Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 2e kwartaal 2012. (nr. 184)

Contactbrief 2e kwartaal 2012. (nr. 184)

zaterdag 23 juni 2012, door Webmaster


.-.-.-.-.-.-.-.-.

Over Sint Rafaël en
"Moeder Afrika"

Broeder René van der Mast.
*
Nieuwe Evangelisatie
Gerard Moorman
*
In Dongen
samen met de paters

Broeder Urbanus
*
Ga niet alleen door het leven !
Anton van der Haar
*
Meimaand - Mariamaand
Zr. A. Winkelman
*
Werken aan onze toekomst.
Riny van Broekhoven
*
In Memoriam
*
Onze Overledenen
*
Missionarissen op vakantie

*

Foto’s van:

* R. van Broekhoven (o.a. voorplaat);
* R. van der Mast;
* H. Pauwels;
* archief WP.
* een aantal van onbekende herkomst.

.-.-.-.-.-.-.-.-.



Over Sint Rafaël en
’Moeder Afrika’

Broeder René van der Mast
(Ginneken, 1937)

heeft in de loop der jaren een bijzondere band gekregen met de aartsengel Rafaël. Hoe dat is gekomen, legt hij hier uit.

. - . - . - . - . - . - . - . - .

Om mijn verhouding tot Sint Rafaël en ‘Moeder Afrika’ te beschrijven moet ik teruggaan naar mijn jeugd toen ik in Ginneken en Bavel opgroeide. Een groot gedeelte daarvan viel samen met de naoorlogse jaren die ook voor ons armoede betekenden en een tekort aan van alles. Een ander gedeelte speelde zich af binnen de verkennersgroep St. Rafaël van de Mariaparochie. We verdiepten ons in het spoorzoeken, zongen de verkennersliederen en gingen op kamp. Elk jaar, op 24 oktober, organiseerden we ’s avonds een groot kampvuur waar we een gedeelte van het Bijbelverhaal over Rafaël en Tobias opvoerden.

Tijdens één van die kampen kwam ik in aanraking met de Missionarissen van Afrika (Witte Paters) in Boxtel en voelde ik me aangetrokken door hun grenzeloos ideaal: ik wilde ook missionaris worden.

Engel Rafaël en Tobias.

Na de gebruikelijke jaren van opleiding als broedermissionaris werd ik in 1961 benoemd voor Tanzania. De datum en tijd van vertrek werd toen geregeld door ons bestuur in Boxtel. Kun je mijn verbazing voorstellen toen ik bericht kreeg dat ik uitgerekend op de feestdag van St. Rafaël (24 oktober) zou vertrekken! Ik voelde zijn duwtje in mijn rug. Dat zijn mooie jaren geworden en ik kijk er dan ook met veel plezier en dankbaarheid op terug.

Omdat de overgrote meerderheid van de Missionarissen van Afrika in Afrika werken, moesten er noodgedwongen sommige medebroeders teruggeroepen worden voor ‘homeservice’. Dat viel ook mij te beurt, maar vanwege allerhande omstandigheden zijn die jaren niet de gelukkigste geworden. Echt, het ging van geen kanten! In feite waren die jaren zó moeilijk dat ik er ernstig aan begon te denken om een punt achter mijn missionarisroeping te zetten.

Maar dat is nogal een ingreep. Ik ben toen bij een medebroeder te rade gegaan en heb het hele gebeuren aan hem voorgelegd. Zijn goede raad: ‘Je bent nu al zoveel jaren in Afrika geweest en je was er gelukkig! Daarom moet je de beslissing om wel of niet te stoppen niet hier in Nederland nemen. Ga terug naar Afrika en laat ‘Moeder Afrika’ je daarbij helpen.

Moeder Afrika.

Zo gezegd zo gedaan. Aan het eind van die homeservice vroeg ik aan ons bestuur om weer een ticket naar Afrika te bestellen zonder een precieze datum te noemen. Geloof ’t of niet, het werd weer 24 oktober! Al gauw na aankomst voelde ik me weer helemaal gelukkig en dacht er niet meer aan om er een punt achter te zetten. Die periode met ‘Moeder Afrika’ werd minstens even mooi als de eerste.

Ik had me voorgenomen om, als de tijd zou komen om definitief naar Nederland terug te keren, ik dat op 24 oktober zou doen: uit dank-baarheid aan ‘Moeder Afrika’ en in de overtuiging dat Sint Rafaël niets anders had verwacht.

En zo is het gebeurd!


Nieuwe Evangelisatie


In plaats van de gebruikelijk column van p. J. Mol, dit keer een artikel van G. Moorman over Een missionair perspectief op Nieuwe Evangelisatie dat in p. Mols leven naar voren komt. De centrale gedachte ervan is: Je wordt geëvangeliseerd door de mensen bij wie je leeft. Je bent tot elkaar gezonden.

. - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - .

De sociëteit van de Missionarissen van Afrika is een exclusief missionaire congregatie. Jan Mol vertelt dat het tijdens zijn opleiding nog echt ging om missio ad extra, d.i. naar Afrika gaan. Waar vóór het Tweede Vaticaans Concilie missie vooral het stichten van kerken betekende, kwam daarna het Rijk Gods centraal te staan in het missiedenken.

In 1971 werd Jan uitgezonden naar Oost-Congo. Daar heeft hij zich op drie verschillende terreinen ingezet: bestuurlijk werk voor de Sociëteit, vormingswerk en pastoraat. Die combinatie vond hij vruchtbaar. “Ik ben blij dat ik steeds ook pastoraal werk heb kunnen doen. Dan sta je toch het dichtst bij de mensen.

” Presentie – naast mensen staan.
In totaal heeft hij 25 jaar in Afrika geleefd. De meest ingrijpende periode voor hem waren de zes maanden die hij in 1997 – ’98 doorbracht in een door geweld geteisterd Congo. Na het vertrek van Mobutu, trokken
losgeslagen militairen plunderend en rovend door het land. Zijn medebroeders waren gevlucht. “Ik kon niet weg, maar ik kon ook niets doen voor de mensen.

Het was een hele moeilijke tijd; maar misschien ook de meest leerzame periode voor mij als missionaris. Toen heb ik immers geleerd waar het in missie om gaat: Kun je naast mensen staan? Ik kon niets doen aan de situatie. Het enige wat ik kon doen was het leven van de mensen delen. We probeerden elkaar te ondersteunen in de ontreddering en samen de menswaardigheid overeind te houden in barbaarse omstandigheden. Toen juist heb ik echt ervaren wat de diepste waarden van de mensen zijn. Er is onder Afrikanen zoveel menselijkheid, zo’n onderlinge verbondenheid!”

Wederkerigheid – de arme evangeliseert ons
Die ervaring betekende een fundamentele ommekeer in zijn missie. Aan den lijve had hij ervaren dat de kern van missie is dat men het leven deelt met en open staat voor de ander. Jan schetst hoe missionarissen volgens hem te lang zijn opgetreden vanuit de gedachte dat ze iets moesten brengen. “Wij hadden het evangelie. Wij brachten het heil. Mijn ontdekking, en dat van veel missionarissen, is dat je tot elkaar gezonden wordt. Je kan alleen mens zijn als je medemens bent en open staat voor de ander zoals hij of zij is. Wij, missionarissen,
zeggen dan ook vaak dat we veel meer hebben ontvangen dan we hebben gegeven. De bevrijdings-theologie heeft dat mooi onder woorden gebracht: “De arme evangeliseert ons, de arme reikt ons het evangelie aan, zodat we het beter gaan begrijpen.”

Sporen van God ontdekken
Evangelisering is voor pater Mol dan ook geen eenrichtingsverkeer. “Het evangelie overstijgt ons, we kunnen het nooit ‘vatten’ en vastgrijpen als het onze. Onze opdracht is om steeds opnieuw de betekenis ervan te ontdekken in een steeds veranderende wereld. Net zoals je ook God niet kan ‘vatten’, want als je denkt dat je dat kan, ontglipt Hij je. God overstijgt al onze kaders en begrippen.

"Je komt God tegen
op zoveel plaatsen
en op zoveel momenten,
maar je moet dat wel willen zien."

Leo Fijen


Hoe vaak ontdekken we geen sporen van God in milieus die niet kerkelijk zijn of christelijk? In Afrika heb ik veel geleerd over verzoening. Mensen blijven met elkaar in gesprek om nader tot elkaar te komen, het beroemde palaver. Jezus zelf verbaasde zich meermaals over het geloof dat hij aantrof onder de niet-joden. Het geloof van de Romeinse honderdman en van de Syrofenicische vrouw ontlokten Hem de uitroep: ‘Zo’n groot geloof heb ik in heel Israël niet aangetroffen!’ Als je ervoor open staat, ontvang je het evangelie op plekken en bij mensen waar je het niet van verwacht. Voor mij is evangelisering dan ook een ontmoeting en uitwisseling. Jezus zei zelf dat, wanneer we elkaar in liefde ontmoeten we ook God ontmoeten. God komt naar ons toe in mensen en gebeurtenissen. Maar we moeten daar wel voor open staan. Een confrater vatte deze visie mooi en kernachtig samen in drie woorden: geven – ontvangen – delen. Als je de beginletters van die woorden samenvoegt krijg je GOD.”

Verbondenheid tot stand brengen
Vanuit deze visie kwam de vraag wat betekent evangelisatie voor de inzet van- hem en zijn medebroeders hier in Nederland? Jan wijst dan op de eerste plaats naar de eigen gemeenschap. “Die houding van openheid en respect voor de ander moeten we allereerst in de eigen gemeenschap waar maken. Laten we elkaar proberen te aanvaarden. Laten we samen luisteren naar het evangelie en naar de boodschap die we verstaan voor ons nu. En laten we samen nadenken over de grote uitdagingen in deze tijd.”

Naar de samenleving toe ziet Jan de opdracht om mee te helpen een klimaat van ontmoeting en luister-bereidheid te scheppen. “Het maatschappelijk klimaat is verhard. Mensen staan zo snel klaar om te oordelen over anderen. Terwijl, als je eerlijk bent, weet je dat jijzelf ook kwade kanten hebt. Waak ervoor te denken in tegenstellingen: die daar is slecht en ik ben goed. Want zo is het niet. Jezus waarschuwt telkens om niet te oordelen. Hij is gekomen om te helen.”

Jan ervaart dan ook dat, ook in een geseculariseerd land als Nederland, er veel spiritualiteit aanwezig is onder de mensen. Veel mensen beseffen dat het leven niet alleen draait om geld en macht. Er zijn veel positieve ontwikkelingen gaande. “Elke keer dat ik naar de Afrikadag ga die de Evert Vermeer Stichting elk jaar organiseert, kom ik geïnspireerd terug vanwege het idealisme dat ik er aantref onder jongere mensen die zich met hart en ziel inzetten voor Afrika.”

Als grote uitdagingen voor deze samenleving en deze tijd noemt hij het leren omgaan met de culturele en religieuze diversiteit. Zijn pleidooi voor luisterbereidheid geldt ook hier. “We moeten ervoor waken dat we niet blijven leven in onze eigen getto’s. God wil alle mensen bij elkaar brengen. Wij zijn allemaal kinderen van eenzelfde Vader. Dat is de kern van het evangelie. Daarom is het zaak om met elkaar in gesprek te blijven, ouderen met jongeren, buitenlanders met Neder-landers, en ga zo maar door. We hebben elkaars inzichten en inzet nodig.”

Gerard Moorman,
Staf medewerker CMBR


In Dongen
samen met de paters

Broeder Urbanus

(Ad van Rooi; Lieshout, 1932) is lid van de Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes, d.i. de Broeders van Dongen. In 1955 deed hij zijn eerste professie en was vanaf 1957 werkzaam op de Aloysius-school in Dongen. Sinds hij in 1993 met pensioen ging, doet hij in Dongen veel vrijwilligerswerk. Hij woont in bij de Missionarissen van Afrika.

. - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - .

Begin juli 2002 kwamen de Witte Paters in Dongen wonen, en ze kwamen naar Dongen vanuit Boxtel en Vaassen, Den Haag en Tilburg. Velen waren al ‘ns komen kijken en wisten meteen dat ze welkom waren en dat het leven met de broeders op hetzelfde terrein, eten uit dezelfde keuken en samen liturgie vieren wel zou gaan.

In 2009, dus zeven jaar later, verhuisden de broeders naar Eindhoven. Het opgeven van het vertrouwde Dongen was voor hen een grote beslissing. Vanwege mijn activiteiten in Dongen voor zieken en bejaarden, voor parochie, voedselbank en vluchtelingen, mocht ik van ons bestuur een goed plekje zoeken in Dongen om vandaar uit het vrijwilligerswerk te kunnen blijven doen. Zodoende kwam ik te wonen bij de witte paters in het huis waar ik al bijna 40 jaar gewoond had. Vanaf de eerste dag was ik er welkom.

Het is boeiend om hun leven te delen, om te ontdekken wat de anderen bezighoudt, wat hun zinvolle levenservaringen zijn, waar ze trots op zijn, welke teleurstellingen het leven hen bracht, welke angsten zij hebben gekend … hoe het hen vergaan is met het enthousiasme voor Afrika uit hun jeugd, voor de kerk, voor hun sociëteit. Hoe is dat bij mensen met een theologische en filosofische opleiding, thuis in kerkelijk recht en in liturgie, die hun leven hebben geleefd in steden en binnenlanden van het Afrikaanse continent?

Huis van de Missionarissen
van Afrika in Dongen
Voorheen: klooster van de broeders van Dongen

Het huis in Dongen ademt Afrika: je leert er in korte tijd Afrika kennen, geografisch, artistiek maar vooral de mensen. Afrika leer je kennen als een land waar men ook hier nog steeds van houdt … waar men zinvol heeft mogen werken, waar Witte Paters uit verschillende westerse landen samenwerkten met Afrikanen die door hen werden opgeleid en die de leiding van de kerk in Afrika overnamen. Afrikanen komen nogal eens in Dongen op bezoek, ze zijn er welkom en worden op alle mogelijke wijzen van hieruit, ook financieel, gesteund .

Gesprekken over vroeger gaan over Afrika, over voorgangers, confraters die met overgave de kerk hebben opgebouwd …. over vermoorde collega’s, maar ook over Afrikaanse cate-chisten die hun rechterhanden waren, over de broeders die met hun vakmanschap missieposten en kerken bouwden, en zelfs kathedralen. Omdat zij zo dicht bij de mensen stonden, bij en met hen leefden kunnen ze interessante verhalen ver-tellen, die menig etnoloog jaloers zou maken. Het zijn verhalen over het bezoeken van buitenposten, van tochten met dragers die ook voor hun veiligheid zorgden, verhalen van tragische gebeurtenissen, van onverwachte karweien waar geen pastor in Europa voor komt te staan: verhalen over de gevaren van de wildernis, over onbegaanbare wegen en grote rivieren. Sommigen kunnen Paulus wel evenaren als hij vertelt wat hij heeft meegemaakt. Overdreven zullen die verhalen niet zijn! Gelukkig is er ook nog veel te voelen van het avontuurlijke dat die jonge mannen van zoveel jaren terug naar Afrika trok. Velen hebben het primitieve leven niet als een grote last ervaren. Een teleurstelling kwam pas als iemand leraar werd en het klaslokaal zijn missiepost!

Zelfredzaamheid hoort wel bij de Sociëteit … met weinig tevreden zijn, kijk maar naar de mensen om je heen en je ziet dan hoe goed jij het hebt. Zoek steun bij je netwerk, bij mensen dichtbij en veraf die jou kunnen en willen helpen. Daarbij is hun familie heel bepalend. Velen werden, en worden nog steeds, gesteund door weldoeners uit het moederland. Zij zijn er van overtuigd dat met die steun veel goeds tot stand is gebracht voor de mensen voor wie zij werkten en voor de opbouw van de kerk, weldoeners die in hun gebed en aandacht niet worden vergeten.

Omgaan met andere culturen hoorde en hoort nog steeds bij hun vorming. Het geeft ze een fundament voor hun werk als missionaris. Leven en werken in Afrika samen met andere witte paters uit België en Frankrijk, uit Duitsland, Canada en India enz. Dat eiste natuurlijk wel aanpassing. Dat werd al jong geleerd. Frans en/of Engels spreekt iedereen.

De opbouw van de kerk in Afrika, en het overdragen van verantwoordelijkheid er voor is een boeiend onderdeel van hun leven. Van lieverlee werd de verantwoordelijkheid voor de Kerk bij de Afrikanen gelegd, maar dat was niet altijd gemakkelijk. En bij terugkeer in Nederland was de overgang groot. Maar toch, het is me opgevallen hoe gemakkelijk de meesten van hen zich aanpassen aan de nieuwe situatie: van volop in het werk ginds … hier zoeken naar invulling, als je nog energie hebt om iets nieuws op te pakken. Hun Sociëteit geeft zelfs een cursus in het ouder worden.

Het is vanzelfsprekend dat ze, eenmaal voorgoed terug in Nederland, niet het katholieke Nederland van vroeger aan-treffen. Natuurlijk hebben ze de ontwikkelingen in onze kerkprovincie gevolgd, maar hier eenmaal terug, komen ze er echt mee in aanraking. Ze worden hier geconfronteerd met progressief en conservatief, met lege kerken, met onverschilligheid, ja zelfs met geloofsverwijdering in eigen familie … men voelt zich wel eens een vreemdeling. Zal het met Afrika toch niet gaan als met Nederland? Velen kunnen en willen ook hier nog dienstbaar zijn. Het is opvallend dat ze zolang actief blijven. Actief in huis, voor hun Sociëteit, voor de parochies en kloosters die een beroep op hen doen; een teken dat je nog meetelt.

Zijn witte paters volmaakte mensen ?? Niet allemaal denk ik, net zo min als bij de broeders van Dongen. Misschien is dat ook maar goed. Volmaakte mensen wisten en weten zo goed voor de ander hoe het allemaal moet. Dat is een grote gave voor henzelf, voor de ander wat minder prettig, minder bemoedigend. Dat was het verleden. Ik denk dat Afrika hen veel ruimte , warmte en geduld heeft meegegeven. Dat je je bij zo’n groep mensen thuis voelt, is vanzelfsprekend.



Ga niet alleen door ’t leven


Steeds weer die vlinder, of die bloem,
die mij beroert tot in mijn ziel.
De kosmos toont voor eeuwig roem,
een ster die uit de Hemel viel.
 
De trek van ganzen op hun vlucht,
je ziet en hoort het gekrakeel.
Zij zijn op weg hoog door de lucht,
een routeplan ontbreekt geheel.
 
De geur van grasplanten en hooi,
maakt van de schepping één geheel.
Een wonder zo verschrikkelijk mooi,
en daarvan zijn ook wij een deel.

Als jij die schoonheid met God deelt,
dan trekt Hij met jou verder.
Je bent geschapen naar Zijn beeld,
Hij is en blijft jouw Herder.


Anton van der Haar
22 juli 2011


Meimaand - Mariamaand


Sinds een aantal jaren is het een gewoonte voor een aantal Witte Paters en Witte Zusters om rond 30 april, de litugische gedachtenis van over O. L. Vrouw van Afrika, samen te bidden en na te denken.

. - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - .


Op 27 april 2012 was het de beurt aan de Witte Paters in Dongen om ons te ontvangen. Na een gastvrij en hartelijk onthaal gaf Jeanne Simons, regionaal van de MZOLA de inleiding die bestond uit een kort verslag van ons regionaal kapittel. Het was Jeanne opgevallen dat wij twee thema´s gemeenschappelijk op de agenda hebben staan nl.
(1)- ontmoeting en dialoog,
(2)- gerechtigheid, vrede en behoud van de schepping.
In ons regionaal kapittel hebben wij gezien hoe een verzoende schepping, Gods werk, begint met de verzoening in en met onszelf en in onze eigen omgeving en dat het belangrijk is ons te verrijken door de ontmoeting met andere culturen en religies. De uitwisseling over deze thema’s die volgde, was heel verrijkend en ik was verbaasd te horen hoeveel gedachten, maar ook ideeën en praktische voorstellen, naar voren werden gebracht.

Jeanne bracht nog een thema onder onze aandacht nl. dat het volgend jaar 125 jaar geleden is dat Kardinaal Lavigerie, onze gemeenschappelijke stichter, zijn antislavernij campagne begon. Door te gedenken wat Lavigerie in zijn tijd hiervoor gedaan heeft, worden wij aangemoedigd om naar eigen mogelijkheid, iets te doen aan de slavernij van onze tijd. Deze herdenking begint in november 2012 en eindigt op 8 september 2013. Het zou goed zijn hier in Nederland ook iets gezamenlijk te doen. Ook hier kwamen enkele praktische voorstellen over naar voren.

Ter afsluiting van deze middag baden we de Vespers van O.L.Vrouw. Deze mooie Vespers werden, slechts onderbroken door een gezamenlijk lied en gebed, plechtig gezongen door Johan Miltenburg M.Afr. Het was een echte meditatie en een mooi besluit van deze bijzondere middag.

Zr. Antoinette Winkelman


Na afloop dacht ik: Wat leeft er toch nog een vitaliteit en enthousiasme in onze beide Congregaties ondanks (of is het dank zij?) onze hoge leeftijd.

zr. A. Winkelman, MZOLA


Werken aan onze toekomst

De Provinciale Raad van de Missionarissen van Afrika in Oost Afrika heeft twee missionarissen gevraagd om vanuit Nairobi (Kenia) jongeren te begeleiden voordat ze bij ons verder gaan studeren. Het zijn pater Petro Komba (Tanzania) en ik, Riny van Broekhoven.

In Nairobi woon ik samen met 5 medebroeders en er is ruimte om 10 – 15 jongemannen op te vangen, die interesse hebben om ook Missionaris van Afrika te worden. Tijdens de jaren van hun middelbaar onderwijs kunnen zij ons schrijven en ons doen weten wat hun verlangens zijn. Petro en ik zoeken dan contact met ze want wij willen graag weten hoe en waar ze over ons hebben gehoord, of ze goede resultaten hebben behaald bij hun eindexamen middelbare school en ook hoe zij op school,

in de kerk en in verenigingen hebben meegedraaid; of hun ouders het er mee eens zijn dat ze missionaris worden, wat hun motivatie is en – vooral – of ze in andere landen willen leven en werken.

Deze jongeren volgen we twee jaar lang op de voet. Hoe doen we dat? Zij die in de stad Nairobi wonen, komen iedere maand naar ons huis om ons beter te leren kennen terwijl wij de jongelui van buiten Nairobi groeperen in hun eigen omgeving. Bovendien hebben we “Come and See”- dagen, d.w.z. in kleine groepjes van drie of vier man vragen wij ze om drie dagen bij ons te blijven zodat zij zich kunnen uiten en laten zien wie zij zijn om aldus te voorkomen dat ze gaan ‘zweven’, om het zo maar eens te noemen. Juist omdat zij tot dan toe alleen maar schoolbanken hebben gekend, sporen wij ze aan om thuis, in hun eigen parochie, of in het dorp waar ze wonen, wat werk te doen om op die manier het gewone alledaagse leven beter te leren kennen, om meer te gaan waarderen waar hun ouders, de priesters in de parochie en de jongelui die gewoon op straat rondlopen, iedere dag mee te maken hebben.

In de stad Nairobi lopen veel ‘straatkinderen’ rond en de jongemannen die zich bij ons willen aansluiten en die in Nairobi woonachtig zijn, kunnen veel goed doen voor die kinderen: met hen optrekken, naar hen luisteren, met hen sporten, te bidden, te eten enz. Op die manier komen onze jongemannen in contact met lokale jongeren. Op die manier ook kan het gebeuren dat ze naar kleine kerkgemeenschappen gaan en/of zieken gaan bezoeken. Wanneer die straatkinderen op die manier een of twee jaar zo geholpen worden, kunnen ze gemotiveerd worden om terug te gaan hun eigen dorp en een meer regulier bestaan opbouwen.

Na die twee jaar twee zo hebben te geleefd, maken wij een selectie: sommigen blijven, anderen niet. De blijvers sturen wij door naar ons vormingshuis in Mbezi nabij Dar es Salaam, Tanzania, waarover in De Contactbrief van maart 2012 iets stond geschreven. Daar krijgen ze een meer intensieve training en komen belangrijke missionaire kwesties aan de orde, zoals knelpunten van vrede en gerechtigheid, bidden met de Bijbel, zang en dans, talen: Engels en Frans, liturgie, voorlezen, gemeenschapspelen, koken en opwassen. Daarna volgt een strengere screening, en zij die er doorheen komen, worden naar ons seminarie gestuurd in Jinja, Oeganda.

De ouders van onze Keniaanse kandidaten zoeken we thuis op. We nemen ook contact op met de pastoor van hun parochie en - zo mogelijk - hun oude school om er te praten met hun vroegere onderwijzers. Telkens weer sta ik er van te kijken hoe gastvrij al deze mensen zijn; hoe onze kandidaten die soms uit een heel schamele buurt voortkomen, willen kiezen om, als broeder of als priester, missionaris te worden.

Ik mag graag omgaan met jongeren. Ze vertellen je van alles, vragen ook van alles, ze voelen zich vrij. Het zijn energieke, opgewekte gasten die zich laten horen en die ook mij aanmoedigen om samen met hen door te gaan. Zo een houding draagt goede vruchten. Ik zie onze sociëteit op die manier jonger worden en met de tijd mee gaan. Samen met hen onder Gods zegen onderweg. Dit is een nieuwe uitdaging. Iets nieuws groeit hier uit, iets anders dan vroeger!


In memoriam


broeder Tinus (Martinus) Berends,
M. Afr.

* Lathum, 21-08-1932 -
† Heythuysen, 28-12-2011

Na zijn opleiding tot missionaris legde hij op 6 augustus 1953 de missionaris-eed af. Tinus was een doorzetter en harde werker. Hij zag wat er gedaan moest worden en deed het. Bescheiden van aard, opmerkelijk zwijgzaam, kon hij toch genieten van een huisgemeenschap.

Na zijn voortgezette vorming in Mariënthal (’53-’55), werkte hij er drie jaar op de boerderij, was vanaf augustus 1958 lid van de bouwgroep op het kleinseminarie in Sterksel en in september 1959 vertrok hij naar Tanzania, waar hij op het grootseminarie in Kipalapala belast werd met de boerderij, de tuin en de technische dienst.

In 1979 werkte hij in het aartsbisdom Mwanza: eerst in het ziekenhuis te Sengerema en vanaf 1980 in het Kerkelijke Nationale Ontwikkelingscentrum te Kalwande. In het nabije bisdom Musoma werkte hij maandenlang om er de water-voorziening van het Kibara ziekenhuis te vernieuwen. Zo ook later in het bisdom Morogoro waar hij de watervoorziening en elektriciteit in het Unitas Bezinning Centrum vernieuwde. Commentaar van Tinus: “Al dat reizen, ik had er niks op tegen”. Wat hij niet zo prettig vond, was om dan telkens in een andere gemeenschap te zijn.

Vanaf mei 2001 werkte hij in ons hostel in Dar es Salaam waar hij de sfeer in een huis met veel bezoekers gezellig vond. Toen, 2009, begonnen zijn gezondheidsproblemen: zwakke benen, ooginfecties en slechte bloedsomloop. Hij moest terug naar Nederland voor behandeling, en eenmaal hier kwam het besluit hier te blijven, en naar Heythuysen te verhuizen. Zijn hart bleef trekken naar Tanzania. Tot op het laatst hielp hij er nog studenten met schoolgeld.

Graag zat hij bij de voordeur om het komen en gaan van bewoners en bezoekers gade te slaan. Toen hij een elektrische rolstoel kreeg kon hij er ook buiten op uit trekken. Begin november 2011 nog zagen wij hem met een brede grijns van de straatweg komen rijden. Enige weken later kreeg hij een resistente infectie aan zijn voet. Hij is rustig in zijn appartement overleden op 28 december 2011.˜

. - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - .


broeder Gerard Groener,
M. Afr.

* Oldenzaal, 10-12-1929 -
† Heythuysen, 20-01-2012

Op 07.09 1951 werd Gerard door de missionariseed ‘Missionaris van Afrika’. Hij was een man van regelmaat en steeds bereid een dienst te verlenen. Hij was in het bezit van een diploma elektricien en tijdens het noviciaat maakte hij zich het slagers- en bakkersvak eigen.

In 1955 begon hij op ons kleinseminarie in Sterksel de technische dienst te verzorgen, in 1956 vertrok hij naar Mariënthal in Luxemburg voor verdere technische vorming, en in 1957 werd hij uitgezonden naar het bisdom Mbarara, Oeganda, om er zich missionair in te zetten. Daar heeft hij vele jaren gewerkt, bijna altijd op het gebied van elektriciteit en waterleiding, maar ook werd er gebouwd: een middelbare school, een landbouwschool en een parochiecentrum. Vanwege het vele werk stond hij nogal eens onder spanning, en zodoende lag hij in 1961 twee maanden in het ziekenhuis. Ook in de jaren daarna bleef die spanning hem parten spelen, ten dele als gevolg van het steeds weer verhuizen in verband met zijn werkzaamheden. Zodoende kwam hij op ziekteverlof in Nederland van april 1975 tot februari 1977. Terug in Oeganda schreef hij: “Het is heerlijk weer thuis te zijn”. Maar Gerard was er de man niet naar om kalm aan te doen, en zijn gezondheid schoot er weer bij in.

Toen het beter ging met hem, werd hij in november 1984 gevraagd om econoom te worden van onze gemeenschap in Rotterdam, maar hij bleef er niet lang, want in 1985 vroeg men hem om voor enige maanden iemand in Nairobi (Kenia) te vervangen, maar toch vooral om te zien of zijn gezondheid het leven en werken daar aan zou kunnen. Na die paar maanden schreef hij: “Ik heb hier een ongelooflijk mooie tijd gehad”. Hij mocht daarom zijn werk in Rotterdam afronden en in februari 1986 vertrekken naar Nairobi om er gastheer te worden van ons bezoekerscentrum: twee kantoren, tien zit-slaapkamers en een gemeenschapsruimte. Ook onderhield hij een bloementuin en een groentetuin. En hij schreef: “Ik ben hier gelukkig, en voel me echt thuis.” Hij werkte er 15 jaren.

In mei 2001 kwam hij terug naar Nederland en vestigde zich te Heythuysen: een meelevend mens die kon genieten van een sigaret en een drankje. Vanwege versleten ruggenwervels kreeg hij moeite met het lopen, had ook last van benauwd-heid. Terwijl hij vroeger nooit klaagde, deed hij dat nu wel. Op 20 januari 2012 overleed vrij plotseling in zijn appartement aan een hersenbloeding.

. - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - . - .


Pater Anton Mettrop
M.Afr.

* Den Bosch, 13.07.1925 -
† Geldrop, 13.02.2012

Anton, op 1 juni 1950 priester gewijd, was een hartelijke man met een levendige verbeelding en een sterk doorzettings-vermogen, met een hem typerende belangstelling en daadwerkelijke inzet voor kinderen en jongelui. Hij was muzikaal, kunstzinnig en een begaafd toneelspeler.

Sinds september 1950 leraar op ons seminarie te Sterksel en later te Santpoort, gaf hij zanglessen aan de studenten en studeerde ook de “Missa Luba” in, een mis die een succes was buiten het seminarie. In 1966 ging hij naar Tunis als leraar op een middelbare school. In zijn contacten buiten de school bracht hij er de diepere levensgronden ter sprake.

In 1972 werd hij regionale overste in Tunesië, en vanaf 1974 was hij zes jaar generaal assistent van de Sociëteit. Hij vond het boeiend te zien hoeveel er gaande was in de Sociëteit: een internationale groep mensen met de meest verscheidene gaven en karakters, die een gezellige en voor elkaar veel over hebbende familie vormen. In die tijd leerde hij dat men geen ijzer met handen kan breken, ook niet met “vrome” handen!
In april 1981 ging hij voor missiepromotie naar Walpersdorf in Oostenrijk en na 4 jaar rondkijken vestigde hij zich, samen met enkele medebroeders, in Axams. Van daar uit richtte hij de Poolse sector op, en legde er duizenden kilometers af om te vertellen over Afrika en zijn M.Afr.-familie, waarin hij zelf zo gelukkig was. Met enthousiasme nodigde hij jongeren uit om mee te komen leven en doen. Hij vond dat we gerust mochten zeggen dat de persoonlijke vriendschap met Jezus fantastische momenten kent; dat een leven gedeeld met anderen een vervullende zin heeft. Belangrijk voor Anton was meegaan met je tijd, aanpassen aan taal, gebruiken en leefwijze.

Vanaf oktober 1998 woonde hij met twee medebroeders op de pastorie in Sterksel en verleenden er, naar vermogen, pastorale diensten. Toen hij gevraagd werd om in WP-kleding te poseren voor het maken van een standbeeld voor de WP, zei hij: Maak het met ‘open handen’: open handen om te geven, te ontvangen en te delen. -[Geven, ontvangen, delen: G-o-d = God]-. Bij zijn 60-jarig priesterjubileum juni 2010 dankte hij God die hem droeg op adelaarsvleugels om hem op te werpen in de ruimte en op te vangen wanneer hij viel. Op 24 januari 2012 brak Anton zijn heup en kreeg daarna longontsteking. Op 13 februari 2012 is hij rustig overleden.

Monument te Sterksel.
Dit monument is een teken van de Sterkselse geloofsgemeenschap in verbondenheid met de drie congregaties die in Sterksel geleefd, gewoond en gewerkt hebben, steeds in dienst in de ander.

… en bidden we voor onze overledenen:

06-11-2011 Dhr. A. Kalb te Eindhoven
schoonbroer van p. J. Dekkers M. Afr.

23-11-2011 Mw. R. Schellings-v. Erp te St. Michielsgestel,
zus van oudmedebroeder Br. A. van Erp+

11-11-2011 Dhr. M. Vrolijks te Eindhoven
schoonbroer van p. L. Broos†

18-11-2011 Zr. M. Krupers (zr. Plechelmus)
MZOLA te Nuland

28-11-2011 Br. M. Berends M. Afr. te Heythuysen.

30-11-2011 Dhr. D. Zwetsloot te Abington, USA,
oudmedebroeder.

20-01-2012 Br. G. Groener M. Afr. te Heythuysen.

25-01-2012 Dhr. A. Peters te Didam
broer van p. H. Peters M. Afr.

25-01-2012 Mw. A. van der Sluiszen-Akkermans te Breda
zus van Br. K. Akkermans M. Afr..

13-02-2012 Dhr. J. Broere te Noordeloos,
schoonbroer van p. C. de Visser M. Afr.

19-02-2012 Dhr. J. Molenaar te Boxtel
vriend van de M. Afr.

23-02-2012 Dhr. Th. Broos te Heythuysen
neef van p. L. Broos M. Afr.†

29-02-2012 Dhr. K. Koevoets te Etten-Leur
broer van p. J. Koevoets M. Afr.†

10-03-2012 Dhr. F. Sep te Haarlem
broer van p. L. Sep M. Afr.

13-04-2012 Pater J. van Osch M. Afr. te Maastricht.

13-04-2012 Mw. M. van de Sande – Cras te Eindhoven
zus van p. G. Cras†

04-05-2012 Pater M. van den Oord M. Afr. te Heythuysen.

05-05-2012 Zr. M. Wil Settels te Tilburg
zus van p. W. Settels†


Missionarissen op vakantie


J. van Haandel uit Mali (tel. 0413-213208)
Aankomst 12-03-2012 - Vertrek 31-05-2012

Z. Kuppens uit Mali (tel. 0475-495089)
Aankomst 12-04-2012 - Vertrek 11-07-2012

C. Akkerrmans uit Tanzania (tel. 0162-313845)
Aankomst 04-05-2012 - Vertrek 28-07-2012

J. De Bekker (tel. 040-2262742)
Aankomst 16-04-2012 - Vertrek ?

A. v. Kessel uit Zambia (tel. 0413-364866)
Aankomst 18-05-2012 - Vertrek 14-06-2012

H. Bonke uit Ghana (tel. 0162-313845)
Aankomst 11-04-2012 (Vertrek 05-07-2012)

A. Schaminee uit Ghana (tel. 0162-313845)
Aankomst 02-06-2012 - Vertrek ?

_

Portfolio