Reportage uit Congo
Paters houden stand te midden van geweld
in Bunia, Oost Congo.

door Arjen van der Ziel

Uit: Trouw, de Verdieping, juni 2006

Rooms-katholieke paters runnen een missiepost in het chaotische, door oorlog verscheurde noordoosten van Congo. De paters hebben een moestuin, wekken hun eigen stroom op en onderhouden een bibliotheek voor de bevolking. „Je mag het tegenwoordig niet meer zeggen, maar wij brengen hier de beschaving.”

Het is pas negen uur ’s ochtends, maar het begint al warm te worden. Zo’n twintig mensen van hulporganisaties als Oxfam, Artsen zonder Grenzen en de VN-vluchtelingeninstantie UNHCR zijn bijeen voor het dagelijks
veiligheidsoverleg’ in het stadje Bunia, in het noordoosten van Congo.

De hulpwerkers wisselen informatie uit over het strijdgewoel in de regio. „Het is duidelijk waar de rebellen op uit zijn”, zegt een man aan het hoofd van de tafel. „Ze proberen de weg naar de grens af te sluiten. Dit is iets om in de gaten te houden.” Na afloop van het veiligheidsoverleg rijdt pater Salvador Muñoz Ledo terug naar zijn missiepost. De Mexicaanse geestelijke stuurt zijn stoffige jeep langs blauwhelmen van de Verenigde Naties die, met machinegeweren voor de borst, een kruispunt in de gaten houden.

opvang door UNO soldaten van vluchtelingen voor het geweld in Oost Congo Terug op de missiepost wijst Muñoz Ledo op een kaart aan waar de laatste gevechten plaatsvonden. „De VN leken de situatie tot voor kort onder controle te krijgen”, vertelt hij. „Maar de laatste maanden neemt het geweld weer toe. Het schijnt dat ten zuiden van de stad een tovenaar van dorp tot dorp gaat om de mensen voor te bereiden op de strijd.”

Muñoz Ledo runt met vier paters uit België, Duitsland en Frankrijk een rooms-katholieke missiepost in het Congolese provinciestadje Bunia. Het werk is niet ongevaarlijk. De Democratische Republiek Congo was van 1996 tot 2003 het toneel van twee oorlogen, die het leven kostten aan naar schatting drie miljoen mensen. Tegenwoordig is het officieel vrede, maar in het oosten en zuiden van het land woeden nog steeds lokale oorlogen. De strijd rond het stadje Bunia, waar de missiepost ligt, is zo’n conflict.

Ook de paters worden soms geconfronteerd met geweld. Zo zagen ze zich enige tijd geleden gedwongen hun Instituut voor Religieuze Studies te sluiten, nadat de Belgische priester die het leidde, in zijn been was geschoten. „Die confrater is gelukkig niet doodgebloed, omdat het bloeden op tijd werd gestelpt”, vertelt de Vlaamse Witte Pater Lucien Van Wielendaele. „Maar hij was zwaar getraumatiseerd. Hij is nu in België aan het herstellen.”

Van Wielendaele is met zijn 76 jaar de nestor van de missiepost in Bunia. Een tengere, ietwat gebogen lopende man met zilvergrijs haar en een kruis op de borst. Deze Vlaming kwam in 1959 naar Congo, vlak voor de onafhankelijkheid. „De meesten van ons waren toen heel optimistisch”, zegt hij. „We dachten dat de meeste Afrikaanse landen binnen een paar decennia hetzelfde niveau zouden bereiken als West-Europa.” In plaats daarvan zag Van Wielendaele Congo geleidelijk verpauperen. „De mensen zijn weer wild geworden.”

Het gesprek in het kantoor van de Vlaamse pater wordt om de paar minuten overstemd door geraas van buiten. Van Wielendaele drentelt het pand uit. Een aanvalshelikopter van de VN-macht cirkelt boven het stadje. „Dat ziet er niet goed uit”, mompelt hij.

De missiepost is een ommuurd, crèmekleurig gebouw in het centrum van Bunia, vlakbij het zwaar bewaakte hoofdkwartier van de VN. Op een binnenplaats hebben de paters een moestuin met bananen, mango- en avocadobomen. Ook beschikken ze over een watertank en als de elektriciteit uitvalt, wat om de haverklap gebeurt, starten ze een generator op.

De geestelijken houden zich, ondanks de chaos die hen omringt, aan een vast ritme. Ze beginnen ’s ochtends om tien over zes met het zingen van
de Lauden- psalmen in de kapel. Na de mis ontbijten ze samen aan een lange tafel, waarna ze aan het werk gaan. Tegen het einde van de dag melden ze zich weer in de kapel voor de vespers.

Ze bidden voor de Afrikanen ’die nog verwijderd zijn van de kennis van uw Zoon’ en vragen erbarmen voor ’de moslims en alle andere Afrikanen die nog niet het geluk hebben te behoren tot de enige ware kerk van Christus’. Vervolgens kijken ze naar het journaal op de Franse satellietzender TV5 en schuiven om tien voor half acht aan voor het diner. Klokke negen uur gaat de generator uit. „We gaan hier vroeg naar bed”, zegt Van Wielendaele.

Het dagelijks werk op de missiepost bestaat onder meer uit de administratieve en logistieke ondersteuning van zo’n twintig ’confraters’ in de bush. Als pater Muñoz Ledo ’s morgens in het veiligheidsoverleg iets hoort dat van belang is voor zijn medebroeders in de bush, geeft hij het aan hen door.

Verder vieren de paters op verschillende buitenposten de Eucharistie met de mensen. Ze geven religieus onderwijs, werken mee aan de publicatie van een plaatselijke krant, en houden een algemene bibliotheek voor de bevolking draaiende. Van Wielendaele: „Vroeger zeiden we dat wij hier de beschaving brachten. Dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen, maar het is wel nog steeds zo.”

Het is een opvatting die associaties oproept met het koloniale verleden. De
R.K. kerk had tijdens de Belgische overheersing een soort monopolie op onderwijs en gezondheidszorg in Congo, en verwierf grote invloed. Heel veel Congolezen zijn hierdoor katholiek geworden. En de R.K. kerk is een van de weinige instellingen die in het verpauperde, door oorlog verscheurde land nog min of meer naar behoren functioneren.

Toch staat de dominantie van de R.K. kerk in Congo in toenemende mate onder druk. Want rond de missiepost duiken steeds meer nieuwe kerken op: de Vrienden van het Evangelie’, de Geestelijke Strijd’-gemeente, de Kerk van de Levende God’, de Volle Evangelie Kerk’ enz.

De nieuwe kerken houden vaak uitbundige diensten met veel gezang en handgeklap en roepen actief de hulp van de Heilige Geest in om boze geesten te verdrijven. „Gisteren heb ik wéér een nieuwe kerk ontdekt”, zegt de Congolese priesterstudent Sébastien Ndrutsomi. „Het lijkt wel of er elke dag nieuwe kerken bij komen.”

Bunia ligt in N-O Congo, vlak bij de grens met Uganda Ndrutsomi verbleef voor zijn studie twee jaar in Zuid-Afrika. Toen de student onlangs thuiskwam in Congo, kon hij door de gevechten niet terug naar het dorpje waar zijn familie woont. Daarom logeert hij nu bij de paters. Ndrutsomi verbaast zich over sommige gebruiken op de missiepost. „De paters noemen de mis een ’viering’, maar er is weinig feestelijks aan. Het gaat er nog roomser aan toe dan in Rome zelf.

En ze bidden uit gebedsboekjes die beledigend zijn voor moslims, maar ook voor Afrikanen in het algemeen. Toen ik in het verleden in Burkina Faso studeerde, hebben we die boekjes demonstratief verbrand. Ik weiger daar uit te bidden.”

Volgens Ndrutsomi houdt de R.K. kerk in Congo nog veel te star vast aan oude, Europese tradities. „De kerk probeert in feite nog altijd een Europees concept over te planten naar Afrika. Dat werkte vroeger misschien, toen blanke priesters als grote bazen voor hun zwarte gemeenten stonden.

Maar Afrikanen willen tegenwoordig antwoord op hun eigen Afrikaanse vragen. Zo zijn de meeste mensen hier bijvoorbeeld bang voor boze geesten. De kerk kan dat niet langer afdoen als heidens bijgeloof’, zoals nu vaak gebeurt. De kerk moet zich serieuzer gaan verdiepen in de Afrikaanse cultuur. Ze moet met antwoorden komen waar Afrikanen wat aan hebben.”

Lachend gebaart de Congolese priesterstudent naar een muur, waar een foto van paus Benedictus XVI hangt. „Laten we hopen dat hij het zal toestaan.”


Webmaster-NL

Vorige pagina