Toon Goes, altijd bezig, altijd opgewekt..!

Beste familieleden van pater Toon Goes,


Beste vrienden en bekenden,

beste verzorgsters,huisgenoten en medebroeders.


Toen Toon in de missie was stierf een van zijn medebroeders  plotseling. Toon’s commentaar in een brief : “Hij is er zomaar tussenuit gefietst: Benoemd voor de eeuwigheid”. De opmerking typeert Toon: Geloof met een scheutje humor. En nu is hij  ook zelf zomaar “weg gefietst”.

 

Hij had de laatste tijd wel flink moeten inleveren. Maar zelfs na zijn valpartij verwachtte niemand dat hij zomaar rustig weg zou glippen. Na een borreltje en in zijn slaap. Voor de mensen, die hem na aan het hart droegen -zijn familie, verzorgsters, vrienden….-abrupt en verdrietig.Voor hemzelf een zegen. We gunnen het hem wel: deze “benoeming voor de eeuwigheid”.

 

Een van zijn leraren, lang geleden, schreef  over hem dat hij “doodgewoon” was. Een “doorsnee  leerling”. Maar hij gaf wel toe dat Toon  best “een goede missionaris” zou worden. Dat is ook gebeurd. Toon heeft een  heel “gewoon” missionarisleven geleid.  Geen  pauselijke of koninklijke onderscheidingen. Maar gewoon jaren en jaren in Afrika leven en werken zoals zoveel van zijn medebroeders. Geen pretenties. Maar gewoon hart hebben voor de mensen. Geen hoogvliegerij en grootse theorieën. Maar gewoon, eenvoudig en eerlijk het evangelie proberen door te geven. Geen opschepperij. Maar gewoon genoegen beleven aan het werk van je handen: En zo van de ene benoeming naar de andere. Jaar in jaar uit. En nu dan tenslotte  de “benoeming voor de eeuwigheid”.

 

We gunnen het hem van harte en begeleiden hem met ons gebed.

 

Preek.

 

We vonden het toentertijd eigenlijk heel gewoon dat   dorpen als Schalkwijk en Houten zoveel missionarissen  voortbrachten. Net zoals hun familieleden en buren waren de ouders  van Toon hardwerkende mensen met grote gezinnen en met een eenvoudige, diepe gelovigheid. Het werd gewoon gevonden dat zulke families, die parochies, die kerkdorpen missionarissen opleverden: Van Bentums, Goesen, Vernooys, Miltenburgs, van Oostroms….: Jonge mannen en vrouwen, die weg trokken van hun ouderlijk huis, weg van ouders, broers en zussen, weg van het vertrouwde werk op het  land of in de boomgaard. En dan bij voorbeeld naar Afrika trokken: naar een vreemd  en ver werelddeel. Eigenlijk was dat toch wel bijzonder: Want wat wisten  ze   eigenlijk  van Afrika af: in die tijd vóór internet en TV ? 

En  toch vonden die Katholieke gemeenschappen dat wel een eer – dat uitzenden van hun jonge mensen- maar tegelijkertijd ook vrij gewoon . Maar wat bezielde die mensen dan toch ? Wat bewoog ze daartoe: Zowel hen die hun zonen en dochters, hun broers en zussen opgaven en lieten gaan, als degenen  die wegtrokken. ?  Jezus zegt : “Dat  was omwille van mij en het Evangelie”. En dat klopt ook wel. Het was een vreemd soort liefde voor Hem en voor zijn boodschap. Maar ook een onverklaarbare liefde voor die verre, onbekende mensen in Afrika, die kennelijk toch de moeite waard gevonden werden om er alles voor op te geven.

 

mosaiek WP Pau, Frankrijk

En zo werd Toon’s oudere broer, Kees, Witte Pater. Hij stierf jong.Al in 1944. In Zambia: ver van huis en haard.  Drie jaar daarna verbond ook Toon zich voorgoed aan diezelfde gemeenschap van  Missionarissen van Afrika. In 1948, volgde zijn priesterwijding en vertrok hij naar Tanzania: naar de Waha-stam  aan het Tanganyika meer, in het bisdom Kigoma. Naar de missie dus. Gewoon. Net zoals zoveel andere missionarissen.

 

Gewoon ? Het is maar wat je gewoon noemt. In ieder geval blijkt dat wat op eerste gezicht heel “gewoon” lijkt vaak kwaliteit heeft. En misschien bij nader inzien helemaal zo gewoon niet is. “Eenvoud is kenmerk van het ware”. In gewoonheid schuilt vaak degelijkheid, betrouwbaarheid en diepte. Toon had die eenvoud, die waarachtigheid en die eerlijke betrouwbaarheid.  Zijn diepe geloof had hij van thuis meegekregen.

 

Hij was een “doorsnee  missionaris” in de zin dat hij geen intellectueel was. Zelf zegt hij; “met een gezond boeren verstand kom je een heel eind”.  Maar hij zwoegde wel op zijn studies, bereidde goed voor wat hij wilde overdragen in preek en instructies en leerde de taal van de Waha grondig.

 

Hij was een gewoon missionaris, want zoals verreweg de meeste van zijn medebroeders had hij hart voor zijn mensen. 46 jaar lang zette hij zich in voor de Waha.

 
Hij begon in Kasumo; Ver weg . In een achtergebleven gebied. Er was in de wijde omtrek net één schooltje met twee klassen.  Toon was vaak bij de  mensen in hun hutten en dorpen te vinden. En hij werkte hard. Pionieren. En na een aardbeving weer opnieuw beginnen. Maar Toon taalde nergens anders naar. Hij kon het met zijn collegas en met de mensen uitstekend vinden. Met sommigen, zoals met Toon de Jong, sloot hij vriendschap voor het leven.

 

foto Memisa

Als iedere gewone missionaris deed hij  wat voor handen kwam. Bidden met de mensen en preken, doop voorbereiden  en katechese geven: Dat vond hij het “echte missiewerk”. Maar  in feite pakte hij alles aan wat gedaan moest worden. Al doende leerde hij stenen bakken en bouwplannen maken, metselen en bouwen. Hij werd  timmerman en tuinman. En hij deed het allemaal met plezier. “Ik vind het hier ideaal”, schrijft hij: “Werk en nog eens werk”.

 

Na Kasumo volgde overplaatsting en werd hij  pastoor en overste: “Hoe  ze me overste hebben kunnen maken; daar ben ik nog steeds niet achter gekomen. Ik had het zo goed naar mijn zin in de bush.  Als tweede op de post. Desnoods als vierde of vijfde !!!”.Hij stichtte de missie van Kiganza. Na drie jaar hard werk zegende de bisschop de nieuwe kerk in.

Toon verwachtte nu wat meer tijd voor  het  “echte missiewerk” te krijgen. En wat te genieten van het resultaat van zijn arbeid. Maar  drie dagen na de inzegening werd hij elders benoemd. Hij zal wel gemopperd hebben. Maar hij ging. En vertelde er later met humor over. En met geloof: “Onze lieve Heer zal wel gedacht hebben: aanstond gaat Toon nog wat van zichzelf denken !!! Laat ik hem maar tijdig weghalen. Want ze gaven zo hoog op van mijn gebouwen in Kiganza.  De Bisschop incluis”.

 

de grond bewerken..

Jarenlang werkte hij ook in de missies van Muhinda en Mulera en elders.  “Gewoon”: het werk dat een missionaris doet. Midden onder zijn “chers Waha = zijn beminde Waha”. Hij had familie en land opgegeven. Maar hij kreeg  het beloofde honderdvoud terug: in de hartelijkheid, de waardering, het vertrouwen van de mensen: Van jong en oud.  Van mannen en vrouwen.Zij werden zijn  Afrikaanse familie. Zijn zwarte broers en zussen en kinderen.  Honderdvoud ?  Duizendvoud !!!

 

En toen was het op. Afscheid nemen valt zwaar. Daar weet elke gewone missionaris van mee te praten. Maar het is niet goed om te blijven rond hangen als het tijd wordt om op te stappen. Anders loop je anderen tenslotte voor de voeten.

En dus kwam Toon in 1992  voorgoed terug naar Nederland. Hij werkte nog een paar jaar  als bejaardenpastor in Eindhoven. Toen op rust in Vaassen en  Heythuysen.  Met Johan in de timmerwinkel. Bij de kippen in de boomgaard. Een gewone,oude missionaris, die dankbaar en met voldoening  terugkijkt op zijn leven. Op dat gewone missionarisleven.

"Gewoon ???" Kom er maar eens om ! Een oude missionaris:  dankbaar ook voor de vriendschap, die hij ontmoet. Dankbaar voor de verzorging, die hem goed doet.

 

Nog 12 goede jaren in de rustige, gelovige wetenschap, dat God, die  Jezus van de doden heeft opgewekt,ons allen evenals Jezus zal opwekken.



Moge het eeuwig leven, de “benoeming tot de eeuwigheid”zijn deel zijn.


Piet Kramer m.afr.
Provinciaal

 

kijk op Vastenactie....

Webmaster-NL

Vorige pagina