Levensbeschrijving van de Missie Periode (1965-2006) van

Marien van de Eijnden m.afr. in Tanzania.

Eind 1965 ben ik voor het eerst -als jong gewijd priester - naar Tanzania vertrokken. Eerst moest ik de swahili taal leren; en datzelfde jaar óók nog het dialect dat in het Bisdom Kigoma (waar ik benoemd werd) gesproken wordt: het "ki-ha". Na enige jaren in het basisapostolaat in verschillende parochies gewerkt te hebben, heb ik acht jaar (van1969-1978) de leken bewegingen geanimeerd. Dat vereiste veel reizen en trekken: het bisdom is iets groter dan Nederland.

Het boeiende van dit werk was dat ik in contact kwam met volwassenen en jongeren die wat meer voor hun gemeenschap wilden doen. Het was toen ongeveer tien jaar na de onafhankelijkheid van Tanzania (09.12.1961) en enige jaren na het Vaticaanse Concilie. Er was in de kerkgemeenschap van alles in beweging.

Godsdienstleraar

Eind 1978 werd ik leraar Godsdienst en Engels op het Klein Seminarie te Ujiji, de plaats waar Stanley Livingstone ontmoette. Het is nu hart verwarmend om oud-studenten te ontmoeten, vooral hen die priester geworden zijn. Ik werkte als een paard om in de loop van het jaar daarop het wat gemakkelijker te hebben.

Maar op het einde van datzelfde schooljaar (januari tot december 1979) vroeg de Provinciaal van de Missionarissen van Afrika of ik de "roepingen animatie" voor onze sociëteit van Witte Paters in Tanzania en Kenia op wilde zetten. Ik bezocht hiervoor de hogere klassen van de middelbare scholen en enige universiteiten. Dat was óók het begin van studenten clubjes, die ook nu nog steeds actief zijn

Op den duur, wanneer er jongeren waren die zich wilden aanmeldden, en in ernst hun vorming wilden beginnen, bezocht ik hun ouders, leraren and pastores. Zo kwam ik weer in contact met volwassenen en jongeren die in de samenleving van dorpen en streken een grotere rol spelen. Ik ontmoet nu (2006)Tanzaniaanse collega-Witte Paters, die geleefd en gewerkt hebben in Malawi, Congo, Mali, Ghana, zelfs in de Filippijnen, waar de Witte Paters een opleidingshuis hebben…

Enige van hen beginnen nu - als priester of als broeder - een verantwoordelijke rol te spelen in onze Sociëteit van Missionarissen. Dat geeft me een gevoel van "vader zijn", zelfs "grootvader’’…..!

Roepingenpastoraat

In Tanzania werken ongeveer 25 missiesociëteiten, congregaties en ordes elk met een "roepingen pastor". Eenmaal per jaar kwamen wij enige dagen bijelkaar om ervaringen uit te wisselen en bij te scholen.

Als voorzitter van deze groep kreeg ik in 1985 het idee om - samen met meer "uitdrukkelijke" missionaire groepen - een "Nationale Missie bewustwordingscommissie" op te zetten. Via de provinciaals en de bisschoppen kregen we hier toestemming voor, en konden we deze Commissie opzetten en leven inblazen. En nu - na 20 jaar - is deze Commissie zich aan het integreren in de Bisschoppen Conferentie van Oost Afrika. Dit is een moeizaam proces, want Tanzania staat dan niet meer alléén, en de bisdommen van ieder land hebben het hierin graag voor het zeggen....

Terug naar Nederland

Na 6 jaar, in 1986, vroeg men of ik dat werk ook in Nederland wilde doen! Een totaal andere situatie, een boeiende ervaring maar zonder enig resultaat. Geregeld liep ik tegen het zgn. “Samuel effect” aan: sommige jongeren hadden wel iets gehoord over "roeping" en wilden hierop ingaan, maar men had hen gezegd: ‘Ga maar weer slapen’ (zoals de oude Eli tegen de jonge Samuel zei, toen deze dacht door God geroepen te zijn: zie het Oude testament, boek 1 Samuel, derde hoofdstuk.)

Mijn werk in Nederland duurde maar 4 jaar: er kwam géén respons…Terug in Tanzania in 1990 werd ik directeur van ons "Swahili Taalcentrum" met medebroeder Kees Akkermans als manager. Er zaten ook enkele Tanzaniaanse leraren in de staf, om de woordenschat in het Swahili op te bouwen, en de zgn. "conversatie groepjes" te leiden.

Ikzelf gaf de grammatica, en heb die op de computer gezet. Het was een goede gelegenheid, om de hele grammatica óók op de computer te krijgen en op die manier alle materie weer te herzien. Elke dag gaf ik ook een inleiding over de gebruiken, gewoonten en de sociale economische geschiedenis van het land, zodat men de taal ook in deze context kon leren.

De laatste 10 jaar (van 1996 tot 2006)  werkte ik in het basis apostolaat in Kaliua met ongeveer 100.000 inwoners, waarvan 10 duizend katholieken, 10 duizend van andere christelijke kerken, 22 duizend moslims en de rest (58.000) lid van de traditionele godsdienst. Er is dus genoeg gelegenheid voor allerlei vormen van ‘dialoog’!

Het blijft een tijd van overgang

We gaan van een "devotioneel christelijk" leven naar een meer bewust christen-zijn: bijv. sommige herders (pastores) worden verrast, wanneer een "schaap" hen gaat bijten. Of vrouwen worden zich meer bewust van hun mogelijkheden, rechten en plichten. Ze beginnen ook voor zich zelf op te komen. Vele mannen worden dikwijls hierdoor onaangenaam overvallen en moeten ook hún rol bijstellen. En wat is het "rolmodel" voor jongens en meisjes in de christen-gemeenschap?

We leven hier in een streek waar men veel tabak verbouwt, en daar wordt goed geld aan verdiend. Men realiseert zich dat deze markt óók in elkaar kan klappen. Met het gevolg dat men zich moet voorbereiden op een grotere verscheidenheid van gewassen.

Sinds enige jaren zijn er meer politieke partijen. Zo is men ervaring aan het opdoen in de verschillende vormen van democratie, en niet alleen in het maken van programma's, maar ook in het uitvoeren ervan!

Ja, er zijn boeiende ontwikkelingen gaande in de lijn van wat we in het evangelie van Johannes 10,10 lezen: ‘Dat zijn leven mogen hebben en wel in overvloed'. We willen de kwaliteit van het leven verhogen: en dit blijft me fascineren….

Met een leesbrilletje, ‘tanden uit de winkel’ (een kunstgebit!) en een extra kussentje kan ik nog een tijdje voort in Tanzania. We houden de vingers aan de pols om te voelen voor hoelang..?  


23 juni 2005.

Webmaster-NL

Vorige pagina