Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 4e kwartaal 2014 (nr. 194).

Contactbrief 4e kwartaal 2014 (nr. 194).

donderdag 18 december 2014, door Webmaster



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

EMMAUS en de leegloop van onze kerken,
P. van der Pas
*

Statistieken

PASTORALE WERKERS
in Oost-Afrika

Marien v.d. Eijnden
*

DE CATECHIST, en
De Geur van de Schapen

Marinus Rooijakkers
*

REUNIE VOWP
*

GOED NIEUWS UIT AFRIKA
Marien van den Eijnden
*

OVERLEDEN FAMILIE
*

"I HAD A DREAM"
Wim Wouters
*

JUBILARISSEN
*

DODENHERDENKING
*

EEN KERSTVERHAALTJE
*

BERICHT UIT ALGERIJE
*

.-.-.-.-.-.-.-.-.-.


U kent toch nog wel het Emmaüs-verhaal? Het verhaal van die leerlingen die Jerusalem de rug toekeerden? Ze hadden daar niks meer te zoeken. Ze wilden daar weg. Jezus, hun idool, was daar om het leven gebracht. Jerusalem had al jaren lang haar profeten gedood. Hun hoop was nu echt vervlogen. Die stad had hun niets waardevols meer te bieden.

Ze gingen naar huis. Het was gedaan!

Aan dat verhaal moest ik denken toen onlangs – voor de zoveelste keer – in een conversatie de leegloop van de Nederlandse kerken ter sprake kwam. Mensen keren hun vertrouwde Jerusalem de rug toe. De Kerk lijkt dood. Niet meer in staat de actuele vragen van mensen te beantwoorden; te zeer gevangen in haar eigen rigide formules; te afstandelijk, te zwak geworden. Verworden tot een reliek uit voorbije eeuwen. Veel mensen hebben al verzucht: ‘Hier hebben we niks meer te zoeken!’ en zijn opgestapt. Misschien moet hier het Emmaüs-verhaal opnieuw worden verteld en opgevoerd tot en met het blijde einde toe?

Het religieus denken en beleven in onze westerse wereld is sterk veranderd. De mensen zijn religie gaan zien als een systeem van geloofsstellingen, als een leer, een systeem van morele eisen. Dogma’s, waar de mensen vroeger vastigheid aan ontleenden, daar haalt de hedendaagse gelovige nu de schouders voor op.

Dogmatisme is overtuigd van haar eigen gelijk en, zo zegt de kritische theologe Karin Armstrong, ‘dat leidt tot verdeeldheid en geweld’. We hoeven maar naar onze eigen laatmiddeleeuwse Inquisitie of het hedendaags Christelijk en Islamitisch fundamentalisme te kijken om dat te onderschrijven. De gelovige van vandaag zoekt saamhorigheid en verbondenheid in plaats van verdeeldheid. Het was onze premier Balkenende die al een aantal jaren geleden er voor pleitte dat onze maatschappij een participatiesamenleving moest worden. Zou dat niet moeten betekenen dat we tot een grotere onderlinge betrokkenheid moeten komen binnen Kerk en samenleving? Zou dat de mensen niet binnen elkaars bereik brengen? Welnu, als dat zo is, dan is het reorganisatiebeleid van de parochies door de bisschoppen en ook het op grote schaal samenvoegen van gemeenten door het kabinet niet te begrijpen. Je haalt door al die fusies en samenvoegingen immers het sociale hart uit een parochie of een gemeente! De afstand naar de burger en de gelovige toe wordt daardoor alleen maar vergroot en de onderlinge betrokkenheid neemt af. Veel mensen vallen daardoor uit de maatschappelijke en kerkelijke boot. Een goed gevoerd pastoraat, waar ook ter wereld, is in onze opinie alleen maar mogelijk op grond van nabijheid en vertrouwen en niet door het scheppen van afstand en anonimiteit.

Een dertigtal academici schreef in april 2013 een notitie aan kerkleiding en parochies, omdat ook zij vonden dat het onverantwoord was parochies te sluiten en het aantal parochies te laten afhangen van het aantal beschikbare priesters. Zij vonden dat het huidige beleid aanstuurt op een puur rituele priesterkerk, waar het blijkbaar niet gaat om eucharistisch léven, maar vooral om rituele vieringen van eucharistie en andere sacramenten. Het aantal plaatsen waar vieringen plaats mogen hebben wordt overal drastisch beperkt, want het kan nu eenmaal niet zonder de priester. Zo’n priesterkerk wacht tot mensen naar haar toe komen om deel te nemen aan haar rituelen, want de machtspositie moet immers gehandhaafd blijven. Wat ermee bereikt wordt is een groot verlies van gezag en vertrouwen. In plaats van zich op te sluiten in gebouwen waar de mensen naar toe moeten komen, in plaats van te fuseren en samen te voegen, zou zij de samenleving in moeten gaan.

Wij missionarissen, denkend aan onze parochies daarginds, en dus vanuit een Afrikaans perspectief, merken de verschillen op: onze parochies waren onderverdeeld in buitenposten, die op haar beurt waren opgedeeld in basisgemeenschappen. Daar wordt niet gecentraliseerd en gefuseerd, maar juist gespreid en opgedeeld in kleinere herkenbare, minder anonieme eenheden. Kleine groepjes mannen, vrouwen en kinderen komen wekelijks bijeen in de diverse wijken en straten van de parochies en buitenposten onder leiding van door hen gekozen lekenleiders; vandaag in dit huis, volgende week in een ander, want ieder huis is een kerk. Daar stellen ze geloofszaken en geloofsbeleving aan de orde. Ze bidden samen, lezen samen de bijbel, en trekken er hun conclusies uit en gaan de straat op om hun ‘christen-zijn’ actief vorm te geven in charitatief werk: brandhout brengen aan dit alleenstaand oud vrouwtje, een lekkend dak herstellen bij deze of gene oude man, godsdienstonderricht geven aan de kleinsten, het om de beurt voorbereiden en verzorgen van de eucharistievieringen op zondag in de grote parochiekerk. Daarbij heeft de leek het voortouw. De priester stimuleert en biedt zijn priesterlijke diensten aan, speelt eigenlijk een ondergeschikte rol, want per slot van rekening: het eucharistisch leven speelt zich af tussen de mensen. Het is hun Kerk. Een kerkgemeenschap wordt gevormd door geestelijken en gelovigen samen, mannen en vrouwen. Franciscus, toen nog bisschop Bergoglio, zei al een tijd geleden: ‘Het is ondenkbaar om de herder op de berg te hebben en de kudde in de vallei’. Wij ‘geestelijken’ moeten onszelf dan ook veel nederiger opstellen tegenover de roeping van de leek in de Kerk, man en vrouw. Hij/zij moet – waar ook ter wereld – een veel crucialere rol gaan spelen.

Catachistenschool in Kate, Tanzania; 1925

Een van de prominente leken zonder wie de eerste missionarissen nooit iets hadden kunnen bereiken is de catechist. De missionaris bracht het Christendom, maar het was de onderwijzer/catechist die er voor zorgde dat het de Afrikaanse ziel raakte. Hij was de bemiddelaar die het naar zijn landgenoot toe vertaalde en begrijpbaar maakte. Hij was het die het Christendom dicht bij de Afrikaan bracht, terwijl wij missionarissen de goedwillende, soms stuntelende, allochtonen waren, die het zaad leverden voor de oogst. Het eindproduct is een heel aannemelijk soort hybride van Europees-christelijke en Afrikaanse religieuze cultuur.

Catechisten en andere lekenleiders van de basisgemeenschappen, mannen en vrouwen, die aanzetten tot evangelisch leven! Soms haperend en stokkend, dikwijls inspirerend! De catechist verzorgt en bewatert. Om de woorden van een realistische collega witte pater te gebruiken: ‘Zo’n 125 jaar lang hebben wij daar maar wat aan gerotzooid, en overal ontstonden er lokale kerken’.

Tot op de dag van vandaag is en blijft het de catechist, die de dikwijls vitale, levendige en bruisende geloofsgemeenschappen begeleidt! In de hierop volgende artikelen van deze Contactbrief richten we onze aandacht op deze bijzondere en onmisbare figuur van de Afrikaanse pastoraal. Marien van den Eijnden en Marinus Rooijakkers geven ons in de hierop volgende artikelen een diepere kijk op hem: de catechist, de onmisbare spil in de Afrikaanse geloofsgemeenschap. Het is onze hoop dat ook in onze westerse kerken de leek een veel prominentere rol gaat vervullen.

Leegloop van onze kerken? Misschien; maar met meer ruimte voor de inzet van de leek kunnen we toch wellicht opnieuw op weg gaan, terug naar Jerusalem!


  1. Begin 2014 waren er 217 communiteiten van Witte Paters in 42 landen, 22 daarvan in Afrika.
  2. Er waren 1366 Missionarissen van Afrika uit 37 nationaliteiten; gemiddelde leeftijd 69.5 jaar. Daaronder 9 bisschoppen, 1224 priesters en 108 broeders, i.e. 39 minder dan verleden jaar.
  3. Zijn gestorven in 2013: 53 priesters en 3 broeders; 2 priesters en 1 diaken verlieten de Sociëteit.
  4. Groei in 2013: 20 nieuwe leden: 17 wijdingen en 3 verbintenissen door de eed.
  5. Europese confraters volgens hun nationaliteit: België 134; Duitsland 100; Spanje 53; Frankrijk 182; Nederland 92; Engeland en Schotland 42; Ierland 14; Italië 27; Polen 8; Zwitserland 26.
  6. Studenten in opleiding: 467, waarvan 424 uit Afrika en 43 van daarbuiten.

Vanaf hun aankomst
 [1]
in een bepaald gebied in Sub-Sahara-Afrika zochten de eerste Witte Paters contact met de plaatselijke inwoners om te helpen in de pastorale zorg en in het geloofsonderricht. Zij kenden de taal, de cultuur en gebruiken, de individuele karakters van de plaatselijke bevolking, terwijl de missionarissen dat alles aanvankelijk nog moesten leren en later moesten blijven bijleren. De Missionaris en de Catechist
 [2]
hadden elkaar nodig en vulden elkaar aan.

Bij de vestiging: Om zich in een streek te vestigen had men verlof nodig van de Chef van de streek; men legde hem uit waar men voor kwam; namelijk voor godsdienst, niet voor politiek. Dan onderhandelden zij over een plaats (bevolkt, goede watervoorziening, een zo goed mogelijk klimaat); men sloeg er zijn tenten op, en begon met de voorbereidingen voor een duurzame woning en een kerkje. Dat alles wekte belangstelling en nieuwsgierigheid en daaruit ontstond een eerste groepje. Ondertussen probeerden de missionarissen via het stamhoofd veelbelovende kinderen van leiders in zijn gebied aan te trekken.

Zij onderrichtten ons geloofsgoed en de eerste beginselen van lezen-schrijven-rekenen. Uit de besten werden de catechisten gekozen, aanvankelijk alleen getrouwde mannen tussen de 20 en 40 jaar, de allereersten waren zelf nog geloofsleerlingen! De criteria voor de selectie waren: getrouwd en tussen de 20 en 40 jaar; goed voorbeeld; plichtsgetrouw en zorgvuldig in hun werk, met doorzettingsvermogen; gewaardeerd door hun dorpsgenoten; gezond oordeel en discreet; zelf bezield door zijn geloof. Vooral: Zij moesten het zelf willen; zowel de missionarissen als de bisschop insisteerden dat zij zich vrij moesten voelen, het is een zich geroepen weten. De hoeveelheid kennis van zijn geloof was dan minder belangrijk, die kon geleidelijk aan bijgespijkerd worden
 [3].

Hun Vorming: In de eerste jaren vormde elke parochie zijn eigen catechisten naargelang de omstandigheden en met de ervaring van de jaren. Zij deden dat in korte stages en het was zeer elementair: het was het eerste begin, en zij hadden hen nodig. Het ging over de eerste beginselen van ons geloofsgoed, en van lezen-schrijven-rekenen. In sommige parochies volgden de catechisten onderricht voor 2 of 3 weken, en werden dan uitgezonden, gewoonlijk 2 aan 2, naar een bepaalde reeks dorpen om daar 4 tot 6 weken te onderrichten wat zij zelf zojuist geleerd hadden. Dit herhaalde zich 3 tot 4 maal per jaar.

  • "Elke morgen volgen de Catechisten twee speciale lesuren in het parochiecentrum. In de middag gaan zij twee aan twee naar de hen toegewezen groepen dorpen om te onderrichten wat zij zojuist geleerd hebben. Een maal per week gaan de missionarissen met hen mee om hun onderricht met hen te evalueren".
    (Mtakataka JRP [4] 1909)
  • "Voor twee weken gaan twee missionarissen naar de dorpen, terwijl de andere twee in het dorp en het parochiecentrum blijven werken. Voor de derde week zijn alle vier missionarissen en alle catechisten in het parochiecentrum voor hun vorming. Bij hen voegen zich enige dorpshoofden en jongemannen die later catechist willen worden, tezamen een 40-tal. Elke dag hebben zij zes uur les, waarvan zij de samenvatting moeten opschrijven en goed leren, zodat zij het kunnen onderrichten in hun dorpen. Daar gaan zij dan voor twee weken naar toe, en de tweede groep missionarissen gaat met hen mee om mee te werken".
    (Kachebere JRP 1910)

In het noordelijke gedeelte van het Vicariaat lag het merendeel van de dorpen op een afstand van een tot drie (soms méér!) dagreizen te voet van het parochiecentrum. De eerste catechisten waren ook onderwijzers, en de dorpskerkjes werden ook gebruikt als klaslokaal, de oorsprong van het schoolsysteem.
Voor een voortgezette vorming voelde men de behoefte aan een Vormingscentrum voor het hele Vicariaat. In de Raadsvergadering van het Vicariaat, december 1909, besloot men tot twee van die Centra, een voor het noordelijke gedeelte, en een voor het zuidelijke. Deze laatste werd op 16 mei 1910 in Mtakataka geopend met 40 catechisten, het jaar daarop 61. Voor de morgenlessen voegden zich zo’n 30 catechisten bij hen, die al aan het werk waren in de dorpen in de omgeving.
Het leerplan bevatte: Godsdienstonderricht, Bijbelse- en Kerkgeschiedenis, catechese en pedagogie. Profane vakken zoals: lezen-schrijven-rekenen, compositie, algemene geschiedenis, en wat fysica, aardrijkskunde, etnografie, kosmografie en kosmogonie, en een basiscursus Engels. We praten over honderd jaar geleden, ergens in de rimboe! Zij hadden 2 maanden per jaar vakantie, tijdens het regenseizoen zodat zij ook hun velden thuis konden bewerken. Dat was niet genoeg voor het onderhoud van hun gezin, en daarom ontvingen zij een maandelijkse toelage.

Hun Kwaliteit: Elke missionaris is er van overtuigd dat catechisten onmisbaar zijn. Menig missionaris heeft door hen de mensen en hun mentaliteit leren kennen, de taal en de cultuur. Omdat zij de missionarissen van méér nabij meemaakten dan de rest van de bevolking, konden zij vaak optreden om ingewikkelde zaken van de een naar de ander te verklaren, en dat werkte naar beide zijden. Zij hebben menig missionaris voor fouten behoed of, wanneer die gemaakt waren, gecorrigeerd. Zij kenden de mensen en de situatie van binnen uit, en waren voor de missionaris de eerste raadsman. Zij hebben Jezus en zijn boodschap bij mensen, en zelfs hele dorpen, gebracht welke de missionaris niet kon bereiken. Velen werden medemissionaris. Wanneer missionarissen vanuit een gevestigde parochie een nieuwe missie begonnen in een andere streek, onder een ander volk, zelfs in een ander land, dan gingen enige of meerdere catechisten mee en vestigden zich daar.

Enige getuigenissen uit het Vicariaat Nyassa (± Zambia & Malawi):

  • “Onze jonge catechisten, ofschoon zelf nog geloofsleerlingen, zijn zeer toegewijd”. Die leertijd bedroeg bij de Witte Paters minimaal vier jaar!
    (Kachebere JRP 1907)
  • “Wij hebben 10 centrale kerkdorpen (met andere dorpen er om heen) die verzorgd worden door catechisten. Zij zijn geen sterren in profane kennis, zelfs niet in godsdienstkennis. Toch zijn wij uiterst tevreden over hun inzet. Hun onderricht wordt door velen goed gevolgd. Hun dagelijkse bezoeken aan de dorpen hebben zeer goede resultaten opgeleverd”.
    (JRP 1909)
  • "Ofschoon zij een overhaaste vorming ontvingen, doen deze catechisten goed werk. Tot nu toe heeft geen van hen ons ernstige reden tot klachten gegeven. De meesten van hen doen hun werk met een opmerkelijke geloofsovertuiging".
    (Bisschop Dupont JRB 1910)
  • "Door hun goede voorbeeld sporen zij anderen aan. Naar hun aanmaningen en raadgevingen wordt soms beter geluisterd en worden beter opgevolgd dan die van ons". ‼
    (Likuni JRP 1910)
  • "Hun onbaatzuchtigheid is zeer te bewonderen … Zij weigeren om beter betaald werk van Europeanen aan te nemen. Zij zijn zelfs bereid om ver weg gezonden te worden. In feite hebben wij 8 catechisten naar onze buurparochie Likuni gestuurd, en 7 naar een Jezuïeten parochie in buurland Mozambique".
    (Mtakataka JRP 1910)
  • "Wij hebben nu 41 catechisten. Allen zijn gedoopt en kunnen bijna zonder fouten lezen en schrijven. Wij zijn verbaasd hoe goed zij kunnen rekenen, zich schriftelijk in hun moedertaal uitdrukken, en hoe gebrand zij zijn op verdere vorming. Sommigen hebben ons echter verlaten voor beter betaald werk".
    (Kachebere JRP 1911)
  • "Dank zij hen hebben wij zovele scholen kunnen openen, ons arbeidsveld zo kunnen uitbreiden, en onze activiteiten in de veraf gelegen dorpen wel tienvoudig kunnen vermeerderen. Zij zijn bereid letterlijk dag en nacht op pad te gaan. Zo was er een die juist 7 uren gelopen had om de Eucharistie mee te vieren, toen hij hoorde dat een geloofsleerling in zijn kerkdorp door een slang gebeten en in stervensgevaar was. Vrezend dat die zonder doopsel zou sterven, nam hij zijn boog en pijlen en ging verlof vragen aan de missionarissen. ‘Maar de nacht is zonder maan, het dreigt te gaan regenen, en je weet dat leeuwen twee dagen geleden iemand verslonden hebben in het woud waar jij doorheen moet’, probeerde de overste hem af te houden. Maar Daniel liet de rozenkrans zien die hij om zijn hals droeg en zei: ‘Moeder Maria zal mij beschermen’. Hij bracht nog een bezoekje aan de kerk en verdween in de nacht. De volgende dag ontvingen de missionarissen een briefje: Ik, Daniel, schrijf U goed nieuws. Ik kwam aan toen de maan opkwam, ik was drijfnat door de regen, maar ik ben niet van zout. Leeuwen brulden, maar hebben mij niet aangevallen. Ik heb Kamota gedoopt, die ons juist verlaten heeft voor het land van de engelen. Na zijn doopsel zei hij: Dank je, Daniel, wij zullen elkaar weerzien bij God, zeer gelukkig dat hij als Christen zou sterven, en ik was ook heel blij’.
  • Die goede catechisten, vaders van gezinnen, zijn niet allen helden, en ook geen geleerden; maar allen zijn bereid te leren, eenvoudig, van door-en-door goede wil, met een levendig geloof en een onbegrensd plichtsbesef. Al die kwaliteiten hebben zij ook wel nodig voor hun werk, want dat is nogal eentonig, zij moeten er ver voor op pad, en hun toelage is laag. Alhoewel hun pedagogische kennis ook laag is, is hun onderricht praktisch, soms nogal erg realistisch, en steeds gespekt met voorbeelden en vergelijkingen waardoor hun onderricht in het geheugen van hun toehoorders gegrift blijft. Soms zijn hun beweringen wat twijfelachtig. Om op hun onderricht toe te zien en zo nodig recht te zetten wonen de missionarissen hun lessen zo vaak mogelijk bij".
    (Bisschop Guillemé, JRB 1912)

Het resultaat van die Leken medewerkers: Het resultaat is niet te scheiden van de kwaliteit van het christelijk leven in die dagen, ook al was het niet alleen van die Leken medewerkers afhankelijk.
a. Kwantitatieve resultaten: In 1912 waren er 490 catechisten; dit aantal zal later niet voorbijgestreefd worden. Honderden dorpen werden geëvangeliseerd. In de eerste jaren groeide het aantal Katholieken door het dopen van volwassenen in het parochiedorp en de omliggende dorpen die door de missionarissen zelf geëvangeliseerd waren. Zo waren er in:

Na 1910 begon men in de statistieken een onderscheid te maken tussen geloofsleerlingen, de beginners van de eerste twee jaren vorming, en catechumenen, die zich in het derde en vierde jaar voorbereidden op hun doopsel. Om na twee jaar (of meer) over te mogen gaan van geloofsleerling naar catechumeen had men laten zien dat men wilde leven volgens de waarden van Jezus, en door de doop in zijn beweging opgenomen wilde worden, had men zijn huwelijk geregeld volgens hun cultuur maar wel met slechts één partner, en had men het examen met goed gevolg afgelegd. Alleen gehuwden werden gedoopt met hun minderjarige kinderen. Die ouder dan 7 waren volgden zelf de vorming van geloofsleerlingen en catechumenen. Huwelijken volgens hun cultuur werden bij het doopsel mede gedoopt, en waren dan Christelijke huwelijken.
b. Kwalitatieve resultaten: Dit is af te meten aan het gedrag van de Katholieke gemeenschap. Jezus zei dat zijn volgelingen herkenbaar zouden zijn door het in de praktijk brengen van vooral broederlijke liefde zonder enige discriminatie. Enige getuigenissen uit de Jaar Rapporten 1905-1912:

  • "De activiteiten van de missionarissen en hun catechisten bereikten effectief méér dan 100.000 personen. De belangstelling van de heidenen is bemoedigend, en de standvastigheid van de Katholieken is inspirerend. Zelfs degenen die hun fortuin gaan zoeken in de mijnen van Zuid-Afrika komen terug als goede Katholieken".
    (Bisschop Dupont JRB 1907)
  • "Bij het examen van de geloofsleerlingen was bisschop Dupont aanwezig. Onder hen waren twee bejaarde grootmoeders. Pater Burdet wilde een van hen, Mshawa, wat helpen door het antwoord half voor te zeggen. De oude dame stopte hem: "Eh man! Jij blijft maar praten; waarom geef je mij niet de kans ook eens wat te zeggen?!" De bisschop en pater Braire schoten in de lach. Mshawa keerde zich tot hen en zei: "Eh jullie! In plaats van te lachen konden jullie mij beter eens helpen hem te stoppen!" En zij begon zo over ons geloof en beleving te vertellen dat zij terecht catechumeen kon worden. Een meisje van pas 10 jaar insisteerde om ook toegelaten te worden. Pater Braire weigerde aanvankelijk haar te ondervragen: "Jij bent nog veel te jong! Later." Zij antwoordde: "Hebben dan alleen volwassenen een ziel? Hebben ook jongeren niet een ziel die verlost moet worden?" Onder de indruk van dat antwoord zei hij dat hij haar toe zou laten zonder examen. Maar dat weigerde zij weer, zij wou en zou examen doen, en vijf minuten lang beantwoordde zij alle vragen zonder haperen. Tevreden ging zij weg."
    (Kachebere JRP 1907)
  • "De missionarissen zijn zeer strikt bij het toelaten tot het doopsel. Dat is een garantie voor de toekomst”. (Bisschop Dupont JRB 1908)
  • "De Katholieken leven volgens hun doopbelofte. Familie ruzies die vroeger vaak voorkwamen, zijn nu zelden. Allen nemen actief deel aan de Eucharistie elke zondag. Wel doen zij maar weinig aan werving."
    (Kachebere JRP 1911).
    Commentaar van de schrijver in 1989: Wanneer je naar de statistieken van toen kijkt, moeten zij toch best veel aan werving gedaan hebben, temeer daar de vereisten voor toelating tot het doopsel zo strikt waren!

35 Jaar na de Vestiging: De Witte Paters begonnen in Nyassa in 1889. In de Jaar Rapporten vanaf 1924 lezen we over de Catechisten:

  • "Elke catechist is belast met 2 of 3 dorpen. Deze jonge mannen, gekozen uit de beste Katholieken, hebben voldoende godsdienstige vorming voor hun pastoraat; ik zou niet hetzelfde kunnen zeggen over hun profane kennis, want die is zeer elementair. Volgens de voorschriften van het Vicariaat horen wij onze catechisten jaarlijks een bijscholingscursus van 22 dagen te geven. Maar dat is niet genoeg. Ondanks hun beperkte vorming verrichten zij een onschatbare dienst door het onderrichten van ons geloofsgoed, en van lezen-schrijven-rekenen aan de kinderen en jongeren van de dorpen". (Kachebere JRP 1924)
  • "De Catechisten geven onderricht in ons geloofsgoed elke dag aan allen die maar willen, mannen en vrouwen, jong en oud. Zij geven ook profaan onderricht aan die meer willen leren, want tot nog toe is dit aan de eigen keuze overgelaten van die gedoopt willen worden. Dit doen zij ’s morgens voor twee en een half uur in hun woonplaats, wat gewoonlijk het belangrijkste centrum is in die streek. ’s Middags even langs in de buurtdorpen tussen de 5 en 10 kilometer. Eerste voorbereiding van catechumenen op hun doopsel en van katholieke kinderen op hun eerste communie; met bijzonder onderricht voor catechumenen ouder dan 50. Zij leiden de Zondagse gebedsdienst met daarna speciaal onderricht voor katholieken, ‘catechese tot volharding’ genaamd, om hun ’vurigheid’ op te peppen en hun geheugen op te frissen. Zij bezoeken zieke heidenen om hen voor te bereiden op hun laatste reis, en zij bezoeken en waken bij stervende katholieken en leiden hun uitvaart. Zij houden de registers bij. Zij zorgen voor het onderhouden van kerk- en schoolgebouwen. Zij horen vriendschappelijke relaties te onderhouden met de dorpshoofden. En omdat hun toelage onvoldoende is om hun gezin te onderhouden, moeten zij op hun velden werken met vrouw en kinderen. Om de waarde te schatten van zo’n inzet moeten wij bedenken: door zó armoede en gehoorzaamheid te beleven zonder priester/broeder te zijn laten onze catechisten een inzet zien die méér dan natuurlijk is, en die geput wordt uit de ware bron: Jezus Christus".
    (Bisschop Guillemé JRB 1928)

’Super-Catechisten’: In zijn Jaar Rapport van 1932 vertelt bisschop Guillemé over een klas ’super-catechisten’ gewoonlijk Groepshoofden genoemd: "Elke zes weken roept de pastoor alle catechisten naar het parochiecentrum om hun werk na te gaan en aan elk praktische raad te geven. Dan geeft hij bijzondere aandacht aan hun Groepshoofden. Het is hun taak de hun toegewezen Districten te bezoeken en er leiding te geven. Zij zijn zo waardevol voor de missionarissen door hen de benodigde informatie te geven voor de toelating tot het doopsel en tot de huwelijkszegen, omdat zij de godsdienstige en burgerlijke situatie door en door kennen van de katholieken en catechumenen van hun district. Sommigen van hen zijn opmerkelijk begaafd zowel qua inzet en toewijding als qua geheugen. Door hun takt, hun oprechtheid en hun voorbeeldig gedrag hebben zij een grote invloed verworven op hun landgenoten, die hen niet alleen respecteren, maar ook waarderen, en hen beschouwen als goede raadgevers. In vele streken waar wij missionarissen vroeger koel ontvangen werden, toont de bevolking ons nu - dank zij hen - warme sympathie, en vele dorpen hebben katholiek onderricht verwelkomd."


Catechisten « pastores » in de parochies in Afrika.

Wanneer we in Europa het woord catechist gebruikten bedoelen we iemand die catechismuslessen geeft of godsdienstleraar is. In Afrika zijn er natuurlijk ook dit type catechisten die godsdienst onderwijzen, vooral in de steden en in parochiecentra, maar in het algemeen kenmerkt het woord catechist een bredere kerkelijke functie, een rol dichter bij wat pastors of pastorale werkers doen in de Nederlandse kerk.

Vele parochies in Afrika bestrijken grote gebieden en de een, twee of drie priesters die in het centrum van parochie werken, kunnen alleen alle pastorale taken niet aan. Men moet niet vergeten dat de wegen meestal minder goed zijn dan in Europa. De grote parochies hebben over het algemeen tientallen buitenposten; in de grotere dorpen waar een kapel gebouwd is en waar een catechist aangesteld is, is hij de plaatselijke leider voor het geloofsleven. De priesters komen er een keer per maand of minder om de eucharistie te vieren. In deze buitenposten die wat verder van de centrale parochies af liggen, zijn de catechisten de sleutelfiguren die de vlam van het geloof en het geloofsleven van de katholieken in deze dorpen in stand houden. Bijvoorbeeld in de parochie van Garango in Zuid Burkina Faso die 800 km² groot is, zijn er 19 buitenposten waar een catechist de leider is van de katholieken die er wonen.

Welke functie heeft deze catechist/pastor ?

De juiste functies kunnen wat verschillen tussen de verschillende bisdommen. Over het algemeen is hij de voorganger van de Zondagsdienst, de liturgie zonder Eucharistie, wel bekend de laatste jaren ook in Europa. Hij leidt vaak het koor en hij preekt. In veel bisdommen krijgt hij daarvoor een vorming en een wekelijks programma maar uiteindelijk hangt de homilie helemaal af van zijn eigen inspiratie. Het is ook zijn taak de begrafenissen van overleden katholieken van zijn sector te begeleiden. Hij kan de baby’s van de katholieke ouders dopen. Normaal geeft hij een of twee keer per week godsdienstlessen aan de kinderen van het dorp en aan de volwassenen die zich op het doopsel voorbereiden. De catechist is ook de contactman met de priesters van de parochie. Een maal of twee maal per maand gaat hij naar het parochiecentrum voor een bijeenkomst van alle catechisten met de pastoor. In zijn sector is de catechist de vervanger van de priester en door zijn voorbeeld, zijn woord en zijn levensstijl kan hij een belangrijke morele invloed hebben.
De catechisten hebben veel invloed want zij zijn parttime dienaren en naast hun pastorale functie, net als hun buren, bewerken ze het land of werken ze als timmerman, of wat dan ook, om de kost te verdienen voor eigen gezin. Ze krijgen geen salaris, meestal wel een kleine onkostenvergoeding en dikwijls ook een huis met een stuk land wat ze kunnen bewerken. In vele bisdommen krijgen ze de nodige boeken, een fiets of een ploeg en dan kunnen de catechisten ook een belangrijke rol spelen als ‘gangmaker’ en als voorbeeld voor plattelandsontwikkeling. In de praktijk zijn er soms conflicten tussen de tijd besteed aan hun perceel en de tijd voor hun pastorale functies. Over het algemeen kan men zeggen dat de catechisten er nooit rijk van worden; in tegendeel ze hebben vaak financiële problemen, zelfs soms om het schoolgeld te vinden voor hun kinderen. De functie eist veel edelmoedigheid en een diep geloof. Afhankelijk vooral van hun eigen schoolniveau hebben ze een lage of wat hogere sociale status. In vele bisdommen bestaan er aparte scholen voor de vorming van de catechisten want het is duidelijk dat een betere sociale status en morele invloed dikwijls samen gaan.

De functie van catechist als pastor kwam tegelijk met de eerste missionarissen.

Deze catechist/pastor functie is niet iets van de laatste jaren in de organisatie van de parochies in Afrika. Als men de groei van de kerken in de verschillende landen van Afrika analyseert, ziet men dat deze catechistenfunctie ingevoerd is door de missionarissen toen er grotere groepen bekeringen kwamen en de priesters alleen het pastoraal werk niet meer aan konden. De catechistenfunctie is begonnen als een hulp voor de priesters die niet talrijk genoeg waren. Bijvoorbeeld in Zuid-Oeganda bestonden er de eerste 12 jaren geen catechisten, maar pas toen de massabekeringen begonnen rond het jaar 1890 werd de functie ingevoerd, in het begin voor het godsdienstonderwijs van de talrijke bekeerlingen, en al gauw als de plaatselijke leiders voor het geloofsleven in de afgelegen dorpen. Deze catechistenfunctie bestond niet in de theologieboeken van de eerste missionarissen maar was een praktische oplossing voor een pastoraal probleem. De missionarissen waren mensen van hun tijd en zij leefden en werkten volgens de theologie die er vanuit ging dat de klerikale functie een soort monopolie heeft voor alle pastorale taken in de Kerk. Catechisten waren en volgens een aantal priesters zijn en blijven enkel helpers en hun functie is een soort annex van de klerikale functie. Volgens vele priesters waren en zijn deze catechisten zeer belangrijk en zijn ze een soort barometer van de geloofsbeleving in hun dorp, maar ze hebben deze functie als een soort lange arm van de klerikale functie. Anders gezegd: als er genoeg priesters zouden zijn, hadden we de catechisten/pastors niet meer nodig. Hun pastoraal werk wordt meestal dus niet beschouwd als een lekenministerie. De ontwikkeling in de katholieke kerk naar een pluralisme van ministeries van gewijde bedieningen zowel als lekenbedieningen, zoals Vaticaan II dat beschrijft, komt jammer genoeg nog te weinig ter sprake in Afrika. De catechistenfunctie tot op de dag van vandaag is zelden theologisch gebaseerd als een echt lekenministerie.


Dongen, 4 oktober 2014. Nadat, tijdens de voorbespreking voor deze reünie op 23 mei in Dongen, duidelijk was geworden, dat wij weer in Dongen terecht konden, werd de datum voor de reünie vastgesteld op zaterdag 4 oktober. Op die dag registreerden de deelnemers zich al vroeg met het in ontvangst nemen van de naamlabels, zoals gebruikelijk. Het viel op dat de meeste reünisten al vóór 10.30 uur aanwezig waren. De huiskamer was door Annelies en Kyara weer keurig ingericht met tafels en stoelen, koffiekopjes en schalen met ‘petits fours’. Er waren 85 deelnemers.

Tegen 11.00 uur dirigeerde de voorzitter Theo Meijer iedereen naar de kapel, waar Wim Wouters voorging in de Eucharistieviering. Tijdens de ’overweging’ wees hij ons op ‘Pax et Bonum’ als begroetingszin. Tevens introduceerde hij het woord ’knelpuntberoep’ voor het beroep en de functie van de missionarissen. Wanneer men dat woord opzoekt, vallen daar drie beschrijvingen onder: 1. er is een kwantitatief tekort aan mensen; 2. er is een kwalitatief tekort aan mensen; 3. er zijn ongunstige werkomstandigheden. De situatie in de kapel liet niet toe om te vragen welk van deze drie punten hij bedoelde. Waarschijnlijk betrof het de punten 1 en 3. Jan Heijmink Liesert en Els Theunissen (-Burm) zorgden weer voor de muzikale omlijsting, die de aanwezigen uitnodigde tot actief meezingen. De overledenen, voor zover bekend sinds de vorige reünie, werden tijdens de Eucharistieviering herdacht door het opnoemen van hun namen: Martien van Griensven; Harry Hamers; Sjef Kuppens; Johan van Mer; Ad van Pinxten; Gerhard Veldkamp; Carol Vismans; Piet Vos; Thea van Os (echtgenote van Jo van Os) en Mimi Deckers (echtgenote van Ad Deckers)

Na de Eucharistieviering hielp men waar nodig om de extra stoelen weer uit de kapel te verwijderen, zodat er geen extra werk was voor de bewoners zelf. Nadat een ieder een drankje voor zich had bemachtigd kregen voorzitter en secretaris gelegenheid een en ander te zeggen, met name over het reilen en zeilen van de VOWP gedurende het voorbije jaar.

De aankondiging van de reünie in de Contactbrief verliep dit jaar niet geheel vlekkeloos, maar uiteindelijk is de convocatie toch bij iedereen terecht gekomen. De nadruk werd nogmaals gelegd op het feit, dat de Contactbrief door de communiteit in Dongen wordt samengesteld en verzonden, waarvoor hen veel dank is verschuldigd. Het ontvangen van de Contactbrief en van de door de VOWP rondgestuurde verloflijsten en overlijdensberichten, blijkt door de leden van de VOWP te worden gewaardeerd. Op 7 augustus werden 105 uitnodigingen per ’gewone’ post verstuurd; beduidend minder dan in de vorige jaren, zoals bij de laatste reünie was afgesproken. Aan degenen, die wel op de adreslijst stonden, maar drie jaar niets van zich hebben laten horen, werd niets meer toegestuurd. De poging van Paul van der Meer een aantal van deze mensen te benaderen, heeft geen nieuwe leden opgeleverd. Als men het aantal deelnemers, het aantal betalenden en het aantal bewoners van Dongen en Heythuysen in acht neemt komt men, net als vorig jaar, op een ’harde kern’ van ongeveer 95 personen, die ooit actief bij de opleidingen van de Witte Paters betrokken zijn geweest. De reünie kon weer in Dongen worden georganiseerd onder de bekende voorwaarden van zo min mogelijke belasting voor de bewoners van Dongen, maar wel met hulp van Annelies en Kyara. Naar deze laatste twee werd een woord van waardering en dank uitgesproken, bevestigd door een applaus van de aanwezigen en een kleine envelop en een bloemetje.

Wat het voortbestaan van de communiteit in Dongen betreft, kon worden meegedeeld, dat in 2015 de reünie aldaar kan doorgaan, maar dat dit in 2016 niet meer mogelijk is, in verband met de voorgenomen sluiting van Dongen kort na oktober 2016, namelijk in januari 2017. De VOWP dient zich dus te beraden over het verdere beloop, wel doorgaan op een andere locatie? Suggesties hieromtrent worden gaarne ontvangen door de secretaris.

De catering, de naamlabels en de bedragen voor contributie en lunch zijn voor 2014 hetzelfde gebleven. Van de 40 afmeldingen, deels door ziekte, deels door andere verplichtingen, betaalde bijna iedereen de contributie. Velen wensten de deelnemers een fijne reünie toe en het beste voor de toekomst.

De overledenen tijdens het voorbij jaar werden in de kapel herdacht. Twee oud-studenten van de Witte Paters werden hier apart nog genoemd. Johan van Mer is op 23 december 2013 op 70-jarige leeftijd overleden ten gevolge van een grote hersenbloeding. Zijn echtgenote Leontien, heeft aangegeven nog enige tijd op de adreslijst van de VOWP te willen blijven, tot een brief van 20 augustus 2014, waarin zij schreef: ’Het wegvallen van Johan heeft voor mij nu zo’n andere waarde gegeven aan de Vereniging-Oud-Studenten Witte Paters, dat het voor mij niet meer een toegevoegde waarde heeft om deelnemer te blijven.’ Zij heeft nog wel een bijdrage willen leveren aan het door de Witte Paters nader te bepalen project. Het contact met de VOWP na het overlijden van Johan heeft zij erg op prijs gesteld. Gerhard Veldkamp is op 22 oktober 2013 overleden ten gevolge van een ernstige ziekte. Zijn echtgenote, Riet Veldkamp, heeft het contact met de VOWP nog aan willen houden tot een email van 29 augustus van dit jaar, waarin zij schreef: ’Het voelt voor mij goed om bepaalde dingen ’af te ronden’. Per oktober mag je dan ook mijn naam uit het adressenbestand halen’. Wat zij als afronding ook wilde doen is een boeket bloemen laten neerzetten tijdens deze reünie, waarmee zij ons als VOWP wil bedanken voor de prettige tijden die Gerhard de laatste jaren heeft gehad tijdens de reünie, met een hartelijke groet van haarzelf. Die bloemen stonden in een vaas in de gang (en na afloop van de reünie in de kapel) met een kaart van Riet erbij met de volgende tekst: ’Aan de leden van de Vereniging Oud-Studenten. Het is nu bijna een jaar geleden dat Gerhard is overleden. Het was mijn wens om nog enige tijd het nieuws van de Vereniging te ontvangen. Daaraan is gehoor gegeven op een bijzondere wijze. Dank daarvoor. Nu is het goed om een periode af te sluiten. Ik bedank een ieder voor de prettige tijd die Gerhard mocht ervaren tijdens de jaarlijkse reünie. Voor mij was het een genoegen om de verhalen te horen als hij terugkeerde uit Dongen. Een mooie dag op 4 oktober! Groet, Riet Veldkamp’.

Na nogmaals dank te hebben gezegd aan allen in Dongen, die hebben bijgedragen aan het organiseren van deze reünie, kwam het 65-jarige bestaan van de VOWP aan de orde. Vorig jaar werd een historisch overzicht vanaf 1949 tot dan toe besproken. Als geste naar onze gastheren werd overwogen hen tijdens de reünie een bedrag aan te bieden voor een, door hen zelf te kiezen, project. Extra vrijwillige bijdragen hiervoor konden als één bedrag worden overgemaakt bij het betalen van de contributie en de bijdrage voor de reünie. Er is overweldigend gereageerd. Er is een bedrag van € 1.550 voor het project beschikbaar gekomen en inmiddels overgemaakt.

Wim Wouters gaf in het kort aan voor welk project zij dit bedrag willen bestemmen. Er is een lijst van 75 namen van priesterstudenten, die hun opleiding volgen in een van de vier huizen van de Witte Paters. Ze zijn allemaal benoemd voor de duur van twee jaar naar een post in het land waar ze benoemd zijn. Het geld gaat per persoon (ongeveer € 20.70 per persoon) besteed worden aan het bekostigen van boeken of persoonlijke behoeften (een studieboek, of een paar schoenen, en een paar laarzen, of wat ze nodig hebben). De econoom van de Witte Paters ter plaatse zal dat met hen beslissen.

De deelnemende Witte Paters en Broeders waren dit jaar vrijgesteld van elke bijdrage ! De lunch etc. werd hen dit jaar dus ook als geste aangeboden. De lunch bestond uit de gebruikelijke tomatensoep, de lekkere broodjes en krentenbol, dit alles weer verzorgd door La Cloche.

Na de lunch vertelde Hugo Hinfelaar ons iets over AMA (Advies Missionaire Projecten) en over het overdragen van de Katholieke Missionaire Traditie, samen met Cordaid, aan een volgende generatie. Daarna werd er nog een korte tijd nagepraat, zowel binnen als buiten in de tuin (met heel mooi weer). Rond 15.30 uur vertrok iedereen weer huiswaarts met als groet: Tot volgend jaar !

Kees Veenhof, secretaris / penningmeester VOWP
mede namens Theo Meijer, voorzitter; en Theo Hoogsteder, bestuurslid

N.B. Dit verslag staat ook op deze website. Volgenden link verwijst naar de bijbehorende foto’s .


Mobieltjes redden Vrouwen in verwachting. Kenia. Maanden in verwachting voelde Lucy Adega complicaties. Zij telefoneerde Pauline Chisaka, een getrainde Gemeenschap Gezondheid Vrijwilliger (GGV), die haar regelmatig tekst boodschappen stuurde wat te doen, en Lucy had een normale geboorte.

Chisaka zegt: "Ik kan nu de meeste uitdagingen aan, waar onze vrouwen in de streek mee te maken krijgen, door hen te verwijzen naar gezondheidscentra, en hen op te volgen met mijn mobieltje". Het onlangs begonnen project heeft al 318 GGVs getraind op het platte land en in steden, in eerste hulp en waar verdere hulp te krijgen, en zo onnodige overlijdens voorkomen. De eerste 10 dagen leert de GGV het in de klas geleerde en in haar mobieltje opgeslagene te beluisteren, in overleg met elkaar een diagnose te stellen, en tekstboodschappen te sturen naar, of te spreken met, patiënten. Het project is zo succesvol omdat 68 % Kenianen toegang hebben tot een mobieltje. Het gebied voor de eerste fase heeft 11.023 vrouwen tussen de 15-49 jaar en een jaarlijks verwachte zwangerschap ratio van 800 vrouwen. Ann Kemunto in haar derde zwangerschap zei: "Mijn GGV adviseerde mij ook over het financieel plannen voor en na mijn zwangerschap, een gebalanceerd dieet, en anti-malaria strategieën als muskietennetten. W. Ogeya, hoofdconsulent Gemeenschap Gezondheid in het gebied, zei dat de uitdagingen in het gebied zijn, dat men liever gaat naar gebedsgenezers, traditionele helers en vroedvrouwen in verafgelegen thuisgebied dan naar een dichtbij en gratis gezondheidscentrum. "Het project gaat die uitdagingen aan door het aanprijzen van mobieltjes voor hun kwalen".
(The Star 13.10.2014)

Géén Olifant-stropers in 5 jaar

Tanzania - Kenia.

In de 500 km Tanzania-Kenia grensstreek wordt al 5 jaren géén geval van olifant stropen gerapporteerd. Hun aantal is in feite weer aan het toenemen. "Bij een telling in 2010 van de dieren in het wild waren er 1.200 olifanten. Bij de volgende telling in 2013 ware het er 1.900. Een toename van over de 700 !!", zei Julius Cheptei van de Kenia Natuur Reservaten Dienst. Dit succes werd behaald door plaatselijke bewoners te trainen als opzichters voor het officieel patrouilleren van de streek, en door het betrekken van dorpelingen, koeherders en vrouwen, om elke verdachte stroper in de buurt te rapporteren.
(Tanzania Daily News 27.6.2014)

Van een vastlopende naar een Eigentijdse Cultuur

Uganda: In het Noordoosten heerst een traditionele overlevingscultuur die aan het vast lopen is. De Witte Paters zijn er in de beginjaren 80 naar toegetrokken. Een dorre streek geteisterd door veedieven van 2 vijandige etnische groepen. De verbetering van de kwaliteit van leven zijn voor hen nu zichtbaar aan het worden. Gezinnen migreren en groeperen zich op nieuwe stukken grond. In deze fysieke beweging komt er ook beweging in hun relaties en mentaliteit. Het is niet slechts een economische ontwikkeling, maar hoort ook gepaard te gaan met een sociale, culturele, religieuze, politieke en historische. Van groot belang zijn dan charismatische leid(st)ers binnen die groep, die in staat zijn hun te enge visie te overstijgen, alsook hun taaie vooroordelen en hun voorouderlijke vijandschappen. Als Witte Pater missionarissen werken wij daar geduldig aan mee. Mannen en vrouwen vormen, bezield door een nieuwe visie en geëngageerd in hun gemeenschappen. En binnen die dynamiek ontdekken wij positieve waarden van hun cultuur, die dan ook het hoofd kunnen bieden aan de negatieve ervan.
(Gérard Chabanon W.P., 27.3.2014)


  • Maria Steijn; zus van overleden pater Jan Steijn.
  • Mariette Koets; zus van overleden confrater Frans Koets.
  • Max Driessen; zwager van Leo Delemarre.
  • Elisabeth van de Paverd-van der Hoek; schoonzus van overleden Henk vd Paverd
  • Hendrina Wilhelmina Lauffer – Fortuin
  • Danny van der Meer – Hinfelaar
  • Greet Smid – Mulders, zus van overleden confrater Harrie Mulders

N.B. Overlijdensberichten van naaste familieleden graag sturen aan: ned-prov-econ@wxs.nl of pietvanderpas@gmail.com


Ik droomde een droom: een groep Irakezen demonstreerden in den Haag. Zij kwamen op voor hun medechristenen, vermoord door strijders van de IS. Midden onder hen een Witte Pater, helemaal in het wit, met ghandoera (witte pij) , daaroverheen een boernoes (witte mantel of overjas) een rozenkrans van grote witte en zwarte kralen rond zijn nek, en een rode chezia (hoed) op zijn hoofd.
Het was maar een droom. In feite was er geen Witte Pater! Hij had er eigenlijk wel moeten zijn. Zo een als die vanaf het begin ook hier rondliepen in Nederland in hun Arabische kledij, met de boodschap dat ons werkterrein in Noord Afrika was. We hadden van onze stichter de boodschap meegekregen: ook al duurt het honderd jaar, er komt een tijd dat de Arabieren zich zullen bekeren.

Ook dat was een droom. Het heeft niet mogen zijn. De Islam heeft zich verhard, hoewel er talloze mannen en vrouwen zijn met hun kinderen, die het geloof van de Islam op een vredige manier beleven. We kunnen amper de gewone islamiet onderscheiden van de man of vrouw, die zich in onze seculiere omgeving niet bedreigd voelt.

Witte Paters hebben steeds de kant van de religieuze Islam gekozen, of beter gezegd, de kant van de mensen die de Islam belijden. Gewone mensen, die - zoals iedereen - hard moeten werken voor hun dagelijks brood. Ondanks alle hartstochten en strijd, ondanks allerlei stromingen in de Islam, zijn ze steeds blijven geloven dat het ook in de Islam om mensen gaat, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, die ook hun weg moeten zoeken in deze verwarde wereld. Ook zij hebben hun pastoors en bisschoppen, die ze echter andere namen geven, die hen leiden en hen soms met hele mooie woorden en gebeden een kant op sturen die niet klopt met de realiteit van elke dag.

Er is een witte pater, Claude Rault heet hij, die als Witte Pater, heeft gevraagd om het vak van koperslager te mogen leren ergens op het hoekje van een markt in Noord Afrika. Hij leerde het vak en leerde de mensen kennen die het vak uitoefenden , en hun families, kinderen. Zo leerde hij, toen hij eenmaal bisschop was benoemd, om zijn brieven te ondertekenen met ‘frère évêque’, je broeder bisschop. Ondertussen wonen er nog steeds witte paters in Noord Afrika, gewone witte paters, zoals U ze kende en kent. Onder hen twee Nederlanders: broeder Jan Heuft en pater Johan Miltenburg.



Op 8 november herdachten wij al onze overledenen medebroeders, en in het bijzonder hen ons ontvallen zijn sinds de vorig jaar november, nl. Harrie Hamers, Sjef Kuppens, Ad van Pinxten, Carol Vismans en ook Zuster Lidwina te Poele. Hieronder: foto’s van de reorganisatie van ons kerkhof.





Als ik dit schrijf, nadert december met haar gebruikelijke vieringen en huiselijke feesten en de eveneens gebruikelijke uitgaven om onze Kerst en Nieuwjaarvieringen kracht bij te zetten en ons dieet te omgeven met Underberg, Rennies of andere middeltjes om de maag weer te kalmeren.

Als oud-missionaris heb ik zo’n vierendertig keren het kerstfeest gevierd in, wat we noemen, een ontwikkelingsland. Vele malen werden we door de Zusters uitgenodigd voor een kerstdiner, waar we volgepropt werden met allerlei suikerachtige substanties. Als we daarna weer buiten het zusterklooster stonden en naar huis liepen, kwamen we kinderen tegen die met een oude lappen bal aan het spelen waren en die van weinig of geen suikergoed hadden kunnen genieten.

Waar we ons jaarlijks aan bezondigden, zat er weer op; opnieuw veel te veel zoetigheid gegeten. Op één van die kerstdagen aan het Bangweulu-meer in Zambia, kwam ik thuis van een buitenpost en werd opgewacht door enkele parochianen die een grote kalebas bier naar ons huis hadden gebracht. Ik trof daar niet alleen een flinke hoeveelheid van het plaatselijk brouwsel aan, maar ook enkele drinkende parochianen, zo te zien om ons te helpen het bier goed op temperatuur te houden en te zorgen dat het op kwam. Een emmer kokend water stond als een trouwe knecht langs de ‘nsupa’ (kalebas) met bier. Kortom: we dronken de kalebas met bier leeg, de emmer kokend water vulde het bier telkens aan. Mijn suikergehalte liep tegen de nul, terwijl het alcoholgehalte me erg slaperig maakte. Ondertussen werd het kerstverhaal niet alleen luidruchtig verteld maar ook echt gevierd. Het resultaat was een prettige kerstsfeer, waarbij kerstliederen werd gezongen, waar Perosi en Huub Oosterhuis van genoten zouden hebben.

In het geval dat U mocht denken dat het missionarisleven allemaal kommer en kwel is, dit kerstverhaal van een middagje bier drinken op een Afrikaanse pastorie op het Hoogfeest van Kerstmis bewijst het tegendeel. Drinken op de veranda van de eerste etage, uitzicht op het Chifunabili-meer met krokodillen. Zwemmen was hier geen alternatief voor een gezellig kerstfeest, dus werd het een potje lokaal bier in het gezelschap van gelukkige, vrolijke, gewone mensen.



De Witte Paters, Missionarissen van Afrika, wensen al hun familieleden, vrienden, weldoeners en bekenden een Vredige Kerst en een Gelukkig en Gezond 2015 .


[1Dit artikel is geïnspireerd op het boek "The Apostolic Vicariate of Nyasa; 1889-1935" door Roland Vezeau, M. Afr. 1989, blz. 78-92; 138-140. Dat Vicariaat besloeg ± het huidige Zambia en Malawi. Een "vicariaat" is een kerkelijk bestuursgebied vóór het een "bisdom" wordt. Een "parochie" wordt dan aanvankelijk "missie" of "missiepost" genoemd (wat ik in deze tekst niet doe)

[2Wat wij in Afrika "catechisten" noemen, zijn in Nederland "pastorale werkers" die ook geloofs-onderricht geven. Aanvankelijk waren het uitsluitend mannen, later ook vrouwen.

[3Uit: Raadsvergadering van het Vicariaat, december 1909.

[4De statistieken zijn overgenomen; de citaten zijn letterlijk vertaald. JRP=Jaar Rapport van een bepaalde Parochie. JRB= Jaar Rapport van de bisschop. De rest is aangevuld met mijn 40 jarige ervaring in Tanzania en wat ik hoorde en las. Nu nog is een gemiddelde parochie zo groot als West-Brabant, met 3 priesters voor 25 kerkdorpen.