Laus in 1964 Laus 10 september 1979 Op donderdag 29 september, feest van de Engelen Michaël, Gabriël en Raphaël, droegen we Laus naar zijn laatste rustplaats, onder het zingen van het "In Paradisum deducant te angeli... : mogen de engelen je begeleiden naar het paradijs... een stoet van engelen zal je ontvangen in het hemelse Jerusalem waar je eeuwige rust zult vinden..."

Inleiding
.

Hartelijk welkom broers en zussen, neven en nichten, medebroeders en verzorgsters, vrienden en kennissen van Pater Laus Doedens. Een moeizame kruisweg is volbracht. Na vijf lange jaren van machteloosheid is Laus uiteindelijk gestorven. Velen van U hebben regelmatig rondom zijn bed gestaan met verdriet en met vragen naar het waarom van menselijk lijden. Nu staan we nog een keer rondom hem en wensen hem rust en vrede toe. En Gods ontferming.


De eerste lezing

is genomen uit de brief van de apostel Paulus
aan de Christenen van Corinthe.
(1,Cor.1,17-25. 2,1-4.)
...wij verkondigen een gekruisigde Christus..
Broeders en zusters,
Christus heeft mij gezonden
om het evangelie te verkondigen.
En dat niet met mooie woorden.

Die doen het kruis van Christus geen recht.
Want de boodschap van het Kruis is dwaasheid voor velen.
Maar God heeft besloten hen die geloven te redden
door de dwaasheid die wij verkondigen:
Veel mensen verwachten wonderen
en anderen zoeken wijsheid.

Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus:
voor de meesten een ergernis en voor anderen dwaas.
Maar voor wie geroepen zijn is Christus’ leven en sterven :
God ’s kracht en Gods wijsheid.
Want de dwaasheid van God is wijzer dan mensenwijsheid
en de zwakheid van God is sterker dan mensenkracht…..

Toen ik bij U kwam
om U het geheim van God te verkondigen
gebruikte ik geen hoogdravende of geleerde woorden.
Ik wilde U geen andere kennis brengen
dan die over Jezus Christus, de gekruisigde….

De boodschap die ik verkondigde
overtuigde dan ook niet door knappe argumenten
maar bewees zich door de kracht van de Geest.
Want uw geloof hoeft niet op mensenwijsheid te steunen
maar op de kracht van God.


De tweede lezing

is genomen uit het Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus. (Mc.9,30-32 en 10,32-34).


Jezus en zijn leerlingen trokken door Galilea.
Ze waren onderweg naar Jerusalem.
Jezus ging voor hen uit.
Hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam
want hij wilde zijn leerlingen onderrichten.

Zij waren ongerust
en de mensen die hem volgden waren bang.
Hij vertelde hen openlijk wat hem te wachten stond:

“We zijn nu op weg naar Jerusalem.
Daar zal de mensenzoon in de handen vallen
van de opperpriesters en wetgeleerden.
Zij zullen hem ter dood veroordelen
en hem uitleveren aan de Romeinen.
Ze zullen hem bespotten en bespuwen.

Ze zullen hem geselen en doden.
Maar drie dagen na zijn dood zal hij opstaan uit het graf ”.
Ze begrepen niet waar hij het over had.
Maar durfden Hem ook niet om uitleg te vragen.

Dit is het Woord van de Heer.


Homilie door Piet Kramer m.afr.




Preek.
Een week voordat Laus stierf waren Henk van de Paverd, de overste van Sint Charles hier, en ik bij hem. Henk zei:”We gaan afscheid van hem nemen”. We hebben hem toen verteld dat het einde nabij leek.

En ik praatte wat over vroeger: Over de kano in het Noord Hollands Kanaal waar ik soms als buurjongen in mee mocht. Hoe Laus en ik samen naar Heiloo fietsten op de dag dat zijn moeder na een lange ziekte stierf. We zaten toen ontredderd met zijn broers en zussen rondom haar bed in het ziekenhuis.

Een paar jaar na hem vertrok ook ik naar het seminarie van de Witte Paters. Gert heeft me toen nog Latijnse bijles gegeven in een kamertje in de nok van het grote huis naast de timmermanswerkplaats.

Laus had ook een tijdje lang de manie om voor dag en dauw te willen zwemmen. Dan haalde hij me mijn bed uit en doken we klappertandend in zee. En dan weer gauw terug; op tijd voor de vroegmis. Ooit kregen we bijna een bekeuring: We hadden onze kleren wederrechtelijk veilig in het verboden duin gelegd. Terwijl de agent ons een uitbrander gaf en zijn boekje te voorschijn haalde trok Laus langzaam zijn kleren aan. Toen hij het priester-boordje omdeed was er van bekeuren plots geen sprake meer!

Ik zie zijn tweelingzus, Janie, nog met een rood hoofd uit het lof komen. Want Laus had voor het eerst het kerkorgel bewerkt. Zijn overste schreef toentertijd “Hij speelt orgel en oefent met ijver omdat dat van nut kan zijn voor een missionaris. Maar hij brengt zonder blikken of blozen nog steeds de meest hartverscheurende geluiden voort ”. Daar kwam overigens mettertijd wat verbetering in.

Ik was ook aanwezig bij zijn eerste Mis. Trien lag toen op bed in de zaal van de pastorie waar het feest gehouden werd. In Oeganda kwamen we elkaar weer geregeld tegen. En tenslotte in de laatste vijf jaren: aan zijn ziekbed.

Ik besefte die laatste keer dat we eigenlijk alleen nog maar aan hem dachten als aan een machteloze zieke. En dat we dreigden te vergeten dat hij een goed, rijk leven achter zich heeft.

Meer dan veertig jaar missiewerk in Oeganda. Daar is Laus gelukkig geweest en heeft er veel voldoening gevonden in het werk dat hij deed:
Zorg voor de kleinen, en een aandachtig oor voor de jeugd.
Hij begon in een verre "bush parochie": Kakindu. Later was hij ook pastor in Nkozi en Mitala Maria. Na een langdurig ziekteverlof, waarin hij kapelaan was in Liempde bij Boxtel, keerde hij weer naar Oeganda terug: als pastor in Buyege, Bukalagi en Vumba.

Laus deed dat pastoraal werk graag. Want hij was priester met overtuiging en hij hield van de mensen. Die noemden hem vertrouwelijk Father Kato: de naam die aan de jongste van een tweeling gegeven wordt.
Hij was ook jarenlang godsdienstleraar in de ambachtscholen van Kisubi en Mbarara, in het seminarie van Nyenga, in de kweekschool van Nkozi en de verpleegsteropleiding van een groot missieziekenhuis in Kampala.

Laus was een gedegen werker en een open man. Hij bleef lezen en studeren. Hij volgde tussen alle werk door met succes een cursus bijbel en theologie aan de Makerere universiteit en behaalde het diploma.

Hij had dan ook altijd zijn soms kritische praatje klaar: over ontwikkelingen in de kerk. Over de politiek in Oeganda. Over het soms harde lot van de mensen….. En je bracht hem niet gemakkelijk van zijn à propos.

Laus heeft met de mensen ook de harde tijden meegemaakt onder het bewind van Amin. Tijdens de burgeroorlog daarna, in 1979, moest hij met staf, leerlingen en verpleegsters van kweekschool en ziekenhuis vluchten terwijl school en ziekenhuis leeg geplunderd werden. Maar zijn hoop op betere tijden voor Oeganda en zijn geloof in het komen van het Rijk van vrede en gerechtigheid in onze wereld is een terugkerend thema in zijn brieven.
Op weg naar het Victoriameer met de boot.Foto genomen voor het seminarie waar Laus les gaf.
Laus kon ook genieten. Hij hield van muziek. Hij bracht veel vrije tijd door in zijn boot op het Victoriameer. Dat was niet altijd ongevaarlijk. Zijn vriend Jan van Kessel kwam met twee zusters om in de golven. Maar het avontuur en de visvangst bleven trekken. Op zijn kamer prijkten de trotse foto’s van vangsten van enorme nijlbaarzen.

En toen kwam daar een plotseling een einde aan. Zijn kruisweg begon. Vijf lange jaren van machteloosheid waarin hij nauwelijks meer kon reageren op de mensen rondom zijn bed. Want zij bleven komen: zijn familie, de verzorgsters van “St. Charles”en “Hornerheide”,die hem toegewijd verpleegden, zijn medebroeders en vrienden, de verzorgster die met haar kindertjes liedjes voor hem zong, soms een bezoeker die in Luganda tegen hem kon praten….

Ik stond aan zijn bed kort nadat ik terug kwam uit Afrika. En ik wist er in het begin geen raad mee. Ze hadden gezegd; “Je kunt met hem bidden”. Maar ik dacht: “Als ik in zijn plaats was dan had ik met God nog wel een appeltje te schillen. Hoe zou ik me voelen als iedereen dan maar wat weesgegroetjes over me heen zou storten”.

Maar ik had ongelijk. Toen ik het een keer toch maar aan Laus voorstelde probeerde hij zijn handen te vouwen. Zijn geloof en zijn vertrouwen waren blijkbaar sterker dan het mijne. Hij vouwde zijn handen en beaamde zo ons bidden.

Wat we tot hem zeiden drong ook kennelijk door. Hij reageerde erop: Toen ik hem vertelde dat mijn moeder, zijn buurvrouw, overleden was begon hij te huilen. Hij klaarde op als er gezongen werd, als er luganda gesproken werd. Wanneer ik hem over ons leven vertelde knipte hij licht met zijn oogleden als ik hem vroeg of hij me verstaan had.

Was zelfs dat stuk van zijn leven toch zinvol ? We vroegen het ons af als we voor hem baden om verlossing.
We vroegen ons af: “Waarom ???” Vragen waar geen pasklare antwoorden op zijn. Het is waar dat
hij juist in zijn machteloosheid het goede in mensen rondom hem wakker riep:Zorg. Meeleven. Trouw. In mij ook geloof.

Was zijn lijden daarom zinvol ? We erkennen ook wel dat onze wereld nog meer zou verharden als mensen in ons midden niet langer onze zorg en medeleven, onze liefde zouden opwekken. Maar welk een prijs wordt er voor dat meeleven, die zorg dan betaald ? Dat lijden en sterven horen bij de sterfelijkheid van ons bestaan is ook waar. Maar ook dat inzicht biedt weinig troost. En zo blijven de vragen. En zijn er hoogstens wat vermoedens van antwoorden.

Midden in het Christendom staat het Kruis geplant. Paulus zegt dat hij “niets anders preekt dan Christus. En Christus gekruisigd” (1 Cor.2,2). Het Christendom is duidelijk geen godsdienstige supermarkt waar je alles krijgen kunt naar wens. Het is geen reisbureau voor Luilekkerland. Geen wondertjeskraam.
Het Evangelie bestrijdt armoede en onrecht maar belooft ons geen aards paradijs. We vragen wel in vertrouwen om hulp in onze nood. Maar de ervaring leert dat die hulp zelden komt op de manier die wij wensen.

Jezus zelf bad om uitkomst in de hof van olijven. Maar hij moest zijn kruis dragen en zo de dood ondergaan. Hij, toch de welbeminde zoon van God, werd blijkbaar niet verhoord, ontsnapte niet aan ons mensenlot, maar vereenzelvigde zich met ons lijden. Hij deelde met ons zelfs het bijna wanhopig gevoel van godverlatenheid dat ook ons kan overvallen als lijden ons treft:”Mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten? ”.


Gedoopt voor het Leven...en gezegend. Eén
met ons en één van ons:Onze broeder tot in de donkerste uren van menselijk leed en onze dood toe. Toen Jezus aankondigde dat hij zo zou lijden en sterven begrepen zijn leerlingen er niets van. Ze waren bevreesd en verward. En dat herkennen we. Ook wij willen er niet aan: aan lijden en dood. Juist dáárom - om ons dan nabij te zijn , heeft Jezus het willen delen.
Heeft Laus weet gehad van diepe verbondenheid met Jezus, zijn Broeder, en van diens nabijheid als hij zijn handen vouwde ? Is hij blijven vertrouwen op een God, die onze sterfelijkheid niet opheft, maar die uiteindelijk toch leven schenkt? Door lijden en dood heen ? : dat vertrouwen dat in Jezus overeind bleef: “In Uw handen beveel ik mijn geest”? Wat ging er in Laus om ? Wat betekenden die gevouwen handen ?

Jezus sprak ook herhaaldelijk van verrijzenis. “Ik zal leven” beloofde Hij “En ook jullie zullen leven” (Joh. 14,19). Hij had diep ervaren dat God, die hij Vader noemde, een “God van leven” is. (Mc.12,27) Ook die ervaring wilde Hij met ons delen. En zo ging Hij ons voor: de mensenweg; door lijden en dood heen naar nieuw leven toe. Dat geloof heeft Laus ook door willen geven als missionaris. Het heeft hem hopelijk gesterkt in zijn lange lijden.

Uiteindelijk is geloof misschien een houding
waarin we meer vertrouwen op Jezus’ godservaring
dan op onze eigen twijfels.
Overgave.
Ondanks onze onbeantwoorde vragen;
toch vermoeden van zinvolheid
en toch een koppige hoop op leven.

Piet Kramer
Provinciaal

gedachtenisprentje: open hier
Open hier voor andere fotos van de uitvaart.
Open hier voor fotos uit Oeganda.

Webmaster-NL

Vorige pagina