alleen mijn ogen en oren, maar ook mijn hart voor het apostolaat van onze confraters in Noord-Afrika.


Het is ondertussen wel voor iedereen duidelijk dat er een klimaatcrisis aan de gang is. Bewijzen van de vernietigende impact van klimaatverandering blijven zich opstapelen, en het probleem wordt angstwekkend reëel. Klimaatverandering werd pas aan het eind van de 20ste eeuw onder de aandacht gebracht toen wetenschappers begonnen te wijzen op een geleidelijke opwarming van onze aarde.

Het is de zon die grotendeels het klimaat bepaalt. In noordelijke streken, zoals bij ons in Nederland, wordt bij lage zonnestand de zonnewarmte over een veel groter oppervlak verdeeld dan bij een hoge zonnestand zoals wij die kennen van Afrika. Daar waar de zon dus recht boven je staat, zoals rond de evenaar, warmt het aardoppervlak sneller op en wordt ook de atmosfeer opgewarmd.

Wat is klimaatverandering en wat doet het met Afrika? Met klimaatverandering bedoelen we dat het gemiddelde weer of klimaat verandert over een langere periode.

De gemiddelde temperatuur stijgt, de heersende windrichting verandert en daarmee ook de bewolking en de hoeveelheid neerslag op aarde. Dat alles leidt tot verwoestijning, het verzadigt de laaglanden door opkomend water, het leidt tot overstromingen door buiten hun oevers tredende rivieren en doet ijskappen en gletsjers van de Kilimanjaro smelten. Grote delen van Afrika, zoals het toch al kurkdroge Namibië, kampen al lang met ernstige droogte. Droogte wordt teweeggebracht door klimaatverandering die nagenoeg altijd wordt veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen van menselijke makelij. Maar we weten ook dat het klimaat, ook in Afrika, soms van nature verandert, zonder invloed van de mens, en het is dus niet altijd gemakkelijk de menselijke invloed van de natuurlijke variaties te onderscheiden.

Het meest markante voorbeeld van een wel heel drastische natuurlijke klimaatverandering is de Sahara, die enorme woestijn die zo’n 9.000 tot 6.000 jaar geleden nog weelderig en waterrijk was en net zo rijk aan olifanten, giraffen, gnoes en krokodillen als Tanzania ’s Serengeti. Een relatief kleine verandering in de energiebalans van de aarde deed een stabiele toestand (met overvloedige flora en fauna) omslaan naar een heel andere (droog en kaal).

Vandaag – afgezien van die natuurlijke klimaatverandering afkomstig van externe factoren – stelt vooral de door de mens veroorzaakte klimaatverandering Afrika voor enorme problemen. Het betreft een immens continent dat een grote verscheidenheid

kent aan klimatologische omstandigheden, een continent met uitgestrekte woestijnen dat ligt ingesloten tussen enorme oceanen die grote invloed hebben op het klimaat. Water en wind bepalen waar het vochtig en vruchtbaar is of juist droog en onleefbaar. Zeventig procent van de bevolking is afhankelijk van landbouw en veeteelt. Op dit ogenblik ondergaan mensen in heel Afrika de gevolgen van klimaatverandering. Oplopende temperaturen hebben invloed op de gezondheid, het levensonderhoud, de productie van voedsel, de beschikbaarheid van water en de algemene veiligheid van het Afrikaanse volk. Volgens een index over de kwetsbaarheid van bepaalde landen voor klimaatverandering liggen zeven op de tien landen die het meest door klimaatverandering bedreigd worden in Afrika.

In een groot deel van de Sahel en in het zuiden van Afrika kennen we al minder neerslag, terwijl we in delen van Centraal-Afrika een stijging waarnemen. En dat is al een tijd bezig. In de afgelopen 25 jaar is het aantal water-gerelateerde rampen zoals overstromingen en droogte verdubbeld, waardoor Afrika een hoger sterftecijfer kent ten gevolge van droogte dan om het even welke andere regio:

Wateroverlast
Watersnood is de meest voorkomende ramp in Noord-Afrika; op de tweede plaats staat Oost-, Zuid- en Centraal-Afrika en West-Afrika komt op de derde plaats. Al in 2001 had in Noord-Afrika een rampzalige overstroming plaats; in het noorden van Algerije vielen daarbij 800 doden economische verliezen ter waarde van circa 400 miljoen dollar.
In Mozambique veroorzaakte een overstroming in 2000 (verergerd door twee cyclonen) 800 doden en de ramp trof bijna 2 miljoen mensen; ongeveer 1 miljoen had te weinig voedsel en 329.000 mensen waren dakloos en hun landbouwgrond was vernietigd. 

Droogte
Tussen juli 2011 en het midden van het jaar 2012 trof een ernstige droogte de hele regio van Oost-Afrika: dit was naar verluid “de ergste droogte in 60 jaar.”

Invloed op de kwaliteit en de beschikbaarheid van water
Waarneembare gevolgen van klimaatverandering op de watervoorraad in Afrika zijn: overstroming, droogte, verandering in de verdeling van de neerslag, het opdrogen van rivieren, het wegsmelten van gletsjers en het langzaam verdwijnen van waterpartijen. 

In West-Afrika lijden hele economieën wanneer de waterstand in de enorme rivieren van Afrika daalt. Ghana bijvoorbeeld is helemaal afhankelijk geworden van de hydro-elektriciteit van de Akosombo-dam op de rivier Volta. Mali is afhankelijk van de Niger voor voedsel, water en transport, hoewel grote stukken van de rivier momenteel al ecologisch verwoest zijn als gevolg van verontreiniging. In Nigeria heeft de helft van de bevolking geen zuiver water.

In Tanzania zijn de gletsjers op de Kilimanjaro geleidelijk maar dramatisch aan het verdwijnen als gevolg van klimaatverandering. De gletsjers fungeren als een watertoren en verscheidene rivieren drogen op. Naar schatting is 82% van het ijs dat op de top van de berg lag, toen het voor het eerst opgetekend werd in 1912, nu verdwenen.

Gevolgen op het gebied van landbouw en voedsel
In heel Afrika verandert het landschap. Door droogte, hittegolven en overstromingen zijn landbouwopbrengsten en de productiviteit van de veestapel danig geslonken. Oost-Afrika kent al een tijd een ernstige voedselcrisis. In Ethiopië, Kenia en Somalië hebben 12 miljoen mensen dringend behoefte aan voedsel. De neerslag ligt onder het gemiddelde, een ernstig probleem voor een continent waarvan de landbouw bijna volledig afhankelijk is van regen.

Gevolgen voor de gezondheid van de mens
In arme landen die over weinig middelen beschikken om ziekten te behandelen en te voorkomen hebben klimaatgevoelige ziekten grote gevolgen voor de gezondheid. Voorbeelden van gevolgen van klimaatverandering voor de gezondheid zijn: 

 Frequente en ernstige stress vanwege langdurige temperatuurstijgingen.

 De luchtkwaliteit daalt vanwege een hittegolf en kan leiden tot ademhalingsproblemen en tot verergering van aandoeningen aan de luchtwegen.

-De gevolgen van klimaatverandering op de landbouw en andere voedselsystemen leiden tot ondervoeding en dragen bij tot armoede. In Sub-Sahara Afrika is nog steeds één op vier personen ondervoed en is het moeilijker om de voedselveiligheid te verbeteren en de spanningen te helpen verminderen.

 De verspreiding van malaria kan versnellen in de gebieden met een grotere kans op neerslag en overstroming. Meer neerslag en temperatuurstijgingen kunnen de verspreiding van denguekoorts tot gevolg hebben. 

Gevolgen op het gebied van huisvesting
Zowel ernstige overstromingen als intense droogte hebben vele huizen, onderkomens en dorpen in heel Afrika verwoest. Conflicten over hulpbronnen verergeren deze gevolgen en dragen op hun beurt bij tot de voortdurende migratie binnen en tussen landen in Afrika. Door extreme gebeurtenissen worden veel mensen dakloos, vooral diegenen die na de rampen door gebrek aan middelen niet in staat zijn met de heropbouw te beginnen.

Gevolgen voor kwetsbare bevolkingsgroepen

Vrouwen, kinderen en bejaarden zijn kwetsbaarder voor de gevolgen van klimaatverandering in Afrika. Na extreme weersomstandigheden krijgen vrouwen vaak bijkomende taken als zorgverlener, ook daar waar als gevolg van klimaatverandering veel mannen emigreren.
De waterschaarste brengt een bijkomende last mee voor Afrikaanse vrouwen die uren en soms zelfs dagen moeten lopen om water te halen.
Kinderen en bejaarden worden vatbaarder voor besmettelijke ziekten zoals malaria, worden minder in staat zijn voedsel in te nemen en zijn vaak ook minder mobiel. Bejaarden lopen fysiek gevaar en kunnen zelfs sterven door droogte, hittegolven en bosbranden. Kinderen sterven vaak ten gevolge van honger, ondervoeding, diarree of overstroming.

Gevolgen voor de nationale veiligheid
Gevolgen van klimaatverandering kunnen nationale veiligheidskwesties verergeren en het aantal internationale conflicten vermeerderen. Vaak ontstaan er conflicten over het gebruik van reeds schaarse natuurlijke rijkdommen, vruchtbare grond en water. Toegang tot consistente en betrouwbare waterbronnen is enorm belangrijk in veel Afrikaanse gebieden. Veranderingen in regenseizoenen bedreigen de beschikbaarheid van water en veroorzaken conflicten over deze schaarse hulpbron. De volgende 25 jaar zou, volgens een rapport van de Verenigde Naties, toegang tot water wel eens de grootste oorzaak van conflict en oorlog in Afrika kunnen zijn.

De veranderingen in neerslag en temperatuur
hebben al een invloed op de landbouwopbrengsten in Sub-Sahara Afrika. Dat resulteerde in voedseltekorten, die geleid hebben tot migratie en interregionale conflicten die bijvoorbeeld in landen als Nigeria de politieke instabiliteit aangewakkerd hebben.

Effecten op ecosystemen
Klimaatverandering en extreme weersomstandigheden hebben ook de kwetsbaarheid van sommige ecosystemen in Zuid-Afrika al aangetoond. De migratiepatronen, de geografische spreiding en het seizoensgebonden leven van vele land- en zeedierensoorten hebben al verschuivingen laten zien als reactie op de klimaatverandering. De overdaad van soorten en hun interactie is ook veranderd.


Tegenwoordig hebben we serieuze problemen met plastic, niet omdat plastic slecht is, maar omdat we er zo slecht mee omgaan. We produceren het, we gebruiken het, we gooien het achteloos weg; en dat alles omdat we – nonchalant en onverschillig als we zijn – ons niks aantrekken van wat voor gevolgen dat heeft voor onze Moeder Aarde en voor alles wat er leeft en groeit. Onze huidige mensensoort – die wij ironisch genoeg homo sapiens, ofwel de verstandige of wijze mens, durven noemen – is andere levensvormen aan het uitroeien en ten slotte zichzelf aan het vernietigen als we niet snel andere keuzes maken.

Het gebruik en misbruik van plastic is niet slechts een ecologisch gegeven, het is ook iets moreels en spiritueels. We moeten dankbaar zijn voor het potentieel van plastic als we het op een gepaste manier gebruiken en het op een verantwoorde manier weten te recyclen. Nog niet zo lang geleden bezocht ik een doodzieke collega in het ziekenhuis; hij was met talloze plastic slangetjes aangesloten op de modernste medische apparatuur, en verbonden met plastic zakken vol vloeistof, zoutoplossingen of medicatie. Allemaal plastic dat nodig was voor zijn herstel. Bij de Eerste Hulp gebruiken ze ‘cling film’ (vergelijkbaar met de vershoudfolie uit de keuken) of van dat stretchverband om pijn en infecties te verminderen en zo het genezingsproces te versnellen. Van vitaal belang dus. Maar plastic kan ook net zo dodelijk zijn als het leven geeft. Baby’s en kleuters kunnen stikken in plastic zakken. Ook is het hartverscheurend tv-beelden te zien van zeevogels die stukjes plastic aan hun jongen voeren, of zeehonden en zeeschildpadden die verstrikt raken en omkomen in onze plastic afval! Is dat geen kil symbool van hoe wij zelf verstrikt zijn geraakt in een gedachteloze wegwerpcultuur?

Naar schatting drijft 150 miljoen ton plastic rond in zee. Volgens ‘Science’ komt er jaarlijks 5 à 10 miljoen ton bij. Tegen 2040 zullen de oceanen meer plastic bevatten dan er vis in rondzwemt. Plastic klit samen in de oceaan en vormt wat men het zevende continent is gaan noemen; de oppervlakte daarvan varieert, maar overtreft met gemak landen als Spanje. Micro-deeltjes van plastic kunnen gewoon niet gefilterd worden. Die micro-deeltjes plastic vervuilen de oceaan en komen terecht in de voedselketen. Niet alle plastic zal men uit de oceaan kunnen halen. Vele landen doen wat aan afvalverwerking. Dat is natuurlijk beter dan landen zoals India waar de rivieren verworden zijn tot drijvende plasticstromen. Maar heel wat andere landen voeren plastic afval gewoon uit.

Toch zijn er tekenen van hoop. Veel mensen vragen zich af wat ze kunnen doen. Er zijn al een aantal initiatieven gelanceerd die ons aansporen eenmalig gebruik van plastic te vermijden, om onze stranden schoon te maken, om je eigen tas mee te nemen naar de supermarkt en zelfs je eigen beker naar de koffieshop. Maar er zal veel meer nodig zijn als we de gevolgen van onze maatschappelijke roekeloosheid willen aanpakken. Die kleine inspanningen van ons kunnen ontmoedigend en onbetekenend lijken als je de enorme wereldwijde plasticvervuiling ziet. Maar Sir David Attenborough, een Britse bioloog en televisiemaker die vooral bekend is door zijn vele bekroonde natuurdocumentaires, zegt – in woorden die doen denken aan de parabels van Jezus over het mosterdzaadje en de gist uit Mattheus 13:31-33 – dat vele kleine stapjes wel degelijk het verschil kunnen maken.

Het woord plastic is afgeleid van het Griekse ‘plastos’, wat gevormd of gegoten betekent en dat komt weer van het werkwoord ‘plassein’ (kneden). De Septuagint (Griekse versie van het Oude Testament uit de 3de eeuw) gebruikt datzelfde woord in de passage waarin God de mensheid schept: “Toen vormde (‘plassein’) God, de Heer, de mens uit het stof van de aardbodem” (Genesis 2:7). Hetzelfde thema vinden we terug bij Paulus (1 Timotheüs 2:13) die hetzelfde woord gebruikt.

Is het niet geweldig ironisch, dat de gift van het leven die God ons gaf, en die ons ‘vormde’, etymologisch verbonden is met dat goedje dat nu ons leven bedreigt en vernietigt! Wij zouden dus creatief moeten zijn en onszelf kneedbaar en bereid moeten tonen, zoals klei in de handen van de pottenbakker? (Vgl. Jeremias 18:1-6 en Romeinen 9:20 waar Paulus opnieuw het woord ‘plassein’ gebruikt)
Piet van der Pas



Onze onbeteugelde koopdrift en ons plastic afval is ongehoord verwoestend voor onze planeet. De berg plastic afval die wij Witte Paters zelf bijvoorbeeld onbedoeld produceren tijdens iedere broodmaaltijd is schandalig groot. Actie is dringend nodig. Alles zal afhangen van onze bereidheid om te doen wat dwaasheid is in de ogen van de commercie die uit is op wereldlijk profijt, maar wat uiteindelijk cruciaal is voor onze prachtige maar fragiele wereld. Plastic heeft een heel lange levensduur. Onderstaande tabel laat zien hoe monsterachtig die wel kan zijn:

Rwanda heeft als eerste alle plastic uitgebannen. Het is nog steeds veel te weinig

bekend, maar de plastic ban werkt. Het Centraal-Afrikaanse land Rwanda gaf op dit vlak al het voorbeeld en profileerde zich de voorbije vijf jaar als het modelvoorbeeld van de “bag ban”. Alle, maar dan ook alle, plastic is verboden, en dat om zwerfvuil te voorkomen dat tot dan toe werd verbrand met toxische rookgassen als gevolg. Elke passagier die in Kigali landt, wordt gecontroleerd en plastic wordt afgepakt en vervangen door duurzame verpakkingen. Als men betrapt wordt buiten de luchthaven, krijgt men een fikse boete. Volgens een Franse tv-zender riskeren overtreders een celstraf tot twaalf maanden, een boete tot 6.000 euro, of allebei.

Regelgevende instanties hebben uiteindelijk maar één maatregel te nemen, en dat is het verbieden van plastic voor verpakkingen en draagtassen of andere consumptiegoederen voor tijdelijk gebruik. Niet de markt maar politieke maatregelen zijn noodzakelijk. Zo verbood Rwanda de verkoop en het gebruik van niet-afbreekbare plastic zakken. Wat volgde is een succesverhaal met voor- en tegenstanders, maar wel een verhaal dat andere landen en werelddelen niet snel genoeg kunnen volgen.
Afrika heeft hier een voorbeeldfunctie. Het Rwandese voorbeeld bracht het continent in beweging. Mauritanië en Mali kwamen ook op het lijstje van landen met een ‘bag ban’. Daarmee maakten ze van Afrika het leidende continent in het wereldwijde gevecht tegen niet-afbreekbare plastic zakken.

Landen als Tanzania, Oeganda, Kenia en Malawi hebben nu ook allemaal wetten ingevoerd die weliswaar niet alle plastic zakken uit bannen, maar wel het flinterdunne soort dat verkopers aan hun klanten meegeven om voedselproducten te dragen. Ook Zuid-Afrika heeft alle zakjes van minder dan 30 micrometer verbannen. Daar kregen de ultradunne zakjes de bijnaam “nationale bloemen”, omdat ze zo talrijk het straatbeeld “versierden”. Andere werelddelen zijn vastbesloten niet achter te blijven, maar in deze loopt Europa achter, met uitzondering van Italië dat in 2012 een verbod op niet-afbreekbare zakken invoerde.

De vaak felgekleurde plastic zakken ontsieren ontelbare straten en steden op het Afrikaanse continent en hebben vernietigende gevolgen voor het milieu. Weggegooide zakken verstoppen rioleringen en creëren stilstaande waterplassen, ideale broeihaarden voor malariamuggen. Ze verstikken de bodem en blijven bovendien hardnekkig lang rondslingeren. Afhankelijk van de dikte van een zakje kan het jaren duren voor het door de natuur afgebroken is. Verbranden is geen oplossing.

Voor zowel land- als zeedieren kan een serieuze aanpak van het probleem het verschil tussen leven of dood betekenen. Vóór Mauritanië maatregelen invoerde, ging 70 procent van al het vee dat stierf in de hoofdstad Nouakchott dood door het eten van gedumpte plastic zakken. Zeeschildpadden sterven ook vaak bij het inslikken van de zakken, hoogstwaarschijnlijk omdat ze op zeekwallen lijken.

Niet iedereen is even gelukkig met de wet. Maar de meeste Rwandese burgers lijken na vijf jaar perfect tevreden met het verbod. Rwandezen zijn redelijk gehoorzaam in vergelijking met andere Afrikaanse landen. Zo wordt er bijvoorbeeld heel weinig gerookt omdat de overheid hen dat sterk afraadt. De bevolking staat amper nog stil bij de ‘bag ban’. Voor de doorsnee Rwandees is het geen probleem.


Afrika’s nieuwe energie is duurzaam en lokaal

Als je vijftig jaar geleden vanuit zuidwest Tanzania een brief schreef naar Nederland, deed die er een hele maand over, en opnieuw een hele maand voor je een antwoord had. Wat telefoneren betreft, dat was twintig jaar terug nog iets dat alleen een rijke met een landlijn zich kon veroorloven. Vandaag doet nagenoeg elke Afrikaan het. Niet met vaste lijnen, want nu heeft vrijwel iedereen een mobieltje: Bankieren? Periodiek betalen? Medisch advies in een afgelegen dorp? In grote delen van Afrika gaat dat al een aantal jaren via de gsm. Een schoolvoorbeeld van – hoe noem je dat ook weer? – de wet van de stimulerende achterstand.

Vandaag staat Afrika opnieuw op een keerpunt om nog eens hetzelfde te doen, ditmaal in de energievoorziening: toegankelijk, betaalbaar en schoon, rechtstreeks van de zon, zonder eerst een duur continent-omspannend netwerk aan te hoeven leggen.

De delta van de Nijl, de monding van de Congo en een gebied rond megasteden als Johannesburg, Dar es Salaam, Nairobi, Khartoem, Lagos en Dakar lichten op na zonsondergang, maar de rest van het onmetelijke continent kleurt zwart, waarvan het voordeel dan wel is dat je daar de allermooiste sterrennachten kunt waarnemen. Als je nachtelijke satellietbeelden van de wereld bekijkt, merk je pas hoe groot het contrast is met het helverlichte Europa. Bijna 140 jaar nadat Thomas Edison het eerste peertje in een fitting schroefde, zit het grootste deel van het Afrikaanse continent na zonsondergang nog steeds in het donker.

Men zegt dat minder dan veertig procent van de Afrikaanse huishoudens zijn aangesloten op een netwerk. De rest zit in het donker of behelpt zich met stinkende diesel-slurpende aggregaten, kerosinelampen, kaarsen of de fameuze ‘koroboi’ [1] van Oost-Afrika. Mensen koken op vervuilende houtskool. Dat ontbost het continent; in 50 jaar tijd heb ik in Tanzania hele bossen zien verdwijnen. Het werkt bovendien longziekten in de hand. Het maakt energie in Afrika niet alleen de meest vervuilende, maar ook de duurste ter wereld.

De Ghanees Kofi Annan , tot en met 2006 de zevende secretaris-generaal van de

Verenigde Naties (zie foto), heeft eens gezegd dat 620 miljoen Afrikanen geen structurele toegang hebben tot elektriciteit. Iedereen aansluiten op het netwerk zou een waanzinnige 63 miljard dollar per jaar kosten tot 2030. Maar de weg naar een verlicht Afrika verloopt schijnbaar niet zoals in het Westen. Vooralsnog geen groot netwerk waarop iedereen is aangesloten, maar kleine zonne-energiesystemen, onafhankelijk van elkaar opgezet in mini-netwerken. Kleine dorpjes op het Afrikaanse platteland, die volgens het westerse ontwikkelingsplan tot Sint-Juttemis zouden moeten wachten op elektriciteit, beginnen vandaag al stukje bij beetje te baden in het licht afkomstig van zonnepanelen.

Zonder energie is ontwikkeling onmogelijk. Die is immers cruciaal voor de ontwikkeling van het continent. Zelfs iets ogenschijnlijk banaals als een lichtpeertje heeft een enorme impact op een mensenleven. Het wijzigt de eet- en slaappatronen. De dag duurt langer – de markt blijft langer open. Licht houdt wilde dieren buiten en bandieten op afstand. Het gevoel van veiligheid neemt toe. Stedelingen zullen sneller geneigd zijn om familie op het platteland op te zoeken als er een lampje brandt. Maar ook: een scholier die over licht beschikt, kan na het invallen van de duisternis nog huiswerk maken of een boek lezen.

De noodzaak van energie is er dus. De meeste Afrikaanse landen behoren tot de zonnigste landen op aarde. Daarom is het niet verbazingwekkend dat inwoners van dergelijke landen meer en meer naar boven beginnen te kijken voor hun energiebehoeften. Voor zonne-energie is weinig grote infrastructuur nodig. Het potentieel van zonne-energie ligt in kleinschalige initiatieven, waarbij een gezin simpelweg een zonnepaneel op het dak van huis of hut legt, en er een batterij aan koppelt. De opwekking is zeer kleinschalig en dient om slechts enkele apparaten zoals een radio, telefoonoplader en een lamp te laten werken. Grotere installaties kunnen er een koelkast of een wifi-hotspot bijnemen. Waar het om gaat is dat de energie door de eindgebruiker zelf wordt opgewekt en ter plaatse verbruikt. Gebruiker en producent zijn één en dezelfde persoon.

Er hoeft dus geen groot kabelnetwerk te worden aangelegd om de energie te transporteren van centrale naar woning. Het gezin is niet afhankelijk van dure fossiele brandstoffen of wegwerpbatterijen. En, niet onbelangrijk in het licht van de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs, de opgewekte energie is duurzaam.
Deze kentering is niet toevallig. Nooit waren de in China gefabriceerde zonnepanelen zo goedkoop en nog nooit waren elektrische toestellen zo zuinig. Het is pas sinds enkele jaren dat het de moeite waard begint te worden: de investering in zonnepanelen begint lager uit te vallen dan de maandelijkse kosten voor kerosine of kaarsen.

Niettemin blijft voor een arme familie, die ergens op het Afrikaanse platteland woont, de prijs dikwijls nog een onoverkomelijke hindernis. Ondanks dat gaat toch op veel plekken in Afrika letterlijk het licht aan. Wel blijven er vragen en uitdagingen. Het vermogen van al die kleine zonnepaneeltjes kan natuurlijk op den duur niet voldoende zijn om het continent van genoeg energie te voorzien om definitief de geïndustrialiseerde 21ste eeuw binnen te stappen.

De grootste uitdaging ligt bij de nationale overheden.

Afrikaanse regeringen doen er goed aan om actief het gebruik van de zonne-energie te promoten als een slimme en duurzame vorm van energievoorziening. Vrijstelling van belasting op die energie kan daar zeker toe bijdragen. Zo schrapte zowel de Keniaanse als de Rwandese regering de BTW op alle producten die met zonne-energie te maken hebben. Door de daaropvolgende prijsverlaging werden de producten in één klap toegankelijker voor een groter deel van de bevolking.


Overeenkomst een windfarm te bouwen. Tanzania heeft een machtiging verleend aan een dochtermaatschappij van het Australische Windlab Ltd. om in Miombo Hewani een ‘wind farm’ van 300MW te bouwen in het centrum van het land. Windlab Developments Tanzania Ltd. heeft al een positieve verklaring afgegeven aangaande de impact van het project dat uitgevoerd gaat worden niet ver van Makambako, vlak bij de afslag van Njombe, Iringa en Mbeya- op milieu en maatschappij. Windlab heeft gezegd dat het project in fases zal worden uitgevoerd voor een bedrag van 300 miljoen dollar en zal bestaan uit 34 windturbines en een transmissie-bekabeling naar het nationaal elektriciteitsnetwerk van Makambako.

Deze verklaring, die ondertekend werd op 5 mei, 2018, door de Minister van Staat, Mr. January Makamba, op het kantoor van de vicepresident, was de eerste die ooit in Tanzania getekend werd voor een dergelijk project. In Miombo wordt Tanzania op weg gezet om hulpbronnen als de wind aan te wenden om energie op te wekken en kan zich zo meten met Kenia waar ze in Turkana, Noord-Kenia, ook een windfarm hebben van 300 MW.

50 Miljoen bomen in de Regio Kilimanjaro. In Kilimanjaro is het ‘Bomen 4 Kili’-project gestart om droogte en dreigende verwoestijning tegen te gaan. Mr. Thomas Munuo, de directeur van het project, zei dat het project is bedoeld om het eens zo fameuze groene landschap van de regio, waar Afrika’s hoogste berg zich bevindt, te herstellen. Al een miljoen kiemplantjes zijn uitgezet en maatregelen zijn getroffen om zich ervan te verzekeren dat zij na het planten niet gaan verdrogen. Langdurige houtkap en het niet aanplanten van nieuwe bomen heeft de regio ongunstig beïnvloed en heeft mede bijgedragen aan de aanzienlijke afname van het ijs op de toppen van Mount Kilimanjaro. De regen is in de loop van de jaren aanzienlijk afgenomen. Nauwlettende inspanningen zijn nodig om de effecten van klimaatverandering in te dammen, vooral door bepaalde menselijke activiteiten in te perken, zoals het produceren van houtskool en het kappen van bomen voor brandhout.
Tanz. Daily News 9.3.2018.

De Nijl en haar oevergebieden. Het NBI (Nile Basin Initiative) heeft plannen ondernomen het rivierwater van de Nijl te ‘redden’ omdat dat serieus wordt bedreigd. De CEO van NBI, dhr. Innocent Ntabana, zei dat de crisis aangaande de rivier, die door het Victoriameer in Tanzania noordwaarts vloeit en uitmondt in de Middellandse Zee, binnen afzienbare tijd voelbaar zal worden. “Bevolkingsaanwas, de vraag naar energie, droogte, eisen van voedselzekerheid en klimaatverandering zijn uitdagingen die de rivier bedreigen. Er zal niet genoeg water zijn als we niet intensief samenwerken”.
Het NBI is een deelgenootschap van landen in het Nijl Bassin, zoals Burundi, Congo, Egypte, Ethiopië, Kenia, Rwanda, Zuid-Sudan, Sudan, Tanzania en Uganda, maar de samenwerking zal moeten intensiveren om de rivier te redden die miljoenen Afrikanen van voedsel, energie en water voorziet. De media spraken al dikwijls over de immense irrigatieprojecten voor de landbouw, nog verergerd door grote waterslurpende projecten zoals het Kyosha Hydro-elektrische Project in Ethiopië, met een reservoir van 6000 miljoen kubieke liter water.
Tanz. Daily News

Eco-vriendelijke alternatieven i.p.v. plastic zakken. Het is nu ruim een jaar sinds Kenia plastic zakken verbood, en sindsdien zijn de straten schoner, de rivieren en stroompjes helderder en plastic zakken zijn langzamerhand aan het verdwijnen. De uitvoering van de wet is een succes omdat eco-vriendelijke, herbruikbare alternatieve verpakkingsmaterialen beschikbaar worden gemaakt, die door de bevolking ook worden aanvaard. “De nieuwe eco-vriendelijke zakken zijn wel iets duurder”, zegt Selina Wangari, een winkelier uit Nairobi, “maar we leren om ze te hergebruiken; iets waar we vroeger nooit aan dachten omdat we ze in supermarkten en van handelaren voor niets kregen”. Dergelijk eco-vriendelijk, herbruikbaar pakmateriaal is gemaakt van b.v. sisal, papier en papyrus, met gebruik van stijfsel en cassave.

Rwanda was een van de eerste landen die plastic uitbanden in 2004, toen het winkeliers verbood plastic zakken te gebruiken, en belastingkortingen introduceerde om producenten aan te moedigen om te recyclen.

Volgens de UN zijn er tientallen oplossingen voor alternatieve verpakkingsmaterialen, afgezien van de reeds genoemde. Minder logisch zijn algen, fungi en ananasbladeren. Meer dan 25 landen wereldwijd hebben een vorm van plasticverbod geadopteerd of voorgesteld, maar Europa loopt daarbij achter.
The East African 13.8.2018


Pater PETER VAN DEN HEUVEL

Peter werd geboren in Vorstenbosch op 6 okt. 1935, volgde de opleiding in onze vormingshuizen van St. Charles, ’s-Heerenberg en Totteridge (Engeland) en verbond zich op 13 juli 1960 door een missionariseed aan onze Sociëteit. Op 2 februari 1961 werd hij in Veghel priester gewijd. Zijn broer Lambert werd Jezuïet en werkte in Indonesië.

Peter was principieel, zei wat hij dacht en was goed in talen. Hij werkte hard en degelijk, en het was prettig om met hem samen te leven en te werken. Hij was bescheiden, goed gehumeurd, vriendelijk en graag gezien bij de mensen.

Zijn hele leven werkte hij in Oeganda en gaf daar al zijn krachten en zijn liefde aan de mensen. Je zou zijn missionarisleven in twee grote periodes kunnen opsplitsen. Een periode van 27 jaar, die hij doorbracht in het zuidwesten, een landbouwstreek met veel christenen; en een tweede periode van 29 jaar in een gebied van nomadische veehouders, een streek van droogte. Bovendien moest hij overschakelen van een Bantoetaal naar een Nilotische taal. Waar dan ook, Peter zette zich volledig in voor de directe pastorale zorg die hem werd toevertrouwd: catechese, onderricht, opleiding van catechisten, vieringen en sacramenten. Maar ook de materiële of sociale aspecten van het leven van de mensen nam hij ter harte. Hij bouwde scholen en internaten, hij riep ‘’Spaar en Leen’’-groepen (een soort Boerenleenbank) in het leven, begon een ‘’koeienproject’’ voor vrouwen, en een ‘’ossenproject’’ voor jonge boeren om het land te bewerken. In deze activiteiten en projecten werkte de bevolking actief mee.

Na 56 jaren keerde Peter erg verzwakt naar Nederland terug om in Heythuysen uit te rusten van al zijn inspanningen en vermoeienissen. Hij had veel zorg en verzorging nodig. Veel tijd werd hem echter niet gegund. Hij was uitgeput en zijn lichaam kon het niet meer aan. Bijna 3 maanden na zijn terugkeer uit Oeganda overleed hij op 21 jan. 2019.

‘’Hij was gezonden een blijde boodschap te brengen aan armen ...
gevangenen ... blinden ... verdrukten ..."

(Lukas 4, 18)




Pater JAN RADEMAKER

Jan werd geboren op 27 juli 1930 te ’s-Heerenberg waar de Witte Paters van 1938 tot

1958 een opleidingshuis hadden. Hij volgde de opleiding in onze vormingshuizen in Sterksel, Boxtel (St. Charles), ’s-Heerenberg, en later ook in Heverlee (België). Daar verbond hij zich op 6 juli 1957, door een missionariseed, aan onze Sociëteit. Hij werd daar ook priester gewijd, op 6 april 1958, het feest van Pasen.

Jan hield van muziek en speelde piano en orgel. Hij was een degelijke, serieuze werker. Hij had een gezond oordeel en je kon altijd op hem rekenen. Bij een eerste ontmoeting kon hij wat stroef overkomen, maar die indruk verdween bij nadere kennismaking. Geleidelijk aan werd hij hartelijker en stond hij meer open voor inzichten en opinies van anderen, ook al kon hij best wel eens eigenzinnig zijn.

Hij werd benoemd voor het bisdom Kasongo (Congo), waar je alleen na een hele reeks omwegen (en soms alleen per vliegtuigje) kon komen. Hij bleef in die streek, van 1958 tot 2000. Bij zijn aankomst in Congo begon er juist een woelige periode die voorafging aan de onafhankelijkheid. Jan schreef in zijn brieven over anarchie en muiterij. Het was niet gemakkelijk om naar de buitenposten of naar andere parochies te gaan vanwege onrust en opstanden en vanwege de haast onbegaanbare wegen.
In 1960, en opnieuw in 1964, moest Jan vluchten, alles achterlatend. Bij terugkeer waren veel parochies en missieposten vernield en moest hij, samen met anderen, de materiële schade herstellen. De gemeenschappen waren door die moeilijkheden maatschappelijk en pastoraal ontregeld, en ook daar moest veel geïnvesteerd worden om de bevolking te helpen om weer vertrouwen en moed te hebben. In 2000 verhuisde Jan naar Goma en daar maakte hij mee dat de vulkaan Nyiragongo tot uitbarsting kwam. Daarbij kwamen meer dan 100 mensen om het leven, moesten 300.000 mensen vluchten en werden veel dorpen en een groot deel van de stad Goma overstroomd met lava. Ook de kathedraal van Goma werd door deze lavastroom bedekt en vernield.

In de laatste jaren van zijn leven werd Jan ook lichamelijk flink op de proef gesteld. In 2006 kwam hij vanwege zijn gezondheid terug naar Nederland om in Heythuysen te rusten. Na 5 jaar werd MSA (Multi Systeem Atrofie) bij hem vastgesteld en begon hij met medicatie en gespecialiseerde fysiotherapie. Geleidelijk aan raakte hij gebonden aan een rolstoel en vanaf november 2018 moest hij ondersteund worden door extra zuurstof. Dat was niet gemakkelijk voor hem. Pas na een moeilijke strijd slaagde Jan erin om ook de moeilijkheden en beperkingen die zijn ziekte meebracht, te aanvaarden.

Jan heeft veel meegemaakt in zijn leven: oorlogen, opstanden, vluchten, natuurgeweld en daarnaast ook perioden van herstel en wederopbouw. Hij bleef vertrouwen op en werken aan een betere toekomst voor de bevolking van Congo, en speciaal voor de mensen in de streek Maniema. Hij sprak niet veel over al deze beproevingen, maar was er wel sterk door getekend. Door het ervaren van vele onvoorziene en soms ook gevaarlijke situaties ontwikkelde Jan een persoonlijke leefregel: “Voor een rivier erg gezwollen door hevige regenval, wacht je met oversteken tot het water gezakt is.” Met andere woorden: rustig blijven en afwachten. Dat hij nu mag rusten in de Vrede van Christus in afwachting van de Verrijzenis.



Nieuw verschenen in de serie wandelboekjes van De Paadjesmakers uit ’s-Hertogenbosch is nr. 16: de Witte Zusters-route tussen NS Boxtel en NS Vught. Ontwikkeld en geschreven door Marina van Dalen, werkzaam bij de Witte Zusters, samen met Rijkert Knoppers en Maarten Sterneberg van De Paadjesmakers. Aanleiding hiervoor is het 150-jarig-jubileum van de Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika, zoals de Witte Zusters voluit heten, volgend jaar in 2019.

De route loopt niet alleen langs woon- en werkplekken van de Missiezusters, maar belicht ook andere missiecongregaties uit de driehoek Boxtel-Esch-Vught, zoals de Missionarissen van Afrika (Witte Paters), Paters Assumptionisten, Fraters van Tilburg, Paters Scheutisten en Zuster JMJ. Beginnend bij station Boxtel wandelt u o.m. langs Kasteel Stapelen via de Burgakker, Villa Phaf en Museum Vekemans naar het Wereldhuis. Via het Sparrenrijk komt u uit bij Sancta Monica in Esch. Hier kunt u kiezen of u verder loopt via de hoofdroute richting Sparrendaal ten westen van Vught (17,5 km) of dat u de iets kortere variant langs Kloosterhotel ZIN neemt (15 km). Beide routes eindigen bij station Vught.

In het eerste gedeelte vindt u achtergrondinformatie over de religieuze instituten, volop belicht met foto’s en anekdotes. In het tweede gedeelte staat een gedetailleerde routebeschrijving met heldere kaartjes, zodat u de wandeling op eigen gelegenheid kunt lopen. Horeca en bankjes staan duidelijk aangegeven. Het boekje is 24 pagina’s en kost 2 euro. Te koop bij o.a. boekhandel Heinen, VVV en Verkadefabriek in ’s-Hertogenbosch en bij Bruna in Boxtel en Vught. Ook rechtstreeks te bestellen bij www.depaadjesmakers.nl of info@wittezusters.nl voor 2 euro p.st. excl. verzendkosten. Persbericht van 26 november 2018





Door u een beetje te informeren over de opening van ons jubeljaar in Tunesië, hebben we u, familie en vrienden van de Witte Paters, uitgenodigd om mee te gaan naar Noord- Afrika, de geboortegrond van onze Sociëteit. Het was een terugblik vol herinneringen en dankbaarheid, juist op het moment dat de 19 Martelaren van Algerije (waaronder 4 van onze eigen medebroeders) zalig verklaard werden.




[1Soort Romeinse olielamp (snotneus), meestal gemaakt van een frisdrankblikje