UITVAARTDIENST VAN CAREL SWENNEN M.Afr.
(Broeder Koenraad)

Gehouden op Allerzielendag 2 november 2005
in Huize "Sint Charles" van de Witte Paters te Heythuysen
door Pater Piet Kramer, Provinciaal.

Beste familie, vrienden, verzorgers en verzorgsters, vrienden en medebroeders van
Broeder Carel Swennen, Broeder Koen.

We zijn bijeen gekomen op deze Allerzielendag om afscheid te nemen van een markante persoonlijkheid die velen dierbaar was. Een boeiend en werkzaam leven is voorbij. Dankbaar staan we daar bij stil in deze viering.

Dankbaar aan het gezin waar hij uit voortkwam en dat hem afstond om missionaris te worden.
U, zijn zus, broers en schoonzussen, neven en nichten zijn hem trouw gebleven met uw durende belangstelling en warmte. Dankbaar voor het vele goede werk dat hij verzette in dienst van het evangelie.

Wij allen weten van zijn pionierswerk in de drukkerij van Kipalapala. Toen hij dat werk overdroeg en naar Nederland terugkwam was hij ondanks zijn toenemende beperktheden nog bezig met boekbinden en in de archieven. Dankbaar voor wat hij bijdroeg aan de gezelligheid in onze gemeenschappen.

Na Boxtel en Leidschendam kwam hij tenslotte terecht hier in Heythuysen. Aanvankelijk was dat wennen: Hij bromde dat hij het gevoel had in het buitenland terecht gekomen te zijn. Er wordt hier inderdaad geen Swahili of Rotterdams gesproken.

Maar dat veranderde door de liefdevolle toewijding en het grote respect waarmee hij hier verzorgd en verpleegd werd. “Twee honderd procent beter dan elders” vond zijn zus. De dokter maakte er drie honderd procent van. Dank dus aan wie hem verzorgden en verpleegden.

We hopen dat hij nu in het vaderhuis aangekomen is. En mag leven in de kring van zijn Meester en Broeder, Christus. We begeleiden hem biddend op zijn laatste reis. En nog eenmaal horen we over het getuigenis van heel zijn leven onder ons . Om er ons voordeel mee te doen. Maar nu roepen we eerst Gods erbarmen over hem en over onszelf af.

Hier volgt nu de Homilie:

COENRAAD

Toen Carel op 8 september 1943 zijn tijdelijke missionaris-eed aflegde was het nog gebruikelijk dat de broeders een kloosternaam kregen. Carel koos voor een obscure Fransiscaanse heilige: Coenraad van Parzham. En levenslang had hij een klein beeldje van die bedelmonnik op zijn kast staan. Waarom die keuze ? Omdat die Coenraad een broeder was !!

In een van zijn brieven beschrijft Carel zijn roeping als volgt :
Onze lieve Heer heeft me bij de kraag gepakt en me de edele stiel van boekbinder toevertrouwd”. “Bij de kraag gepakt”. Hij had thuis een diep godsdienstige opvoeding genoten.

Maar zijn weg was allereerst die van een vakman geworden. Toegewijd en kundig een vak uitoefenen is overigens ook een roeping . Op de ambachtsschool leerde hij timmeren en schilderen. En hij haalde goede cijfers: Allemaal zevens en achten. Daarna ging hij in Rotterdam gewoon aan het werk.

ROEPING

Pas na een paar jaar greep onze lieve Heer in en voelde Carel dat hij missionaris moest worden. Broeder missionaris wel te verstaan. Hij had een helder verstand en een paar goede handen en die wilde hij gebruiken in dienst van het evangelie.

Aanvankelijk werd hem-evenals de andere kandidaat broeders- gevraagd om huis-tuin en keuken baantjes op te knappen. Hij vond dat frustrerend. Maar de
onderdanige zoon in Christus”, zoals hij zichzelf aanvankelijk betitelde in zijn brieven, besefte dat hij toch maar beter kon gehoorzamen.

BENOEMING VOOR AFRIKA

Maar na zijn eeuwige eed (op 27 september 1949) werd hij benoemd voor de pas opgerichte “Tanganyika Mission Press” in Kipalapala bij Tabora in Tanzania en kreeg hij de kans om een nieuw vak te leren. Hij greep die kans met beide handen aan.

Samen met de broeders Damiaan van Doorn en Aufridus van Aalderen bekwaamde hij zich in alles wat nodig was om die drukkerij van de grond te krijgen en tot een sukses te maken. Zijn specialiteit werd de boekbinderij: Hij kreeg de leiding van de afdeling die de tienduizenden bijbels, schoolboeken, werken over spiritualiteit, verhalenbundels en catechismussen bond en klaar maakte voor verspreiding. Een even authentieke manier om het goede nieuws te brengen dan zondagse preken afsteken en les geven aan doopleerlingen.

Carel leidde al gauw ook mensen op en werkte samen met hen: Met Nederlandse vrijwilligers en Afrikaanse krachten. En sinds 1974 ook met Afrikaanse broeder monniken van de abdijen van Peramiho en Hanga. Hij had ze zelf aangetrokken want in 1972 was hij tot directeur benoemd.

DIRECTEUR

Voordat hij in 1992 de drukkerij aan die Benedictijnen overdroeg had hij ze getraind en geleidelijk aan verouderde machinerieën door nieuwe vervangen. Vaak met financiële hulp van familie en vrienden.

Toen
na 47 jaren vruchtbare arbeid- besloot hij in 1992 om definitief naar Nederland terug te keren. Je moet mensen niet voor de voeten lopen maar vertrouwen dat ze het werk kundig zullen voortzetten”. “Einde van een tijdperk” schreef hij. Maar het geschonken vertrouwen bleek terecht: Het werk ging door.

Op een monumentje voor de drukkerij staan alle namen van de pioniers gebeiteld: ook de zijne. En toen Carel nog een keer als gast terug kwam, had de broeder Benedictijn,die nu directeur is, zijn kamer voor hem ingeruimd. Broeder Carel moest thuis komen in zijn eigen kamer. De broeders monniken dragen hem nog altijd op handen en hielden contact.

Hoofdgebouw van de Tanzanian Mission Press in Kipalapala. Foto uit de Annalen van de Witte Paters, 1953

TERUG IN NEDERLAND

Eenmaal terug in Nederland kon Carel dus met voldoening terug zien op die lange jaren in Kipalapala. Hij was volop en volledig missionaris geweest. En hij was zich daarvan bewust. Voor hem was een Broeder evenzeer missionaris als een priester.

Toen het aantal kandidaten voor de roeping tot broeder missionaris terug liep schreef Carel in 1966 een forse brief naar zijn oversten. Hij was toen inmiddels niet zo onderdanig meer. Maar mondig. Met humor beschrijft hij wat veel katholieken volgens hem over Broeders dachten:
Het woord broeder heeft een slechte klank. In veler opinie is een broeder een dommekracht die vooral gebruikt wordt om aardappelen te pitten, het altaar te versieren, de kloostergangen te vegen. En als er dan ook paters zijn dan mag je ook nog hun schoenen poetsen”.

Zo erg was het bij ons niet. Maar Carel had toch ook dat vooroordeel gevoeld in eigen kring. Zo moest de directeur van de drukkerij om een of andere duistere reden altijd een priester zijn. Toen er geen opvolger kon gevonden worden onder de priesters om die functie over te nemen werd Carel dan ook slechts “waarnemend directeur”. En pas jaren later directeur. Dat deed zeer. Niet vanwege de titel. Maar vanwege het vooroordeel en de miskenning van bekwaamheden en kundigheid.

In zijn brief stelt hij dan ook voor om de naam broeder maar te vervangen door
diaken. Nou: dat is kerkrechtelijk natuurlijk niet haalbaar. Maar met vooruitziende blik suggereert hij ook dat het arbeidsveld van de broeders zal gaan veranderen.

BROEDER OF PATER: GEMEENSCHAPPELIJKE ROEPING

Broeders, meende hij terecht, zouden al het werk moeten kunnen doen waarvoor geen priesterwijding nodig is. Hij dook in de archieven en haalde in diezelfde brief het kapittel van 1957 aan. Dat verklaarde dat: "Broeders en Paters een gemeenschappelijke roeping hebben en allen allereerst volledig lid van de Sociëteit zijn. en missionaris van Afrika." Binnen die gemeenschappelijke roeping verrichten priesters en broeders deels verschillend dienstwerk.

Carel stelt dan heel consequent een meer gezamenlijke vorming voor : Allen die zich bij ons willen aansluiten moeten allereerst gevormd worden als
missionarissen van Afrika, vond hij. De keuze om als priester of als broeder missionaris te zijn komt later. En Pater Volker, onze vroegere algemene overste, aanhalend schrijft hij dat Broeders dan ook ingezet moeten kunnen worden voor alle werk waarvoor geen wijding nodig is.

GESCHIEDENIS

Carel verdiepte zich levenslang graag in de geschiedenis van de Sociëteit. In een andere, zeer uitgebreide brief aan een kapittel citeert hij dan ook Kardinaal Lavigerie, onze stichter. Die vond al dat "aan de broeders naast het bouwen en de zorg voor tuinen en boerderijen ook het economaat, de directie van scholen en seminaries, van weeshuizen en catechumenaten, de opleiding van vakmensen, de zorg voor de zieken…. moest worden toevertrouwd. En dat ze daartoe de noodzakelijke opleiding moesten krijgen." De kardinaal legde dat ook vast in zijn regels.

In de laatste kapittels krijgen, naast onze pastorale bezigheden, ook de zorg voor gerechtigheid en vrede en voor het milieu en de dialoog met de Islam en andere Afrikaanse godsdiensten aandacht . De zogenaamde nieuwe prioriteiten van onze Sociëteit.

Voor die taken is geen wijding nodig. Carel had dus een
vooruitziende blik. Als we die prioriteiten inpassen in ons werk dan zou er meer aandacht moeten komen voor het aantrekken van broeders. Daar bleef Carel op hameren. Laatste foto van Carel Swennen, genomen in Heythuysen op de Jubilarissendag 29 juni 2005

In feite is dat alles helemaal in lijn met het evangelie. Jezus legt zelf sterk de nadruk op dienstvaardigheid. Niet op waardigheden en klerikale privileges !!! Jezus kent zijn leerlingen geen enkele titel toe. Hij kent geen hoogeerwaarde Paters en Monsignori:
“Laat niemand onder u vader noemen”, zegt Hij “U hebt maar één vader: de Vader in de hemel. En laat u geen meester noemen, want U hebt maar één meester: de Christus. En allen bent u broeders.”

In diezelfde geest schreef Paulus “God heeft U allen bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon. Opdat deze de eerste zou zijn onder vele broeders”. "En zusters" voegt de nieuwe vertaling daar terecht aan toe Menige broeder onder ons heeft van die zinnen de spiritualiteit gemaakt waaruit hij leeft.

Maar het is gezegd tot ons allen: Mannen en vrouwen die Christus willen volgen vormen een gemeenschap van broeders en zusters met verschillende taken maar met eenzelfde waardigheid..

Carel is voor dat ideaal opgekomen. Tot het laatst aan toe kon hij nog warm lopen voor die gelijke roeping tot dienstbaarheid onder ons. Heftig soms. Altijd recht door zee als recht geaarde Rotterdammer.

Daarom wilde hij ook begraven worden in de Arabische pij en mantel, de kleding die we gemeenschappelijk droegen. Maar met aan zijn grote rozenkrans, onze halsketting, het zwarte kruisje: eigen aan de broeders.

Moge hij leven in het vaderhuis; in de kring van alle broeders en zusters, die ons zijn voorgegaan. Met de verrezen Heer Jezus in hun midden. Hij: die de eerstgeborene uit de doden is en de eerste van vele broeders en zusters.

Amen.


Webmaster-NL

Vorige pagina