Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 3e kwartaal 2010

Contactbrief 3e kwartaal 2010

maandag 4 oktober 2010, door Webmaster



Inhoud


Nieuw algemeen bestuur


Column


Jaarlijks uitstapje


Enkele gedachten


Vanuit Algerije


Vanuit Rwanda


Uitnodiging


Vanuit Oeganda


Vanuit Ethiopië


Onze overledenen


Een reactie


Bedankt!

-.-.-.-.-.-.-.-.-.-

Foto’s

M. v.d. Eijnden – omslagfoto
Archief Rome
R. v.d. Mast
H. Pauwels
H. Schellen
Th. Timmermans
P. Kramer
P. Burm
Archief Dongen

Het nieuwe Algemeen Bestuur
van de Missionarissen van Afrika.

met de wijzers van de klok mee:

p. Sergio Villasenor, (Mexico, 1966)

p. Peter Welsh, (Groot-Britannië, 1966)

p. Richard Baawobr, (Ghana, 1959); Algemeen Overste

p. Jos Van Boxel, (België. 1954); 1ste assistent

p. Emmanuel Ngona, (Mexico, 1966)

Het werd gekozen tijdens het algemeen kapittel van de Sociëteit
dat werd gehouden in Rome in de maanden mei en juni 2010.


Het is natuurlijk normaal dat ik iets schrijf over het algemeen kapittel, dat half juni van dit jaar in ons generalaat in Rome is afgesloten. Toch wel moeilijk omdat het officiële verslag pas half september verschijnt. Daarbij komt nog dat niemand vanuit Nederland als lid van het kapittel aanwezig was bij de beraadslagingen en besluitvorming. Wel waren er twee Nederlanders op het kapittel werkzaam: André Schaminée, als hoofd van het secretariaat, en Piet Horsten, als juridisch adviseur. Ook heeft de nieuw gekozen eerste assistent van de Algemene Overste, de Belg Jos van Boxel, tijd kunnen vinden om op maandagmorgen 28 juni hier in Dongen voor een groep van ongeveer 30 Witte Paters verslag te doen van heel het reilen en zeilen van het kapittel. We waren tegen de dertig om naar zijn informatie te luisteren.

Gelukkig werd er ook op het einde van het Kapittel nog een soort verklaring aan de pers uitgegeven ondertekend door de nieuwe algemene overste, Richard Baawobr, met als titel, de Hoogtepunten van het Kapittel. Daarin konden we onmiddellijk na het Kapittel en alvorens het officiële verslag te ontvangen, al lezen welke de voornaamste uitkomsten en beslissingen zijn geweest van het Kapittel.

De samenstelling van het Kapittel was zeker een doorbraak. Voor het eerst was het in zijn geheel geringer in aantal. Er waren minder ex officio leden doordat te voren meerdere provincies tot grotere eenheden waren samengevoegd. B. v. de tien Europese provincies zijn nu één nieuwe Europese provincie. In plaats van tien provinciale oversten ging er nu maar één Europese overste naar Rome. Het geringer aantal leden vergemakkelijkte overleg en besluitvorming. Bijzonder opvallend was ook dat er een beduidend groter aantal jongere missionarissen deel uitmaakte van het Kapittel. Ook een groot aantal niet-Europese en niet-Amerikaanse leden: velen uit Afrika en meerderen uit Latijns-Amerika, de Filippijnen en India. Dus, een jong kapittel met een groot aantal mensen uit nieuwe werkterreinen. Wij, de stemgerechtigden, wilden blijkbaar en duidelijk de verantwoordelijkheid voor de toekomst van de Sociëteit aan een jonge en nieuwe generatie Witte Paters geven.

Ook de samenstelling van het nieuwgekozen bestuur was een doorbraak. Voor het eerst in onze geschiedenis kwam een Afrikaan aan het hoofd te staan van de 140-jaar oude Sociëteit van de Missionarissen van Afrika: Richard Baawobr, uit Ghana. En er werd nog een andere Afrikaan gekozen in het algemeen bestuur: Emmanuel Ngona uit Congo. Bovendien een Mexicaan, Sergio Villasenor, en nog twee Europeanen: de Belg Jos van Boxel en de Brit Peter Welsh. Een betrekkelijk jong team, tussen de 43 en 55 jaar oud.

Verder zijn er weinig heel nieuwe, verrassende oriëntaties en/of beslissingen genomen. Misschien had ik persoonlijk te hoge verwachtingen. Maar wellicht is het wat vroeg om al meteen een heel nieuw beleid te verhopen. Ik reken er op dat de nieuwe en jonge generatie, die zich nu aandient, ons toch zal leiden op nieuwe wegen, de toekomst tegemoet.

“de missionaire beweging....
een nieuwe toekomst....
met frisse moed....”

De prioriteiten die al genoemd waren in voorgaande kapittels, zijn duidelijker onderlijnd en zullen nu ook onderdeel moeten zijn van ieders werk en activiteiten: werken aan het tot stand komen van Gods rijk, deelhebben aan Gods Missie in en door Jezus van Nazareth. Een nieuwe gemeenschap bouwen, gebaseerd op gerechtigheid, vrede en verzoening. En dàt door de weg te bewandelen van eerlijke dialoog, ontmoeting en het ondersteunen van een multiculturele en multireligieuze gemeenschap. In de praktijk zullen deze prioriteiten nog nader concreet moeten worden uitgewerkt.

Ik heb het volste vertrouwen dat het nieuwe team dat ook zal kunnen en willen doen. Maar ook wij zullen er aan moeten werken in het komende Europese postkapittel. Dat zal plaatsvinden in Brussel van 15 t/m 19 november aanstaande. Iedereen zal intussen tijd hebben om zelf het officiële verslag door te nemen. Wij, hier in Nederland, organiseren ook nog een soort postkapittel: waarschijnlijk in de maand januari van het volgende jaar. Onze provinciaal Detlef Bartsch zou daar graag bij aanwezig willen zijn. In ieder geval nodig ik iedereen uit om met frisse moed mee op weg te gaan naar een nieuwe toekomst van de missionaire beweging ook binnen onze Sociëteit.

Jan Mol

gedelegeerd overste
voor de Nederlandse sector.


Jaarlijks uitstapje een geslaagde dag


Op woensdag 2 juni maakte de
M. Afr. gemeenschap in Dongen,
zowel de bewoners als de medewerk(st)ers,
hun jaarlijks uitje en deze keer was
het doel van de tocht:

de Belgische Ardennen.

door Annelies van Lit, medewerkster

-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-


We werden eerst uitgenodigd door onze fotograaf Theo Timmermans voor een groepsfoto op het bordes. Daarna kwam de bus voorrijden, bestuurd door chauffeur Karel, iedereen er in en daar gingen we: een groep van 20 personen – er was dus plaats genoeg in de bus voor een ieder. Van Dongen via Tilburg over de nieuwe A2 bij Eindhoven en Weert, richting het witte stadje Thorn, waar we onze eerste stop hadden. We werden er getrakteerd op een lekker kopje koffie met de bekende Limburgse vlaai. Er was volop gelegenheid om rond te lopen in het dorp, de kerk te bezichtigen, een sigaretje te roken of een toiletstop te maken. Daarna verder door het Limburgse land richting Vaals, onderweg vele prachtige vergezichten, de zon scheen uitbundig.

lunch

In Vaals genoten we van een goed verzorgde lunch en daarna kon men de benen strekken. Velen gingen via het bospad naar het Drielandenpunt waar nogal wat kiekjes werden geschoten.

We leerden er dat het in de periode 1816 - 1919, tijdens het bestaan van het neutrale gebied Moresnet, een ‘vierlandenpunt’ was.

Hier in Vaals stapte een gids in van het busbedrijf om ons onderweg uitleg te geven over gebouwen, tradities, streken enz. die we tijdens de middagtour door de Ardennen tegenkwamen. De slechte wegen zorgden ervoor dat de mensen die hun middagdutje pleegden te doen, ineens weer bij de les waren.

We maakten nog een stop en dat was bij een herbergje op 652 meter boven NAP (= Normaal Amsterdams Peil). Het was goed te voelen want het waaide er stevig en de temperatuur was er een stuk lager. Toen weer terug: richting Nederland. Prachtige panorama’s. Heel bijzonder was het stuwmeer dat zorgt voor de drinkwatervoorziening, maar dat nu - in verband met werkzaamheden - helemaal leeg was.

diner

Nadat René de koppen weer had geteld, vervolgden we de reis naar Vaals waar we het diner gebruikten. In een pas geopend restaurant konden we plaats nemen aan twee grote tafels die feestelijk gedekt waren. Een uitstekend verzorgd diner, heerlijke champignonsoep, varkenshaas met gewokte groenten, salade en frites. Als ‘uitsmijter’ nog een coupe ijs met slagroom om de gaatjes te vullen. Om kwart voor 7 vertrokken we richting Dongen. Onderweg nog wat gedronken en gesnoept, want René had goed voor de inwendige mens gezorgd. Om 9 uur waren we weer in de Modestusstraat. Het was echt een geslaagde dag.

Vooraan:
Harry Schellen, Marien v.d. Eijnden, René v.d. Mast, Jan Mol, Weynisht Eshete, Bert Oprins.
Midden:
Hans Pauwels, Harry Mulders, Piet Buijsrogge, Annelies v. Lit, Ria de Regt, Berta Snoeren, Thea v. Dongen, Jo Fijnekam.
Achter:
Henk v.d. Paverd, Harrie v.d. Riet, Kees Maas, Rob v. Iterson, Frank Dirven, Piet Kramer, Frits v. Vlijmen.


Enkele gedachten
die zo maar opkomen

Verreweg de meesten van ons missionarissen werk(t)en met grote voldoening in Afrika. De mensen daar hebben ons hartelijk verwelkomd en ons hun vertrouwen geschonken. Ze hebben hun leven, hun lief en leed, met ons willen delen. Ze hebben met ons samengewerkt en onze levens inhoud gegeven. We gaven wat ons zelf gegeven was – het evangelie – aan hen door en zij hebben het dankbaar aanvaard en dragen het op hun beurt weer verder. Ik zelf heb de beste jaren van mijn leven in Afrika doorgebracht. En als ik weer eens teruggeroepen werd om in Nederland dienst te doen, dan was er heimwee. We hebben er prachtige mensen gekend: goede, sterke mensen die ons gevormd en verrijkt hebben: catechisten, collega’s, medewerkers, vrienden voor het leven, ‘gewone’ gelovigen ….. In hun soms moeilijke omstandigheden van armoede en geweld hebben we hun levensmoed, hun wil tot overleven, bewonderd. En zo bleef in ons de hoop wakker dat het met Afrika ooit goed zou komen. Vanwege die menselijke kwaliteit.

Alles is heus niet altijd
rozengeur en maneschijn

Er is veel dat mis ging. En nog. Het percentage draaiers en geweldenaars is in Afrika wel ongeveer gelijk als overal elders in onze wereld. Er is corruptie en hebzuchtige verrijking van weinigen ten koste van velen.

Maar kennen we dat ook niet in onze eigen samenleving? Soms op grote schaal? Er is nog altijd veel armoede en honger, veel ontbering. Onrecht, aids, stammen-oorlogen . . . . maken nog altijd talloze slachtoffers. Onnoemelijk veel mensen zijn gevlucht: van huis en haard verdreven. Ze zijn nergens welkom. Ook bij ons niet! Er is nog veel dat verholpen moet worden. En Westerse landen hebben hun beloften, in 2005 gedaan, bij lange na niet ingelost. Maar er gloort in Afrika toch ook langzaam maar zeker hoop op verbetering van de kwaliteit van leven.

U weet dat we op ons zesjaarlijks kapittel een nieuwe algemene overste gekozen hebben: p. Richard Baawobr, een Bijbelkenner uit Ghana. Bij gelegenheid van de wisseling van verantwoordelijk-heden schreef zijn voorganger een eindrapport. Hij beweert:
“Ondanks betreurenswaardige werkelijkheden
die mensen t.a.v. Afrika telkens weer intoneren,
zijn er redenen om te geloven dat
er iets goeds aan het gebeuren is in Afrika.”

Het gaat vooruit

De bevolking is jong: 41% is onder de vijftien. Ondanks aids steeg de levensverwachting van 39 jaar in 1950 tot 54 in 2010 (d.i. 40% groei!). Er is een groeiende middenklasse van jonge ondernemers. In Europa of Amerika afgestudeerden keren naar Afrika terug en brengen ontwikkeling met hoop en enthousiasme. In 2000 konden maar 58% van de kinderen naar school. Nu is dat 76%. De vrouwen spreken zich meer en meer uit en bieden een belangrijke bijdrage aan verandering in hun samenlevingen. Afrikaanse groepen zetten zich in voor vrede, rechtvaardigheid en verzoening.

Ondanks de financiële crisis groeide de Afrikaanse econo-mieën met meer dan 5% (tegen 1% in onze rijke landen!). In Mali bijvoorbeeld, een van Afrika’s armste landen, was het jaarlijkse inkomen bij het bereiken van de onafhankelijkheid 65 dollar tegen 184 nu. In meerdere landen wordt olie gewonnen. Rijke mijngebieden worden ont-gonnen. Vooral Aziatische markten gaan open voor Afrikaanse producten. “Vijftien Afrikaanse landen kunnen zichzelf nu financieel bedruipen.”

De toekomst van de Sociëteit

Het Rapport is ook hoopgevend wat onze eigen Sociëteit betreft. Wel is 74% van onze 1538 missionarissen boven de 65, en nog maar 405 daaronder. Van hen leven en werken er 578 in Afrika en Jeruzalem. En dat aantal loopt nog terug. MAAR het aantal nieuwe medebroeders stijgt. Elk jaar komen er ongeveer 20 bij. Dit jaar zelfs 26. We tellen nu 212 Afrikaanse missionarissen van Afrika (van wie 54 Congolezen en 35 uit Burkina Fasso). Nog maar 12 Aziaten. Maar het aantal kandidaten is vooral in India groeiende. Er zijn ook een zestal Latijns Amerikanen.

En wij?

En Nederland? Wij zijn nog maar met 124 mensen van wie een 40tal in Afrika aanwezig is. Maar ons werk wordt doorgezet. En dat geeft voldoening en hoop.
P. Kramer(’t Zand, 1934)


Vanuit Algerije

Geert Groenewegen

schrijft
p. Geert Groenewegen

Tizi Ouzou
Op 30 maart ben ik per vliegtuig uit Tunis vertrokken naar Algiers. Met veel wit geklede pelgrims uit Mekka die grote plastic containers met Zem-zem water meesjouwden. Zoals Christen pelgrims uit Lourdes. Twee medebroeders, een uit Polen, de ander uit Zambia, namen me mee naar Tizi Ouzou: een stad van ongeveer 200.000 inwoners in het bergland van Kabilië. Ons huis ligt midden in het centrum en iedereen lijkt ons te kennen. We hebben er een flinke studiebibliotheek waar allerlei lessen en cursussen gegeven worden. De mensen spreken het liefst hun stamtaal, het Kabiels. Maar op school wordt in het Arabisch les gegeven. Er wordt ook nog veel Frans gesproken. En de straatnaamborden zijn ook nog voorzien van Tamazigh, de taal van de Toearegs uit de woestijn. Hier hebben we Pasen gevierd met een honderdtal studenten: meest Afrikanen uit alle landen ten zuiden van de Sahara. Na de viering: gezelligheid. Maar iedereen vertrekt tijdig want met de veiligheid is het hier nog niet zo goed gesteld.

Ghardaia
In april heb ik ook de Mzab bezocht, een streek in de woestijn. Wij wonen en werken er in de steden Ouargla, Ghardaia en El Miniaa. De mensen zijn Mozabieten, een strikte variant van de islam. De
mannen zijn de baas buitenshuis. De vrouwen (hopelijk) binnens-huis. Zij dragen op straat een soort alomvattend gordijn en gluren met één oog de wereld in. Rondom de steden hoge zandduinen van soms wel 50 meter hoog. Als het waait dringt het zand overal in door. Vlakbij Ouargla liggen de grote olie- en gasvelden. Dat maakt gratis onderwijs, gezondheidszorg en een heel goedkoop openbaar vervoer in het hele land mogelijk. Er is ook voldoende water: het grondwater komt tot bijna aan het oppervlak. En daaronder liggen nog lagen: tot 1000 meter diepte aan toe. Het oppervlaktewater is brak en vreet alles aan.

p. Bonaventura Mwenda, m. afr. (Tanzania, 1974).
Hier met twee kennissen in Ghardaia, waar hij als
missionaris werkzaam is.

De Witte Pater bisschop van Ghardaia legt 2800 km af als hij onze posten wil bezoeken. Zusters en vrijwilligsters werken er voor gehandicapte kinderen die hier nog vaak verborgen gehouden worden. De vrouwen schenken hen hun volle vertrouwen. In Algerije is de meerderheid van de universiteits-studenten vrouwen! De Witte Paters hebben ook hier studiecentra voor Algerijnse en zwart Afrikaanse studenten.

Algiers
Toen naar de hoofdstad, Algiers, gelegen aan een prachtige baai. Vier miljoen inwoners. Veel groen en bloemen. Chaotisch verkeer, maar men is opvallend voorkomend. De benzine kost maar een kwartje de liter! Overal worden nieuwe wegen aangelegd. Veel vrouwen achter het stuur. Maar ’s avonds nog nauwelijks verkeer op de weg. Boven de stad: de grote kerk van ’Notre Dame d’ Afrique’ (OLV van Afrika). De Moslims zeggen: ‘Madame Afrique’! Elke dag klimmen zo’n 300 mensen de heuvel op om er te bidden. Veel Moslimvrouwen. Miryam (= Maria) en Issa (=Jezus) spelen een beduidende rol in de Koran.

De basiliek is dus een bedeplaats voor zowel christenen als moslims. De Witte Paters hebben de pastorale zorg voor deze kerk.

Ook hier hebben we een studiecentrum met een goede bibliotheek. Daar werk ik nu. Broeder Jan Heuft, m. afr. werkt er voor de vast-gelopen migranten die door de Sahara trokken hopend op een beter bestaan in Europa. De aartsbisschop woont vlakbij en is een Palestijn. In de buurt hebben de zusters van Moeder Teresa een opvanghuis voor kinderen. Andere zusters werken in het ziekenhuis of aan de universiteit: een christelijk eiland in een Moslimland. De invloed van de Witte Zusters en Witte Paters is er best groot (geweest). Ze staan goed bekend. Een van de zusters, een vroedvrouw, keerde naar Europa terug. Ze werd uitgewuifd door tientallen ’vriendinnen’ met hun kinderen en kleinkinderen.

Weer: Tizi Ouzou
Ik ben nu benoemd voor Tizi Ouzou. Te midden van de Kabylen. Harde werkers. Ze hebben hun eigen taal waar ze voor opkomen tegen de arabiserende regeringspolitiek in. Sommigen streven zelfs naar onafhankelijkheid. Die taal ga ik nu leren. Voorgangers hebben er jaren over gedaan. Dus dat wordt een karwei! Ook moeten mijn papieren nog in orde gebracht worden. Je hebt er “kruiwagens” bij nodig: bekenden in de hogere kringen. Die hebben we niet teveel. Maar met een reserve van 14 pasfoto’s en een fotokopie met zes stempels en handtekeningen komen we er wel.
Geert G. (Naaldwijk, 1937)
Geertgroen@hotmail.com

(Dit is een ingekorte versie van maar liefst 10 brieven die Geert stuurde.
U kunt ze volledig vinden op onze website: www.wittepaters.org)


Van uit

schrijft Kees Maas over
Missie en Jongeren

Voor veel Christenen doen de woorden missie en missiewerk denken aan speciale, bijzondere werkzaamheden aan de buitenkant van de kerk, ver van de gewone gelovigen. Een soort dienst, die alleen voorbehouden is aan voorgangers, religieuzen, mensen die zich speciaal geroepen voelen en daarom ‘missio-narissen’ genoemd worden. Maar als het waar is dat verkondiging van het evangelie het hart is van het leven van de kerk, dan behoort het een taak te zijn van allen die deel uitmaken van het volk Gods. Het beleven en doorgeven van de boodschap van Christus is taak van elke Christen. Daar hoef je geen specialist voor te zijn. Dit geldt ook voor de vele jongeren in de scholen. Ook die zijn geroepen om samen, in groepsverband en met grote openheid naar anderen toe, te getuigen van het evangelie: ook zij zijn geroepen tot missionaire inzet. Missionaire dienstbaarheid is een weg tot bewustwording van onze eigen roeping als katholieke christen en van ons toebehoren tot een wereldwijde kerk.

In 1992 stelden de Missionarissen van Afrika een tentoonstelling samen die velen aansprak. Het was toen 100 jaar geleden dat kardinaal Lavigerie stierf: de stichter van de Witte Paters en Witte Zusters, missionarissen van Afrika. Op 25 panelen werden drie thema’s aanschouwelijk gemaakt:

  1. het pionierswerk van Lavigerie voor de missionering van Afrika.
  2. Het werk van de missionarissen in Rwanda, dat in 1900 begon met de stichting van de eerste missiepost in Save.
  3. Uitnodiging tot missionaire inzet.

Die tentoonstelling was allereerst bestemd voor de studerende jeugd in de middelbare scholen in Rwanda. Een heel jaar lang reisde de tentoonstelling het land door. Daarna werd ze opgezet in een groot cultureel centrum in de hoofdstad Kigali.

Contact met studenten

Zo werden de eerste contacten gelegd met de studerende jeugd in het land. Verdere contacten met geïnteresseerde scholieren leidden tot stichting van werkgroepen waarin gezamenlijke bezinning, informatie over ontwikkelingen in kerk en wereld, onderlinge steun in geloofsbeleving en getuigenis centraal staan. We zijn niet alleen christen voor onszelf, maar samen en naar anderen toe: Samen het evangelie beleven en doorgeven: allereerst binnen de scholengemeenschap.

Zo ontstonden de “groupes missionaires des jeunes” (= missionaire werkgroepen van jongeren). Er zijn nu 26 van deze groepen, elk met een 20 tot 25 actieve studenten uit de hogere klassen van de middelbare scholen. Ze proberen Jezus’ opdracht, “Ga en onderwijs alle volkeren” te beleven binnen de eigen scholen-gemeenschap. Essentieel is dat ze proberen te leven als christenen en daarvan te getuigen. Dat ze zich bewust worden van hun eigen roeping binnen de kerk, ook van hun verantwoordelijkheid tot inzet naar anderen toe. Ze komen eens per week bij elkaar, bezinnen zich rond een tekst, bepraten gebeurtenissen in kerk en wereld, bekijken wat ze in de eigen gemeenschap kunnen betekenen. Samen denken ze na. En dan zoeken ze de dialoog met medescholieren over wat hen beweegt als christenen. Over wat hun geloof kan betekenen voor het leven van elke dag, voor de christengemeenschap in Rwanda en in de wijde wereld. Over wat ze kunnen bijdragen aan de groei van een echte samenleving: Het Rijk Gods. En het werkt!

We hebben een werkgroep van enkele medewerkers en medebroeders. Elk trimester worden alle groepen bezocht voor informatie, thema- bepaling, bemoediging…. In de vakantie is er eens per jaar een grote samenkomst van vier dagen, waar ze elkaar leren kennen en ervaringen kunnen uitwisselen. En we geven een blaadje uit, “Echo Mission” : een soort contactblad, dat informatie verschaft en de onderlinge banden versterkt. Ik doe dit werk graag en vind de regelmatige contacten met zoveel jonge, enthousiaste mensen inspirerend. - (ingekort en bewerkt, red.)

Kees Maas (Goirle,1938)
fr.kmaas@yahoo.fr

“Het beleven en doorgeven

van de boodschap van Christus

is de taak van elke Christen.”

Br. Kees.


Vereniging Oud-Studenten Witte Paters

Reunie
op
zaterdag, 2 oktober 2010
bij de Witte Paters in
Dongen

Modestusstraat 20, 5101 BP
tel. 0162 - 313845

-.-.-.-.-.-.-.-

De gebruikelijke persoonlijke convocaties (volgens de bij ons vigerende adressenlijst) zijn al aan betrokkenen verzonden. Voor hen die geen uitnodiging hebben ontvangen is er nog gelegenheid zich aan te melden via onderstaand telefoonnummer of e-mailadres van de secretaris.

Voor deze reünie worden uitgenodigd:

  • alle oud-studenten met echtgenote/partner
  • alle in Nederland vertoevende Witte Paters en Broeders
  • alle oud-Witte Paters/Broeders met echtgenote/partner

De ontvangst is om 10.00 uur gevolgd door de eucharistieviering om 11.00 uur. De afsluiting zal rond 16.00 uur liggen.

Jan Mol zal iets vertellen over de laatste ontwikkelingen binnen de missionaire beweging en de Sociëteit van de Witte Paters.

De onkosten voor de reünie bedragen EUR 10,- p.p. (lunch en drankjes inbegrepen; de bijdrage is niet verhoogd). De jaarlijkse contributie is EUR 5,-. U wordt verzocht het verschuldigde bedrag over te maken naar de rekening van de VOWP bij de ABN/AMRO onder nummer 61.66.06.575 t.n.v. de penningmeester P. Fruytier te

Goirle onder vermelding van VOWP. Het verschuldigde bedrag kan ook ter plaatse aan de penningmeester worden overhandigd.
Eenieder wordt aangespoord aan bekenden kennis te geven van de reünie zodat wij op deze manier ons bestand kunnen uitbreiden.

Kijk ook eens op www.lavigerie.org en op www.thepelicans.co.uk

Wij zien u graag op 2 oktober, nu voor de achtste keer in DONGEN.

Met vriendelijke groet,

Kees (C.H.N.) Veenhof,
secretaris.

Herenweg 83A, 2105 MD Heemstede.
023-5281101

e-mail: veenhofc@telfort.nl

Zoals het was

in de jaren ’50??


Nieuws vanuit Oeganda

Pater Simon Lourdel

“Mapera Nabulagala”

In april 1878 trok de eerste karavaan van Witte Paters het binnenland van Oost Afrika in: een maandenlange, moeizame voettocht vol ontberingen en ziekte. Eerst allen samen naar de slavenmarkt Tabora in wat nu Tanzania is. Van daar trokken vier missionarissen verder naar het Westen: naar de oevers van het Tanganyika meer.

Vijf anderen gingen op pad naar het koninkrijk Buganda. Aangekomen bij het Victoriameer werden pater Simeon Lourdel (die later van de mensen de bijnaam “Mapera” zou krijgen = Mon Père) en broeder Amans vooruit gestuurd om de eerste contacten te leggen met het hof van koning Mutesa en verlof te vragen zich in zijn rijk te vestigen.

Op 17 februari 1879 kwamen ze per kano aan in Kirungu-Entebbe. Ze werden gearresteerd. Maar in maart kregen ze toch verlof om zich in het koninkrijk te vestigen: in de buurt van het Kasubi paleis: in Nabulagala. Op 7 maart betrokken ze de hun toegewezen hut. Dit is dus de datum van de stichting van de eerste katholieke missie in Oeganda. Na lang aarzelen gaf de koning pas in mei toestemming aan broeder Amans om de drie achtergebleven missionarissen op te halen: de paters Livinhac, Girault en Barbot. Amans voer weg met een vloot van 24 boomkano’s. Mapera Lourdel moest achterblijven want inmiddels was hij tot ‘s konings lijfarts gebombardeerd! Op 25 juni waren de vijf mannen weer samen en werd er voor de eerste keer op Oegandees grondgebied Eucharistie gevierd.

Lourdel was de verbindingsman tussen de missionarissen en het hof. Elke twee dagen moest hij rapporteren. Hij greep die bezoeken aan om de grote groep jonge hovelingen het evangelie te verkondigen. Moslims trachten de koning te paaien met geschenken en hem zo te bewegen de missionarissen het land uit te zetten. Zij dreven namelijk een winstgevende slavenhandel. Zij hadden de steun van de eerste minister en van verschillende stamhoofden. De toestand werd tenslotte levensbedreigend. En dus weken de anglicaanse en katholieke missionarissen in oktober 1882 uit naar het zuiden van het meer. De Nabulagala missie werd geplunderd en in brand gestoken. Dertig christenen en 150 doopleerlingen bleven achter onder leiding van de hofmeester, Josefu Mukasa Balikuddembe. En zij gaven in afwezigheid van de missionarissen het evangelie weer door aan anderen.

In oktober 1884 stierf Koning Mutesa. Een van zijn zonen, Mwanga, volgde hem op. Hij riep Lourdel terug en stuurde een vloot om de missionarissen op te halen. In juli 1885 zette Mapera weer voet aan wal. De koning wees hen een nieuwe woonplek aan: Nalukulongo: dichtbij Mwanga’s koningskraal te Mengo. Ze keerden niet naar Nabulagala terug. Het is gedurende de periode van hun verblijf in Nalukulongo dat de christenvervolging uitbrak: in 1885. Veel christenen lieten het leven, zowel anglicanen als katholieken. Op 3 juni 1886 werden er enkele tientallen levend verbrand te Namu-gongo: de Martelaren van Oeganda. Mapera stierf – na weer een ballingschap en terugkeer - op 12 mei 1890. Hij was 37 jaar oud.

Nabulagala was lange tijd deel van de kathedrale parochie van Rubaga. Een kleine kapel, gebouwd in 1939, herinnerde er aan de eerste missie. De eerste christenen van Oeganda werden hier gedoopt, onder wie vier latere martelaren: de hofmeester Josefu Mukasa Balikudembe, Matthias Mulumba, Andereya Kahwa, kapelmeester van de koninklijke muzikanten en Luka Baana-bakintu. In de negentiger jaren bouwden de christenen er een grotere kerk.

Kardinaal-aartsbisschop Wamala van Kampala wilde dat de Witte Paters op die historische plek een parochie zouden stichten dat ook een plaats van bedevaarten zou worden. Dat idee werd aanvaard en drie Witte paters - twee Oegandezen en een Fransman - huurden een huis in de buurt van de kerk. Ik werd er in 2008 benoemd en gevraagd om een pastorie te bouwen. We zijn nu aan het dak en de golfplaten liggen erop. Maar er moet nog van alles gebeuren: plafonds, vloeren, deuren en ramen, elektriciteit, watertanks, zonnepanelen. De christenen helpen zoveel ze maar kunnen. Maar de Nabulagala parochie is grotendeels een sloppenwijk met zo’n 25.000 meest arme mensen van wie er 6000 katholiek zijn. - Ik ben dus nu aan het schooien ! (Ingekort en bewerkt; red.).

Jo van de Ven (Nistelrode, 1941)
venjovande@gmail.com


Een Nederlander in Ethiopië

Veertien jaar geleden verliet ik Afrika voor benoemingen in Rome en daarna India. Hoe voelt het om na al die jaren weer voor Afrika benoemd te worden? Bij mijn aankomst hier in Ethiopië, een land waar ik nog nooit geweest was, voelde ik dezelfde opgewonden-heid, blijheid en bereidheid om mezelf te geven, die ik had toen ik eind 1965 in Oeganda aankwam. Misschien ben ik wat extra gemotiveerd omdat ik in 2000 te oud werd bevonden om naar Afrika terug te keren. Nu, tien jaar later, is dat blijkbaar niet meer het geval!

Ja, een nieuw land met talen waar ik geen snars van begrijp en die geschreven worden op een manier die ik niet eens kan lezen. Want men heeft hier een eigen schrift: niet het Romeinse, zoals bij ons. Een land dat in alles geloof uitademt. Je ziet het aan de vele kruizen op auto’s, taxi’s, huizen enz. Zelfs op het voorhoofd van de mensen. Een land dat op weg is een grote natie te worden.

Als het klimaat maar mee wil werken

Ethiopië behoort tot de grootste landen van Afrika: 27x Nederland. Het telt een bevolking van meer dan 84 miljoen mensen. Na Nigeria is het het tweede Afrikaanse land qua aantal inwoners. 40% zijn christenen en men laat dat ook blijken. De katholieke kerk telt maar 700.000 leden (nog geen 1%). Maar ook een land dat, wat welvaart betreft, op plaats 171 staat op de wereldranglijst!
Ethiopië is altijd onafhankelijk geweest en de Italianen die twee keer probeerden hier een kolonie te stichten, werden er weer even vrolijk uitgeknikkerd. Ethiopië kent daarom geen Onafhankelijkheidsdag. Maar het onafhankelijkheidsgevoel vind je terug in de mensen die je ontmoet.

Als Nederlander, (twee Nederlandse broeders gingen me in de jaren ‘70 voor), bewonder ik dat mooie bergachtige landschap. Prachtig. Groots. Ik kijk mijn ogen uit! Het plateau waarop we wonen is omgeven door bergen; als ik buiten kom zie ik dat alles en er gaat rust vanuit. Dat merk je ook aan de mensen. Ik zie de vele mensen voorbij komen met de ontelbare ezels als vervoersmiddel of lastdragers. Ze hebben ook kamelen. En kleine paarden die een soort tilburies voort trekken met 2-3 mensen erin. Ook de driewieler autootjes zoals in India. Maar weinig fietsen en motoren/scooters.

Wie zou zich hier niet thuis voelen? De kou van Addis, de hoofdstad, waar ik klappertandend in bed lag ondanks drie dikke dekens, de injera, ‘n meelgerecht dat koud wordt opgediend, de hoogte waarop ons huis staat, een jaartelling waar je aan gewend moet raken (1 augustus 2010 is in dit land 23 juli 2002)… het deert me niet. Ik blijf het fantastisch vinden dit allemaal te mogen meemaken. Het blijft natuurlijk een uitdaging. Maar daar denk ik klaar voor te zijn: ik ga het team leiden dat belast is met de zorg voor de studenten die filosofie studeren.

Ik ben ook klaar voor die drie heerlijke bakjes koffie die je voorgezet krijgt als je ergens op bezoek komt: een hele ceremonie van eerst koffie malen en roosteren waar je bij zit en in de kamer waar de pot daarna op een klein vuurtje pruttelt. En onder het gerei een mat met wat gras en bloemen als versiering. Geen Brabantse leut; dat kan ik u verzekeren. Een cultuur op zich. Tenslotte is Ethiopië de bakermat van de koffie. Ik voel me welkom.

Cor de Visser (Rossum, 1938)
CorBanga@yahoo.com


Bidden we voor onze
overleden familieleden en weldoeners


  • 30.05.2010
    Dhr. J. van Heijst te Culemborg,
    broer van p. P. van Heijst, Zambia.
  • 29.05.2010
    Dhr. W. Onstenk te Lichtenvoorde,
    broer van overl. br. G. Onstenk.
  • 05.06.2010
    Dhr. B. Haerkens te St. Michielsgestel,
    schoonbroer van br. A. v.d. Pol, Heythuysen.
  • 10.06.2010
    Mw. A. Wijffels te Tiel,
    nicht van p. T. Wijffels, Jeruzalem.
  • 10.06.2010
    Mw. B. Spit-van Hattum te Leuven<br
    echtgenote van Dhr. F. Spit, oud-student.
  • 14.06.2010
    Mw. T. Croijmans-Michels te Venray,
    moeder van Mw. J. Hendriks-Croijmans,
    coördinator van onze gemeenschap in Heythuysen.
  • 15.06.2010
    Zr. L. Hassink te ’s-Hertogenbosch,
    zus van overl. p. J. Hassink.
  • 20.06.2010
    Dhr. L. Rietbergen te Swalmen,
    schoonbroer van overl. br. W. de Boer.
  • 24.06.2010
    Dhr. J. de Laat te Den Dungen,
    zwager van p. A. v. Pinxten, Lage-Mierde.
  • 06.07.2010
    Dhr. L. de Jong te Rijnsburg,
    broer van overl. p. A. de Jong.
  • 16.07.2010
    Mw. H. Meulenbroek te Den Dungen,
    nicht van br. A. v.d. Pol, Heythuysen.
  • 19.06.2010
    Dhr. M. Schakenraad te Eindhoven,
    neef van p. W. Schakenraad, Steensel.
  • 20.07.2010
    Mw. M. Pennings-Röben te Goes,
    schoonzus van p. F. Pennings, Heythuysen.
  • 11.08.2010
    Dhr. A. v.d. Veerdonk te Nieuwegein,
    zwager van br. B. van Zutphen, Heythuysen.

Een reactie
van Paul Burm,
oud-student van het Sint-Pauluscollege.

Allereerst: Warm applaus voor de nieuwe (kleuren)invulling van “ons” Contactblad. We lazen de inhoud altijd al met interesse. En in het bijzonder de column van de provinciaal. We keken er zelfs naar uit. Want in deze roerige tijd is deze familiebrief een leuning om ons aan vast te houden. Ons advies is dan ook: mooi mee doorgaan.

Het verhaal over het Bonifatiushuis heb ik als oud-student van het Sint-Pauluscollege in Sterksel natuurlijk met aandacht gelezen. Heb ik zelf ooit iets gemerkt van internaatmisbruik? Daarop moet ik volmondig ‘nee’ zeggen. De jaren 1955 t/m 1958 zijn voor mij mooie en voor het leven belangrijke jaren geweest. Je leerde sociale omgang met jaargenoten Naast de studie was de vrijetijds-besteding heel belangrijk: de winteravonden met af en toe cabaret, toneel, zang of film (in huize ‘Providentia’). En in de meer warme jaargetijden: veel sport, boerderij- of boswerk.

Als buitenmens gaf ik mijzelf vaak op om op vrije middagen te gaan wandelen. Waar vind je zoveel keuzes voor een jonge tiener?

Voorlichting op seksueel gebied kreeg ik individueel, maar dat was voor mij misschien te vroeg. Er is van dat gesprek slechts een vage herinnering overgebleven. Na een val uit een dennenboom achter de grote cour, waarbij een takstomp een flinke ‘jaap’ in mijn bovenbeen achterliet, huilde ik van de pijn. Daarbij reageerde de verzorgende pater: ‘Huil maar om die kapotte broek. Weer kosten voor je ouders’. Het litteken is nog steeds zichtbaar. Ik herinner me ook nog goed de verzorging van een kapotte knie, opgelopen op de speelplaats van de lagere school. De EHBO-broeder daar deed mijn korte broekspijp wel onnodig ver naar boven, vond ik. Verder gebeurde er niets bijzonders. Maar die handeling is mij tot op de dag van vandaag bijgebleven.

Met deze herinneringen wil ik aangeven dat het leed dat sommige jonge mensen hebben meegemaakt hun hele leven kan bijblijven en een ‘litteken’ achterlaten. Gelukkig zijn de meer verschrikkelijke voorvallen uitzonderingen.
Laten we in ieder geval alert blijven. En de woorden van Jezus indachtig zijn: Alleen stenen gooien, als we zonder zonden zijn.

Paul



We hebben nogal wat aanmoedigende reacties ontvangen na de eerste uitgave van "De Contactbrief" in nieuwe stijl.
Daar heeft U ons een plezier mee gedaan.
Hartelijk bedankt.

We hopen dat "De Contactbrief" een verbindende schakel blijft tussen U, onze familie en vrienden, en ons.

Portfolio